“Het mag losser,” zegt Ellen Emonds, voormalig leerkracht van het jaar en inmiddels werkzaam als leerkrachtbegeleider. Hij schafte destijds de vinger af. Omdat het kinderen in de wachtstand zet. Omdat het vaak dezelfde leerlingen zijn die de beurt krijgen. En omdat het te weinig informatie geeft over in hoeverre de instructie bij de hele groep is geland. Emonds geeft zeven tips om de vinger minder prominent te laten zijn.
Wil je stoppen met de vinger? Leg leerlingen uit waarom en vraag hoe zij erover denken. “Bij een dergelijke verandering is het belangrijk dat je ze vraagt wat er voor nodig is”, zegt Emonds. “Kinderen weten dat.” Zijn er leerlingen die de verandering niet willen, ga na wat maakt dat ze bang zijn. Zijn ze bang dat ze niet meer aan de beurt te komen, kijk dan samen hoe je dat kunt voorkomen. “Belangrijk is dat je leerlingen daarin als partner beschouwt.”
Bedenk met je klas wat bij de klas past en waar je rekening mee moet houden. Onzekere leerlingen zijn misschien bang dat ze geen overwicht hebben. Een systeem van wisbordjes voorkomt dat zij niet worden gehoord. Emonds: “Maar heb ook vertrouwen in jezelf. Jij moet het gevoel hebben dat je dit voor elkaar kunt krijgen. Ben je daarin onzeker, zoek dan of er een manier is waar je je wel goed bij voelt of laat het zoals het is.”
Het afschaffen is een verandering waartoe je als team besluit. Spreek af die verandering in stappen in te voeren, bijvoorbeeld eerst alleen in de rekenlessen of eerst door willekeurig beurten te geven. Daarna kun je wisbordjes introduceren. Op die manier kun je de nieuwe werkwijze op een goede manier aanbieden.
Zorg ervoor dat elke leerling een wisbordje heeft en een stift met uitwisbare inkt. De antwoorden op jouw klassikale vragen schrijven de kinderen op het bordje. Na wat denktijd houden ze hun bordjes omhoog. Heeft minder dan 80 procent het begrepen? Dan is een extra voorbeeld nodig, voordat ze zelfstandig aan het werk gaan. Differentieer om iedereen erbij te houden. Je kunt sterkere leerlingen een moeilijkere variant van een vraag stellen.
Door willekeurige beurten te geven, voorkom je dat steeds dezelfde leerlingen aan het woord zijn. Ook krijg je een beter beeld of iedereen je uitleg begrijpt. Belangrijk is dat ze weten dat iedereen evenveel kans heeft om aan de beurt te komen. Bijvoorbeeld doordat je een beurtenbakje gebruikt met daarin kaartjes, balletjes of ijsstokjes waarop de namen staan. Je stelt de vraag aan de hele klas en geeft denktijd. Vervolgens trek je een naam. Gebruikte namen gaan meteen terug in het bakje.
Noteer af en toe eens hoe het gaat, welke ervaringen je opdoet. Dat helpt ook om ouders uit te leggen wat je doet. Je kunt vertellen hoe je merkt dat sommige leerlingen beter tot hun recht komen of dat sommigen alleen durven te praten als jij ze daarvoor toestemming geeft, en dat je vindt dat ze daarin nog wat meer zelfvertrouwen mogen ontwikkelen.
Natuurlijk valt er een enkele keer niet aan de vinger te ontkomen. Soms wil je de groep kunnen vragen of er nog onduidelijkheden zijn. Of wil je weten of er kinderen zijn die een verlengde instructie willen. “Wat je moet doen is de vinger schrappen als protocol”, zegt Emonds. “Blijf je erop hameren dat leerlingen eerst hun vinger moeten opsteken en sluit je ze uit door ze uit de kring sturen, dan geef je het protocol voorrang op de ontwikkeling van een kind. Dat kan ook anders. Echt, het mag losser.”