'We moeten scholen en leerkrachten beschermen'
Het onderwijs brengt niet genoeg leerlingen de basisvaardigheden bij die ze de rest van hun leven nodig hebben. “We zijn niet goed bezig”, zegt Alida Oppers, de nieuwe inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie.
Sinds haar aantreden als inspecteur-generaal, op 1 september vorig jaar, was Oppers nog maar een handvol keren fysiek aanwezig op het Utrechtse kantoor van de Onderwijsinspectie. “Ik ben vertrouwd geraakt met de organisatie via beeldschermen”, zegt ze, een dag voor de publicatie van de nieuwe Staat van het Onderwijs. “Het is een genot om op kantoor te zijn.”
Wat is er veranderd bij de inspectie sinds uw aantreden?
“Ik heb de boodschap overgebracht dat we ons moeten focussen op de dingen die echt belangrijk zijn. Wij moeten prioriteit geven aan de basisvaardigheden. Taal, rekenen, schrijven, sociale competenties. Dat geldt voor het onderwijs, maar ook voor ons als inspectie. Scholen en instellingen worden voortdurend van alle kanten bevraagd. Besteed meer aandacht aan duurzaamheid, aan een gezonde leefstijl, aan veilig verkeer. Allemaal best nuttig, maar als de optelsom ertoe leidt dat we de focus verliezen, dan zijn we niet goed bezig. Hier ligt een opdracht voor de politiek, voor de overheid, maar ook voor de schoolleiding en besturen. Iedereen is nodig om scholen en leerkrachten te beschermen tegen overvraging.”
Wat je meet en vastlegt in leerlingvolgsystemen krijgt automatisch de aandacht. U pleit voor heldere doelstellingen op het vlak van persoonsvorming en burgerschap. Zo stelt de inspectie zelf toch ook nieuwe eisen aan het onderwijs, buiten de basisvaardigheden om?
“Dat is niet de bedoeling. Scholen hebben veel ruimte in de manier waarop ze met deze onderwerpen omgaan. Ze hoeven het niet te meten omdat de inspectie het wil, maar ze moeten wel bepalen vanuit welke visie ze onderwijs aanbieden en daarover een dialoog voeren met ouders.”
De inspectierapporten hebben al jarenlang een bezorgde ondertoon. Gaat het almaar verder bergafwaarts met ons onderwijs?
“Er is sprake van crisismanagement op een aantal scholen en daarom valt het ons zwaar deze feiten weer op tafel te leggen, want die feiten zijn niet opwekkend. We weten dat iedereen er zwaar aan heeft moeten trekken in deze crisistijd. Het onderwijs wordt zwaar op de proef gesteld, maar de feiten presenteren is nu eenmaal onze rol. We proberen in ons rapport ook te laten doorklinken dat we de problemen kunnen oplossen.”
Het valt ons zwaar deze feiten weer op tafel te leggen
In de vorige Staat toonde de inspectie zich voorzichtig positief over de vermindering van de kansenongelijkheid. Heeft corona die verbetering afgekapt?
“Er is in de afgelopen vijf, zes jaar veel gebeurd om de kansenongelijkheid te bestrijden. De negatieve trend was tot stilstand gebracht. Dat is een grote verdienste van het onderwijs. Dit jaar hebben we gezien hoe kwetsbaar die verbetering is. Door de corona zijn de verschillen tussen leerlingen met verschillende achtergronden opnieuw uitvergroot. Onze cijfers laten zien dat kinderen uit lagere sociaal-economische milieus door de crisis een anderhalf keer grotere achterstand hebben opgelopen dan meer bevoorrechte kinderen. Daar kwam vorig jaar het probleem van de eindtoets nog bovenop.”
Met het afschaffen van de eindtoets daalde het percentage kinderen dat een havo/vwo-advies kreeg van 48,6 naar 45,4 procent in het afgelopen jaar. Kinderen kregen niet de kans om leraren met een hoge toetsscore te bewegen tot een herziening van het schooladvies. Vooral leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond en leerlingen met lager opgeleide ouders waren daarvan de dupe.
Dat laatste probleem voor de kansengelijkheid is gelukkig tijdelijk?
“Dat klopt. Deze maand wordt de eindtoets in het primair onderwijs opnieuw afgenomen, maar andere problemen lossen zich niet vanzelf op. Zoals het probleem bijvoorbeeld dat juist de kinderen uit minder bevoorrechte milieus vaker op kwalitatief mindere scholen zitten.”
Het onderwijs heeft een renovatie nodig en niet alleen een reparatie
De inspectie heeft de laatste jaren meermaals alarm geslagen over de gevolgen van het lerarentekort en de oplopende werkdruk voor de onderwijskwaliteit. Met taal lukt het in het basisonderwijs net niet om de streefniveaus voor basisvaardigheden te behalen, bij rekenen blijven we daar zelfs ver op achter. Wordt er niet naar u geluisterd?
“We zien helaas dat de trend zich voortzet en dat die door corona wordt uitvergroot. Dat we toch hoopvol zijn, komt doordat iedereen inmiddels doordrongen is van het belang en de omvang van dit probleem. We moeten nu niet alleen kijken naar de achterstanden die door corona zijn opgelopen, maar ook naar het onderliggende probleem. Het onderwijs heeft een renovatie nodig en niet alleen een reparatie.
Een mooie metafoor, maar wat bedoelt u daar concreet mee?
“Met die metafoor willen we aangeven, dat we het hele systeem moeten verbeteren. Er is niet één maatregel die het verschil zal maken. In onze ogen begint de oplossing in de klas met een betere toerusting van leraren. Zo laten onze onderzoeken zien dat leraren soms de didactische vaardigheden missen om een vak goed te onderwijzen. Dat kan beter door leraren bij te scholen. Bijvoorbeeld over de manier waarop je een leerproces specifiek in kaart brengt in leerlijnen en hoe je daarmee stap voor stap naar doelen toewerkt.”
Onvoldoende ontwikkeling van basisvaardigheden zit mensen de rest van hun leven dwars
Uw jongste rapportage laat ook zien dat het niveau van basisvaardigheden in het primair onderwijs tussen 2015 en 2019 grofweg stabiel was. Zo dramatisch is het verval dus nu ook weer niet?
“Op sommige onderdelen zijn die vaardigeden inderdaad stabiel, maar op een veel te laag niveau. Met rekenen haalt maar 30 procent van de kinderen het fundamentele niveau terwijl 65 procent volgens ons haalbaar is. Dat betekent dat er jaarlijks voor 50 duizend kinderen niet uit wordt gehaald wat er inzit. Onvoldoende ontwikkeling van basisvaardigheden zit mensen de rest van hun leven dwars. In Nederland hebben twee miljoen mensen last van hun laaggeletterdheid. Dat mogen we niet accepteren.”
U geeft aan dat er veel geld beschikbaar komt, maar het Nationaal Programma Onderwijs is eenmalig en om voor geld in aanmerking te komen is veel papier- en regelwerk nodig. Dat strookt toch niet met de structurele verbeteringen waar u voor pleit?
“Het enorme bedrag dat nu beschikbaar komt, biedt kansen om dingen beter te doen. Je kunt het geld gebruiken om leerkrachten bij te scholen of werk uit handen te nemen, zodat zij zich kunnen focussen op kerntaken. Als er op school voldoende conciërges aanwezig zijn en andere onderwijsassistenten, kunnen leerkrachten zich focussen op hun kerntaken.”
U schrijft dat de salarissen in het primair onderwijs ver achterblijven op de doelstellingen. In plaats van de beoogde 40 procent krijgt nog altijd maar 28,1 procent van de leraren betaald in schaal L11, vergelijkbaar met de oude LB-schaal. Wat zijn daarvan de consequenties voor het onderwijs?
“Het gaat er niet om dat die getalletjes gehaald worden. Het toepassen van hogere salarisschalen hangt samen met functiedifferentiatie, het creëren van loopbaanmogelijkheden en het strategisch personeelsbeleid dat scholen zouden moeten voeren. Als leerkrachten op hun school van toegevoegde waarde zijn voor het rekenonderwijs door hun specialisme en kennis dan mag je daar ook naar betalen. Zo hebben mensen een extra reden om het verschil te willen maken.”
Lees ook het nieuwsbericht over de Staat van het Onderwijs met een reactie van AOb-voorzitter Tamar van Gelder.