Touwtrekken om de mavo-leerling
Afgelopen schooljaar zakte de instroom in het mbo met bijna zesduizend studenten. Die dip zet de komende jaren door. De grootste klappen krijgen de voltijd opleidingen, nu meer jongeren met hun vmbo-diploma doorstromen naar havo-4.
“De krimp in Noord-Holland dwingt ons om na te denken wat er voor studenten en bedrijven in de regio nodig is”, zegt Gerard Oud, bestuursvoorzitter van het Clusius College in Alkmaar. Het agrarisch opleidingen centrum gaat de komende zomer met ROC Kop van Noord-Holland samen tot Vonk. De eerste fusie waar groen samen met zorg, economie en techniek terechtkomt onder één bestuur.
“Onze zoektocht naar oplossingen voor de toekomst begon met de vraag: wat is er voor studenten in deze regio nodig? Dat gaat verder dan denken in de klassieke sectoren. Ook in groen zit bijvoorbeeld veel techniek. Dus we willen niet zo scherp verschil maken in sectoren of opleidingen. Maar uitgaan van onze doelgroep. Om ervoor te zorgen dat jongeren en volwassenen met een opleiding in de regio een goede baan in de regio vinden, kansen krijgen.”
Dit artikel komt uit het Onderwijsblad. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.
CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP
De fusie in de kop van Noord-Holland is niet de eerste en vast ook niet de laatste in het mbo. Tot en met 2028 daalt het aantal studenten in deze onderwijssector met zo’n 37 duizend studenten, laat de nieuwste referentieraming van het ministerie van Onderwijs zien. Een afname die vergelijkbaar is met het verdwijnen van het grootste ROC van Nederland, dat van Amsterdam.
Maar juist in de grote steden heeft het mbo betrekkelijk weinig last van de bevolkingskrimp. Daar blijft de toestroom redelijk stabiel volgens de prognoses, met hier en daar zelfs een klein plusje. De klappen vallen de komende vijf jaar in de regio. Het onderwerp krimp staat daarom bij de mbo-instellingen bovenaan de agenda. Vooral de groene opleidingen hebben het zwaar, waar volgens de prognoses de komende vijf jaar ongeveer 20 procent minder studenten komen.
Voor dit jaar staan alweer drie fusies op de agenda
De studentendaling zette de afgelopen jaren al een reeks van fusies in de sector in gang. Daar blijft het niet bij, voor dit jaar staan er alweer drie op de agenda. Clusius en ROC Kop van Noord-Holland fuseren deze zomer tot één ROC met twaalf vestigingen in de hele regio. Het Friesland College en ROC Friese Poort willen begin 2023 volledig samengaan. In Drenthe praten de groene opleidingen van Terra samen met ROC Drenthe College over fusie. Mogelijk de tweede agrarische opleiding die voor regionale samenwerking kiest in plaats van aansluiting binnen de groene sector. Tot nu toe zijn er vooral binnen dat groene onderwijs zelf regio-overstijgende fusies geweest om zo de krimp op te vangen.
De oorzaak van al die samenklontering is helder: het totaal aantal studenten daalt.
Spijtoptanten
Het mbo worstelt met twee ontwikkelingen die de natuurlijke krimp van het aantal jongeren nog eens versterken. Het vmbo is voor de roc’s de hofleverancier van eerstejaars. Maar van de twaalfjarigen gaan er allereerst steeds minder naar het vmbo. Daarbovenop kiezen leerlingen van vmbo-leerwegen gemengd en theoretisch (vmbo-g/t) vaker dan voorheen voor havo. Een gevolg van het landelijk vastleggen van doorstroomrechten voor deze overstap.
Het afgelopen jaar kelderde zo de instroom vanuit deze twee vmbo-leerwegen volgens de cijfers van het ministerie van Onderwijs naar het voltijds mbo op niveau 3 en 4 met zo’n zevenduizend leerlingen. Voor het schooljaar 2022-2023 verwacht het ministerie nog eens een daling van rond de vierduizend. Daarna blijft de hogere doorstroom naar havo-4 stabiel.
Bij het touwtrekken om de vmbo-leerling boekt de havo winst. Een trend waar de Mbo-Raad niet vrolijk van wordt. De maatschappelijke discussie over kansenongelijkheid lijkt zich in de ogen van de raad vooral te richten op de stappen die binnen het voortgezet onderwijs zelf worden gezet, oftewel, doorstromen naar de havo. Een voorkeur die veel ouders delen.
Een zorgelijke ontwikkeling vindt Adnan Tekin, voorzitter van de Mbo-Raad. Jongeren die kunnen excelleren op het mbo kiezen toch voor de havo, signaleerde hij in maart op de site van de raad. ‘Natuurlijk is het goed om jezelf uit te dagen. Maar als de kans groot is dat je bijvoorbeeld leren op de werkvloer tijdens een stage leuker vindt dan theorie en algemene vakken, dan loop je ook een relatief groter risico om uit te vallen, met alle frustraties die daarbij horen.’
Ook dat is in de cijfers terug te zien: het aantal spijtoptanten dat van havo-4 naar het mbo gaat, groeit licht. Niet genoeg overigens om de groeiende aantallen die naar de havo gaan op te vangen.
Nog steeds moet je naar het vmbo en mag je naar havo of vwo
Eind mei lanceerde Tekin een vergaande gedachte: voeg vmbo en havo samen tot voorbereidend beroepsonderwijs voor mbo en hbo. Daarnaast komt er een academische route van vwo naar universiteit. Het nieuwe voorbereidend beroepsonderwijs kent op alle niveaus een mix van praktijk en theorie. Met dit idee wil hij de discussie aanzwengelen die een einde moet maken aan de voortdurende concurrentie tussen de verschillende onderwijssectoren. ‘Nog steeds moet je naar het vmbo en mag je naar havo of vwo’, motiveert hij het voorstel. Het idee vond in de media nauwelijks weerklank.
Logisch
Ondertussen zijn er verschillende ontwikkelingen binnen het voortgezet onderwijs om meer praktijk in het programma te stoppen. Om demotivatie, uitval en zittenblijven op de havo te verminderen, wordt al langer hardop gedacht over het invoeren van meer praktijkvakken, ook als examenvak. Op verschillende havo-afdelingen wordt al gewerkt met techlabs, stages of business classes.
Daarnaast is in het vmbo de verbouwing van de leerwegen gemengd en theoretisch tot één schooltype in volle gang. Daarin zit naast theorie dan overal ook één stevig praktijkdeel, in plaats van de huidige tien opties in de gemengde leerweg en vier bij de theoretische. Deze nieuwe leerweg moet in principe in 2024 starten.
Een naam daarvoor is er nog niet, maar veel scholen gebruiken in de praktijk al de oude en herkenbare term mavo in hun werving. De gedachte achter de nieuwe leerweg is dat met de brede en stevigere praktijkcomponent vmbo-leerlingen bij de keuze voor een vervolgopleiding een beter beeld hebben wat voor hun de beste afslag is: mbo of havo.
“Een stelselwijziging met één voorbereidend beroepsonderwijs voor mbo en hbo? Ik weet niet of we daar op zitten te wachten”, formuleert Gerard Oud van Clusius het voorzichtig. Hij ziet meer in samenwerking, niet alleen met andere mbo-opleidingen, maar ook met het voortgezet onderwijs in de regio.
Ik ben voor vrijheid van schoolkeuze, maar niet voor concurrentie om de leerling
“Onder druk van de krimp zie ik in de hele regio de bereidheid om te overleggen en samen te werken, toenemen. Ik ben voor vrijheid van schoolkeuze, maar niet voor concurrentie om de leerling. Natuurlijk wordt het dan ingewikkeld bij de keuze tussen mbo en havo. Waar het uiteindelijk toch om gaat is dat we als onderwijs naar die jongeren kijken. Welke uitdaging heeft de leerling nodig? Is dat meer theoretisch of hebben we te maken met een meer praktisch ingestelde leerling. In dat laatste geval is een leerling veel beter af in het mbo. En zie je dat het vaak misgaat in havo-4. Daarom is er naast het cognitieve havo-onderwijs een praktische route in het mbo. Met veel aandacht voor sociale vaardigheden. Met goede begeleiding en helder beeld wat voor werk er voor ze is. Voor veel vmbo-leerlingen is dat toch de meest logische keuze.”