Beurspromovendi zijn werknemers

Beurspromovendi bij het UMCG moeten gezien worden als werknemers. Dat oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Een belangrijke uitspraak, want de beurspromovendi kunnen nu een claim indienen voor misgelopen loon en andere extra arbeidsvoorwaarden waar werknemers recht op hebben. 

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

hoofdillustratie blauw

Beeld: Rosa Snijders

“Deze uitspraak is opzienbarend”, zegt AOb-sectorbestuurder Donald Pechler. “Het hof bevestigt wat wij al die tijd al vonden: beurspromovendi moeten onder de cao vallen en hebben recht op meer loon, pensioensopbouw en vakantiegeld.”

In eerste instantie kreeg werkgever UMCG gelijk van de kantonrechter. Deze rechter vond dat het opleidings- en onderwijstraject overheerste en van een werknemersrelatie geen sprake was. De promovendi mochten hun eigen promotieonderwerp kiezen, hoefden niet verplicht onderwijs te geven, konden zelf vrije dagen opnemen en hun promotor vervangen. Zij hadden dus best wat vrijheid, aldus de kantonrechter die meeging met het standpunt van het UMCG.

Het gerechtshof ziet dat nu anders. De 44 beurspromovendi die tussen 2016 en 2018 werden aangenomen met een beurs om promotieonderzoek te verrichten, waren wel degelijk werknemer en daarom moet hun promovendus-beurscontract met terugwerkende kracht omgezet worden naar een arbeidsovereenkomst. Het gerechtshof ziet dat ‘de rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van een arbeidsovereenkomst’.

Zo was er sprake van een gezagsrelatie en was het werk ingebed in de organisatie. De promovendi verrichten ‘een zekere tijd productieve arbeid’ en kregen ook betaald. Bovendien moesten ze zich richten op het onderzoeksplan van de groep en in de praktijk betekent ook dat de geschetste vrijheid maar heel relatief is. “Het is interessant dat de rechter niet meegaat met dat wat op papier staat, maar kijkt naar de feitelijke manier van werken binnen de organisatie”, zegt sectorbestuurder Pechler. Door deze uitspraak kunnen beurspromovendi een schadeclaim indienen om zo misgelopen geld terug te krijgen. Het gaat dan om loon (beurspromovendi verdienen elke maand minder dan diegenen die in dienst zijn), vakantiegeld, een eindejaarsuitkering en pensioenopbouw. In augustus zal duidelijk worden hoeveel geld de promovendi krijgen.

Tweederangs

De uitspraak in deze zaak is belangrijk voor een andere groep beurspromovendi, namelijk die aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Zo’n 1500 beurspromovendi doen of deden daar promotieonderzoek op een beurscontract. “Hun situatie verschilt op veel onderdelen niet veel van deze groep bij het UMCG”, zegt Pechler. Dat beaamt Anneke Kastelein, voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN). “Deze uitspraak geeft erkenning. Het is fijn dat de rechter ziet dat het werk van beurspromovendi niet verschilt van dat van werknemer-promovendi. Werkgevers kunnen niet zomaar hun gang gaan en promovendi op een goedkope manier inzetten. Het zijn geen tweederangs promovendi.”

Marie Stadel is sinds 2020 één van de 1500 beurspromovendi aan de RUG en doet onderzoek op het snijvlak van psychologie en sociologie. Zij ervaart het als oneerlijk geen arbeidscontract te hebben. “Ik heb mijn andere diploma’s ook aan de RUG gehaald, dus ik wist dat promovendi ontevreden waren. Desondanks was ik niet voorbereid op hoeveel verschil in behandeling er zit tussen een beurs- en een werknemer-promovendus. Het komt steeds terug, in soms kleine dingen, maar ook grote dingen. Ook al wil ik er vrede mee hebben, dat lukt niet.”

Het lukt niet er vrede mee te hebben

Zo kwam Stadel er onlangs achter dat promovendi met een arbeidscontract na een geslaagde promotie transitievergoeding krijgen als zij aan de slag gaan bij een nieuwe baan en de RUG daarmee verlaten. Deze vergoeding is bedoeld als ondersteuning voor de overstap naar een nieuwe baan en krijgen promovendi automatisch na het laatste salaris uitbetaald. Iets wat niet voor haar in het verschiet ligt vanwege haar beurs-contract. Ook het verschil in loon wordt soms pijnlijk duidelijk op de werkvloer. Stadel: “Dan hoor ik collega’s uit mijn onderzoeksgroep praten over hun loonsverhoging als er een nieuwe cao is afgesloten. Voor mij geldt dat dan niet.”

Verschil in loon 

Beurspromovendi verdienen bruto 2465 euro per maand en maken geen stappen over de tijd, behalve de inflatiecorrectie. Het huidige startsalaris van een werknemerspromovendus volgens de cao Nederlandse Universiteiten is 2541 euro bruto en dit bedrag loopt op tot 3247 euro bruto in het vierde jaar. Universiteiten betalen geen pensioenpremie, eindejaarsuitkering, vakantiegeld en andere secundaire arbeidsvoorwaarden voor beurspromovendi. “Het verschil loopt dus enorm op”, zegt Anneke Kastelein van Promovendi Netwerk Nederland (PNN).

Elke maand krijgt deze promovendus een stuk minder loon overgemaakt dan haar collega’s die wel een arbeidsovereenkomst tekenden. “Dit loopt echt op. In het eerste jaar gaat het om zo’n 100 euro per maand, maar dit stijgt naar een verschil van wel 400 of 500 euro.” Of denk aan een bonus na de covid-jaren die haar collega’s op hun loonstroken zagen verschijnen, maar Stadel niet kreeg.

Terwijl in de praktijk de werkzaamheden precies hetzelfde zijn. Stadel: “Het enige verschil is dat beurspromovendi officieel geen onderwijs hoeven te geven. In de praktijk is de druk heel hoog om dit wel te doen, want wil je verder komen in je wetenschappelijke carrière, dan is lesgeven nodig.” Zelf geeft ze geen les, maar dat zorgt wel voor tegenstrijdigheden in haar hoofd. “Ik ben principieel en geef geen les, want ik krijg er niet voor betaald. Eigenlijk zou ik het wel graag willen, want het is leuk en nodig voor mijn carrière. Het geeft dus stress.” Volgens Stadel wordt er weinig gedacht aan wat het voor beurspromovendi betekent en hoe het hun leven beïnvloedt.

In de praktijk is de druk om toch onderwijs te geven heel hoog

Bij PNN zijn ‘best veel’ reacties van andere beurspromovendi binnengekomen naar aanleiding van de uitspraak. Het netwerk beraadt zich nu op vervolgstappen, zegt voorzitter Kastelein. “We moeten onderzoeken hoe dit ten goede kan komen aan de grote groep beurspromovendi van de RUG. We kunnen om een compensatie vragen, maar wachten eerst de uitspraak in augustus af.” Een andere optie is de gang naar de rechter voor deze groep. AOb-sectorbestuurder Pechler vindt dat de universiteit de huidige beurspromovendi alsnog een arbeidscontract moet geven. Pechler: “Wij vinden deze uitspraak zo duidelijk en zeggen dan ook: universiteit, neem je verlies.”

Experiment stopt in 2024

Vanaf augustus 2024 kunnen promovendi niet meer als beurspromovendi aan de slag bij universiteiten. Onderwijsminister Robbert Dijkgraaf besloot vorig jaar mei dat het experiment stopt en dat hij het niet in de wet gaat opnemen. In een brief meldde hij dat de onzekerheden rondom de rechtspositie van jonge onderzoekers in het hoger onderwijs en de bezwaren en zorgen van promovendi één van de argumenten is om het experiment te stoppen. ‘Ik acht het verankeren van het traject promotiestudenten in de wet niet opportuun’, aldus Dijkgraaf. Het experiment startte in 2016. De AOb heeft zich samen met PNN altijd verzet tegen de invoering van het experiment.