Alle

Virtuele kleuters huilen niet

Kleuterklassen zijn voor sommige studenten aan de academische pabo de lastigste stageplek. In een virtuele lesomgeving van de Rijkuniversiteit Groningen oefenen ze strategieën voor klassenmanagement en krijgen ze snel feedback.

Tekst Michiel van Nieuwstadt - Redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

foto1

Beeld Jan Anninga

Femke, student aan de Academische opleiding leraar basisonderwijs in Groningen, loopt dit semester stage in twee kleuterklassen. De ene is echt: een groep van vijftien leerlingen op een dorpsschool in het Friese Scharsterbrug. De andere is virtueel: een ruim klaslokaal, met zelfgemaakte kleutertekeningen aan de ramen en een ronde tafel in het midden, een omgeving die informatietechnici van de universiteit hebben gecreëerd op de computer.
Femke - gympen, modieus gescheurde spijkerbroek - staat met een virtual reality-bril in een sober wit lokaal van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), maar ze waant zich in een klas met twintig onrustige kleuters. Ze zitten te kletsen met elkaar of hangen onderuit op hun stoel. De aandacht opeisen van dit clubje ongeregeld is nu Femke’s eerste opdracht.

Kleuters doen nooit wat je wilt dat ze doen

De bedoeling is dat ze gebruikmaakt van de strategieën voor het orde houden in een kleuterklas die ze eerder op de academische pabo heeft geleerd. Een liedje zingen om hun aandacht te vragen, bijvoorbeeld. Of met haar hand omhoog gaan staan om het stiltesignaal te geven; twee sensoren in Femke’s handen registreren ook haar gebaren. “Er is niet één goede manier om de aandacht op te eisen”, zegt Jolien Mouw, universitair docent aan de RUG en de bedenker van deze onderwijsinnovatie. “Onze studenten moeten een eigen manier vinden waarop ze met deze leeftijdsgroep willen omgaan. De virtuele kleuterklas helpt hen die te ontdekken.”

Impact

Nadat ze de pabo had afgerond werkte Mouw tijdens haar vervolgstudie enige jaren als invalleerkracht in een kleuterklas. Nu maakt ze studenten in Groningen tijdens college vertrouwd met ideeën uit de ontwikkelingspsychologie, waarin bijvoorbeeld wordt geschetst hoe leerkrachten het best inspelen op de morele en sociaal-emotionele ontwikkelingen van jonge kinderen. Die theorieën zijn in principe toepasbaar in een kleuterklas, maar er is nogal een kloof met de alledaagse praktijk. Tijdens colleges hoorde Mouw stagelopende studenten soms zeggen dat ze kleuters ‘vreselijk’ vonden. Niet kwaad bedoeld, maar na hun ervaringen met groep 5 en groep 8 in het eerste stagejaar is het voor hen flink wennen aan de allerjongsten. “Kleuters doen nooit wat je wilt dat ze doen”, zegt Mouw.
Tijdens colleges doet ze haar best theorie te koppelen aan praktijk. “Maar we begeleiden onze studenten niet op locatie, dus we kunnen ook niet zien of het ze lukt strategieën voor klassenmanagement effectief toe te passen.”

Als de juf of meester boos wordt, kruipen kleuters in de virtuele klas van angst onder tafel.

In de virtuele kleuterklas kan dat wel. “In deze omgeving ervaren onze studenten dat wat werkt in de bovenbouw, niet zomaar bruikbaar is voor de kleuters”, zegt Mouw. “Tegen een leerling in de bovenbouw zeg je misschien ‘Ga jij maar apart zitten, jij doet even niet meer mee’. Bij de kleuters bedenk je je wel twee keer, want zoiets kan een enorme impact hebben.”
Als de juf of meester boos wordt, kunnen Mouw en de andere begeleiders de kleuters in de virtuele klas van angst onder tafel laten kruipen. Ze realistisch laten huilen is nog niet gelukt, want elke kleuter huilt op zijn eigen manier. “Het is wel een van de dingen die we in de toekomst hopen te modelleren”, zegt Mouw. “Al moet je ermee oppassen, want we willen ook niet dat studenten hier weggaan met het vervelende gevoel dat ze net een kleuter aan het huilen hebben gemaakt.”

Terwijl je praat moet je heel bewust zijn van wat er speelt in de klas

Als de virtuele kleuters rustig zitten, de meesten keurig met hun handen op hun knieën, kan Femke haar les beginnen. Op het bord staat een ‘praatplaat’ van een druk stadscentrum en ze heeft een les voorbereid die daarbij past, naar eigen inzicht. “Het is prima als een student ervoor kiest om vijf minuten te vertellen over zijn eigen ervaringen”, zegt Mouw. “Wil je dieper ingaan op inhoud, dan is dat ook goed.”
Belangrijker dan de lesinhoud is dat Femke in de virtuele kleuterklas de wat ongrijpbare vaardigheid oefent die leraren moeten toepassen om de orde te handhaven: niet alleen praten, maar ook voortdurend je omgeving scannen om te zien of je klas zich aan de regels houdt. Zo niet, dan grijp je in. Withitness noemen ze dat op de RUG: “Het gaat erom dat je staat te praten en je tegelijkertijd heel bewust bent van er speelt in de klas”, zegt Femke.

Masker

“Abel dat doen we niet, we praten niet door elkaar heen”, zegt Femke op kalme maar besliste toon. Abel gehoorzaamt, dankzij een druk op de laptop van een assistent achter de knoppen van de virtuele klas. Een kleuter met zwart haar en een staart is achterstevoren gedraaid, hangt nu over de rugleuning van haar stoeltje en kijkt naar buiten. “Gaia wil je gaan zitten alsjeblieft. En kijk eens naar het bord, wat zien jullie daar?” Mouw heeft de studenten gevraagd om de namen van hun leerlingen van tevoren in hun hoofd te prenten. Op hun stageschool moeten ze die immers ook weten.

We pretenderen absoluut niet dat we een stage kunnen vervangen

Normaal werken vier studenten samen in de virtuele klas, maar door een strikte interpretatie van de coronarichtlijnen, heeft Mouw twee studenten afgeraden om naar de universiteit te komen. Ook het opzetten van een virtual reality-bril vergt dezer dagen protocol. Femke plaatst een wit stoffen masker rond haar ogen, ontsmet haar handen, maakt het display van haar bril schoon en ‘oh jee’ ik heb net geniest, dus nog een keer ontsmetten dan maar.
Een mondkapje gebruikt Femke nog niet, maar een week later stelt de universiteit die overal verplicht en dus ook in de virtuele kleuterklas. “Wij komen in contact met 53 studenten, die op hun beurt naar 53 scholen in Groningen, Drenthe en Friesland gaan”, zegt Mouw. “Ik voel me er heel verantwoordelijk voor dat die scholen geen besmettingen krijgen, maar ik vind het ook heel belangrijk dat we fysiek contact hebben met onze studenten, want dat hebben we sinds het begin van de coronacrisis nauwelijks meer gehad.”

Universitair docent Jolien Mouw is de bedenker van de virtuele kleuterklas. “In deze omgeving ervaren onze studenten dat wat werkt in de bovenbouw, niet zomaar bruikbaar is voor de kleuters.”

Medestudent Charlotte is ook in het lokaal aanwezig. Na afloop van de les geeft ze Femke feedback. Even kort de naam noemen van een kleuter die niet oplet, vindt Charlotte een effectieve strategie. Ze past die zelf ook toe in haar lessen.
Een student kan in de virtuele omgeving ook wat dichter bij een kleuter gaan staan om haar zwijgend tot stilte te manen, maar daarvoor voelde Femke zich met de VR-bril op nog niet voldoende vertrouwd. Het RUG-leslokaal is aardig leeggeruimd, maar je kunt toch het gevoel hebben dat je zomaar tegen een stoel aan kunt botsen. Dankzij de sensoren kan een student zijn hand ook dicht in de buurt van een kleuter brengen, maar een aai over de bol, een hand op een schouder of een stoel omdraaien; dat gaat nog niet.

Interactie

De bril mag af. Over het verloop van de les is Femke best tevreden. “Je leert bijvoorbeeld hoe je kinderen kunt corrigeren als ze door je heen praten. Wat je wel mist, is het interactieve. In het echt houd je leerlingen bij de les door ze bijvoorbeeld open vragen te stellen. Dat kan nu natuurlijk niet.”
Interactie is wel mogelijk, zegt Mouw: “De meeste standaardreacties hebben we opgenomen, dus we kunnen kleuters met een druk op de knop dingen laten zeggen als: ‘Ja’, ‘nee’, ‘ik weet het’, ‘ik durf niet’, ‘ik moet poepen’, ‘ik moet plassen’ en ga zo maar door, maar antwoorden geven op open vragen, dat kunnen onze virtuele kleuters op dit moment inderdaad nog niet.”

Je leert bijvoorbeeld hoe je kinderen kunt corrigeren als ze door je heen praten

Sommige strategieën voor klassenmanagement bewijzen hun waarde pas in de loop van de tijd. Zo concludeerden Groningse onderwijswetenschappers eerder in een review dat leerkrachten die orde willen houden niet streng moeten zijn, maar aan het begin van het jaar samen met de klas duidelijke regels moeten afspreken en dat ze de tijd moeten nemen om die te oefenen en dat ze die consequent moeten toepassen. Zo’n ontwikkeling realistisch modelleren is in een virtuele klas niet zo makkelijk.
“We pretenderen absoluut niet dat we een stage kunnen vervangen”, zegt Mouw. “Maar we helpen onze studenten hopelijk wel om dingen uit te proberen en een betere brug te slaan tussen theorie en praktijk. Het kan altijd beter, maar dit is al zo veel beter dan kijken naar een filmpje of achteraf evalueren wat je een paar dagen eerder tijdens je stage hebt gedaan.”

Dit artikel verscheen in het januarinummer van het Onderwijsblad. AOb-leden ontvangen het blad automatisch elf keer per jaar in de bus.