Alle

'Je bent nooit klaar, ook niet als instructeur'

Onderwijskundige René van Kralingen schreef een didactisch handboek voor instructeurs en ondersteuners in het beroepsonderwijs. "Je bent als instructeur niet alleen ‘baas’ van het praktijklokaal of atelier. Je bent onderdeel van een onderwijsteam."

Tekst arno kersten - redactie onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

rene-van-kralingen

Beeld: Rob Niemantsverdriet

De metaalbewerker die het lasapparaat demonstreert, de whizkid die helpt bij het programmeren of de vraagbaak in het laboratorium. “Instructeurs zijn een vertrouwd gezicht in het praktijklokaal”, zegt de Rotterdammer René van Kralingen, die als oud-docent en opleider kind aan huis is in het beroepsonderwijs.

“Ik denk aan de vakman bij de vlakbank, die alles weet van de machines en als aanspreekpunt een vaste waarde vormt voor studenten. Omdat instructeurs meestal zelf uit het beroep komen, kennen ze de laatste kneepjes van het vak. Dat geeft ze aanzien bij studenten, soms meer zelfs dan docenten.”

Waarom zou je als instructeur een didactisch-pedagogisch handboek moeten lezen?

“Sommige instructeurs zullen zeggen: Ik sta bij de lintzaag en geef mijn instructie altijd zo. Dan zie ik het als mijn taak om uit te leggen dat er niet één manier is, dat er meer vormen zijn, dat je dingen soms slimmer en effectiever kan aanpakken. Instructeurs hoeven geen volleerde didactici te worden, dat is ook helemaal niet mijn bedoeling. Het ‘sociaal constructivisme’ hoeven ze niet te kennen, maar bijvoorbeeld wel hoe je studenten kunt laten samenwerken of hoe je leerdoelen bespreekt.

Je bent als instructeur niet alleen ‘baas’ van het praktijklokaal of atelier. Je bent onderdeel van een onderwijsteam. Alle leden van zo’n team spreken een gezamenlijke taal. Als instructeur moet je die ook kunnen verstaan. Vergelijk het met een ziekenhuis: daar heb je in een team naast specialisten ook verpleegkundigen. Heel verschillende functies, maar je loopt samen over de zaal en je verstaat elkaar.”

Is de didactiek voor instructeurs anders dan voor docenten?

“Instructeurs begeleiden veel meer. Ze geven geen lange lessen, maar korte instructies. Op die rol is de didactiek in dit boek afgestemd. Hoe snel schiet je te hulp als een student z’n hand opsteekt? Hoe lang laat je iemand het eerst zelf proberen? Hoe leer je studenten zelfstandigheid? Hoe observeer je? Maar ook: hoe bewaar je een professionele afstand? Sommige instructeurs, vooral de jongere, staan zo dicht bij studenten dat het te amicaal kan worden. Kijk, ik zeg altijd: Je moet wel het gevoel hebben dat je een uniform draagt. Je vertegenwoordigt je school, je opleiding. Je bent in functie.”

Voor welke valkuilen waarschuw je instructeurs nog meer?

“Instructeurs realiseren zich soms niet meteen dat ze op een school werken. Je dacht dat alles draaide om jouw vakkennis, maar dan blijken er opeens allemaal pubers het lokaal in te stromen. Met oordopjes in, met hun eigenaardigheden en interesses. Je bevindt je niet meer in je oude werkkring, maar in een schoolkring. En daar komen andere vaardigheden bij kijken. Sommige instructeurs zijn overmoedig en trekken te veel naar zich toe. Maar ik zie ook het tegenovergestelde: dat ondersteuners zich juist te klein maken. Dan zeg ik: Jullie zijn volwaardige medewerkers met de nodige bagage, je bent een stem in het team. Laat je niet piepelen, profileer jezelf. De docent is de zaalarts, die voert de regie. Maar al die andere handen aan het bed, die zijn ook onmisbaar.”

Welke boodschap wil je meegeven?

“Je bent nooit klaar, ook niet als instructeur. Je moet werken aan jezelf, regelmatig in de spiegel kijken en je afvragen of je het zo wel goed doet. Vraag anderen om feedback. Je bent niet in het beroepsonderwijs gaan werken puur omdat je zo knap kan programmeren of koken, maar omdat je studenten iets wil bijbrengen. En als je werkt met mensen, dan moet je je verdiepen in menskunde. Dat zeg ik trouwens ook tegen managers. Instructeurs worden niet grof betaald, waardeer ze dan door te investeren in hun scholing.”

Is die waardering nog een punt van aandacht?

“In het algemeen: ik heb wel zo m’n bedenkingen bij hoe de salarissen in het onderwijs worden verdeeld. Ik zat vanmorgen nog met iemand te praten uit het speciaal onderwijs. Die werkt met een moeilijke doelgroep. Elke dag gebeurt er wel iets onverwachts. Als ik zie hoeveel minder zo iemand verdient vergeleken met een lector op een hogeschool… Of een manager die veel meer verdient dan iemand die elke dag voor de klas staat te buffelen. Hier spreekt misschien de oude socialist in mij, maar dat vind ik krom.”