Asscher: 'Er is momentum, dan moet je het ijzer nu smeden'
Lodewijk Asscher bracht een advies uit over de aanpak van het lerarentekort, op verzoek van het ministerie van Onderwijs. Hij wil dat beginnende leerkrachten een vast dienstverband krijgen bij regionale organisaties. Iets dat in het onderwijs en de politiek de nodige vragen oproept. “Je kunt mensen niet verplichten, dat snap ik ook wel.”
“Het is ongelooflijk frustrerend dat we er niet in slagen voldoende leraren te vinden voor een hele generatie leerlingen. Leerlingen die nu niet de mogelijkheden kunnen benutten die ze hebben. En dat in zo’n welvarend land, absurd”, aldus Lodewijk Asscher.
De pijn van het personeelstekort in het onderwijs is ongelijk verdeeld, zo bleek onlangs maar weer eens uit een nieuwe rapportage. Het lerarentekort is opgelopen naar bijna 10 duizend voltijdbanen in het primair onderwijs, bijna tien procent van het totaal. Ook op middelbare scholen is de nood hoog bij een flink aantal vakken. Achter deze landelijke cijfers schuilt een nog schrijnender werkelijkheid: de krapte is een stuk groter in de vijf grote steden, in wijken met meer achterstandsleerlingen en in het speciaal (basis)onderwijs. Het roer moet om, anders zal de situatie verder verslechteren. Precies om die reden vroeg het ministerie van Onderwijs oud-politicus Lodewijk Asscher advies uit te brengen: wat is er nodig om het tij te keren?
AOb-voorzitter Tamar van Gelder gaat op donderdagavond 9 maart 19.30-21.00 in discussie met Lodewijk Asscher over zijn advies. Volg het gesprek en chat mee!
Weer een advies over het lerarentekort, verzuchtte de voormalige Amsterdamse schoolbestuurder Arnold Jonk in Het Parool: daar is voor consultants een mooie boterham aan te verdienen. Inderdaad, het lerarentekort is de ramp die iedereen jarenlang zag aankomen. Er liggen stapels rapporten en notities in de kast, waaronder de veelgeprezen aanbevelingen van ‘aanjager’ Merel van Vroonhoven een kleine drie jaar geleden. Zij zei het al: zet in op betere en minder vrijblijvende samenwerking in regionaal verband.
Concurrenten
Diezelfde route kiest Asscher. Schoolbesturen, lerarenopleidingen en andere betrokken partijen moeten meer gaan samenwerken in nieuwe onderwijsregio’s. Die regionale organisaties worden een centraal loket voor werving, vacatures en scholing in dat gebied. Zo wil Asscher ‘solidariteit organiseren’ in een onderwijsbestel dat schoolbesturen opstelt als elkaars concurrenten. En opvallend: deze onderwijsregio’s kunnen startende leraren een vaste aanstelling aanbieden. Daarvoor moet dan wel eerst de wet worden aangepast. Die ‘regio-aanstelling’ moet docenten vanaf de start van hun loopbaan bestaanszekerheid bieden binnen een publieke organisatie. "Er zijn nog veel haken en ogen", reageert AOb-voorzitter Tamar van Gelder.
Kan ik zelf kiezen op welke school ik aan de slag ga?
Asscher: “De onderwijsregio gaat samen met jou kijken op welke school er plek is en welke school bij je past. Als je dan voor de klas staat, blijf je in beeld: hoe gaat het met je, klopt het met je verwachtingen? Stel nou dat deze school na een tijdje zegt: We hebben helaas geen plek meer voor je, dan is dat niet jouw probleem. Je blijft dan gewoon in dienst bij die regio en je gaat samen kijken naar een andere school. Omdat de risico’s voor het schoolbestuur beperkter zijn, zullen ze eerder geneigd zijn je een kans te geven.”
De meeste leraren voelen zich vooral verbonden aan een school. In dienst van een regio, wat zegt mensen dat?
“Nou: ‘Ik ben leraar van Amsterdam!’ Dat lijkt me geweldig.”
Leraar van Zuid-Limburg?
“Prachtig.”
Dat is toch erg abstract?
“Nou ja, uiteindelijk ga je lesgeven op een school. Dat verandert niet. De één zal na een jaar al zeggen: Ik heb mijn plek gevonden, ik voel me het meest thuis bij openbare basisschool de Gele Reus. Een ander zegt misschien: Ik wil liever vijf jaar lang verschillende scholen proberen. Zo kun je aan het begin van je loopbaan in een veilige omgeving en met een vaste aanstelling uitvinden wat bij je past.”
Het gevaar bestaat dat sommige schoolbesturen achterover gaan leunen en die jonge leraar juist minder snel in dienst nemen. Hoe lang mogen ze een leraar via de regio inhuren?
“Daar zal een evenwicht in moeten ontstaan, dat weet ik ook nog niet precies. Uitgangspunt is dat een schoolbestuur na twee of drie jaar een leraar overneemt. Maar ik vind het niet per definitie een groot probleem. Nu wordt er veel geld uitgegeven aan commerciële uitzendbureaus. Dat kost niet alleen extra geld, je bouwt ook heel weinig op. Maar je hebt gelijkt, er zal een balans gevonden moeten. Dat zou bijvoorbeeld ook met financiële prikkels kunnen door het duurder te maken voor een schoolbestuur om een leraar langer in te huren.”
'That’s life. Een advies wordt nooit 100 procent letterlijk overgenomen'
‘Het streven is dat uiteindelijk iedereen start als regiodocent’, zo stelt Asschers advies. Dat moet ervoor zorgen dat er ook voldoende leraren in de kaartenbak zitten en het regionale aanbod ook echt iets om het lijf heeft. Maar in hun reactie maken de ministers en de onderwijsorganisaties een pas op de plaats: ze stellen de eigen keuze van de leraar voorop en benadrukken sterk de vrijwilligheid van zo’n dienstverband.
Daar zit toch best wat licht tussen…
“Zeker, that’s life. Een advies wordt nooit 100 procent letterlijk overgenomen. Je kunt mensen niet verplichten om voor zo’n regio te werken, dus dat snap ik ook wel. Maar ik zie het glas als meer dan halfvol. Onderwijsregio’s kunnen aantrekkelijke werkgevers worden als ze meer schaalgrootte hebben. Kijk naar hoe grote bedrijven nieuwe werknemers weten te binden. Je biedt een begeesterde omgeving, met ontwikkelingsmogelijkheden, bestaanszekerheid… dat vind ik een gaaf aanbod. Ik zou het jammer vinden als het in de uitwerking zou verwateren. Er is nu momentum: de vakbeweging, de schoolbesturen, koepels en de politiek zijn het allemaal eens dat er iets nodig is. Dus dan moet je het ijzer nu smeden.”
(Het artikel gaat verder onder de foto.)
Bezwaren
De titel van het advies Kinderen eerst herinnert aan het motto waarmee Asscher in 2006 met de PvdA campagne voerde voor de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen. Niet toevallig. De partij zette destijds zwaar in op het verbeteren van zwakke scholen, zodat alle leerlingen goed onderwijs zouden krijgen. Het boekje De ontsluierde stad vertelt hoe Asscher geregeld in de clinch lag met schoolbesturen die dat vooral zagen als ongepaste overheidsbemoeienis.
Als je dingen wilt veranderen, loop je altijd tegen bezwaren aan. De bekende drie: kan niet, mag niet, doen we al
“Als je dingen wilt veranderen, loop je altijd tegen bezwaren aan. De bekende drie: kan niet, mag niet, doen we al. Het is een geheugensteuntje: jongens, het gaat er uiteindelijk om hoe we kinderen in dit land van goed onderwijs voorzien. En alle andere belangen moeten daarvoor aan de kant. Het is ook een verwijzing naar de mentaliteit en branie die nodig is om ergens beweging in te krijgen”, licht Asscher toe.
Het advies bevat veel ambtelijke taal en afkortingen als RAP, SO&P en RATO. D66 sprak in de Tweede Kamer over ‘beleidsporno’.
“Dat snap ik wel hoor, ik zou die opmerking zelf gemaakt kunnen hebben. Het leest niet als poëzie, maar al die afkortingen staan wel ergens voor. We hebben echt geprobeerd onder de motorkap te kijken: waar kun je aan draaien om dingen te veranderen? Dan moet je ook bereid zijn naar de techniek erachter, naar de gloeibougies te kijken.”
Veel partijen vrezen met die regionale organisaties nog meer bestuurlijke drukte.
“Die kritiek vind ik een beetje gemakzuchtig. Uiteindelijk is het de taak voor die onderwijsregio’s om anderen te ontzorgen, ze nemen risico’s weg bij schoolbesturen. Wil je meer leraren vinden en behouden, dan zul je ze goed moeten opleiden, begeleiden, matchen. Als je dat allemaal op één centrale plek in de regio organiseert, krijg je juist minder overhead.”
Zouden schoolbesturen dan toekunnen met een kleinere hrm-afdeling?
“Dat denk ik wel.”
Dus die kunnen hun stafbureaus inkrimpen?
“Nou, niet gelijk morgen. Maar ik zou het heel mooi vinden als er een gesprek op gang komt: wat jij hier zo goed doet voor je schoolbestuur, zou je dat niet heel goed voor de hele regio kunnen doen? We hoeven niet overal nieuwe mensen neer te zetten, het gaat er veel meer om dat je één taak op één plek bundelt. Ik zal de laatste zijn om te zeggen: We gaan nog een vergadercircuit opzetten.”
Zonder draagvlak wordt het niks. Hoe veranker je de stem van de beroepsgroep?
“Daar moet het ministerie op toezien. We hebben geen blauwdruk gemaakt, daarvoor zijn de regio’s ook te verschillend.
Maar hoe kan het ministerie dat op die afstand voor al die regio’s beoordelen?
Het ministerie maakt prestatie-afspraken met elk van die regio’s. Als een van de onderdelen daarvan lijkt het me evident dat de beroepsgroep nauw betrokken wordt. Er komt bij het ministerie ook een programmaraad waarin de beroepsorganisaties deelnemen. Meer regie bij ocw is ook een wens die ik terug hoor bij de vakbeweging.”
Een belangrijke pijler in uw advies: parttime leraren verleiden om meer uren te gaan werken. Dit kabinet is een proef gestart met een bonus. Moet je niet eerst de werkdruk aanpakken?
“Je moet niet naar één maatregel kijken. Dat is de politieke fout met die bonus, als ik heel eerlijk bent. Het gevaar is juist dat zo’n bonus afleidt van het echte probleem: wat weerhoudt leraren ervan om meer te gaan werken? Dat zit hem inderdaad in werkdruk. Maar ook in allerlei praktische zaken. Dat gaat ook over roosters, flexibiliteit, combinatie van werkzaamheden. Op dit punt is veel te halen. Want als je mensen die al in het onderwijs werken, kunt verleiden meer uren te werken, dan heb je een geweldig resultaat.”
Maar dat kan toch al lang?
“Klopt, dat kan al lang. Het gebeurt ook wel op sommige plekken.”
U leverde dit advies af als ‘kwartiermaker’. U was eerder al ‘boegbeeld’ voor het onderwijs rond het Nationaal Groeifonds, voorzitter van een taskforce in het mbo en sinds kort bent u ook nog voorzitter van de Digitaliseringsimpuls onderwijs...
“Ja, veel onderwijs, hè. Sinds ik op mijn 27ste in de gemeenteraad kwam, heb ik dit onderwerp altijd het belangrijkste gevonden. Wat kunnen we voor kinderen betekenen, hoe kunnen we de kansen eerlijk verdelen? Zo’n mbo-opdracht bijvoorbeeld, dat heet dan qua ‘beleidsporno’-ambtelijke taal ‘taskforce macro-doelmatigheid in het mbo’. Maar het gaat om iets heel concreets: hoe kun je jongeren zo kansrijk mogelijk opleiden? Dat is geweldig om aan te werken.”
Uitleg: Advies in een notendop
Meer en beter samenwerken in de regio. Dat is een belangrijk onderdeel van het advies Kinderen eerst dat adviesbureau Van de Bunt op verzoek van het ministerie van Onderwijs uitbracht over het lerarentekort. Schoolbesturen en lerarenopleidingen gaan samen sectoroverstijgend (po, vo, mbo) onderwijsregio’s vormen (Regio’s voor de Arbeidsmarkt van de Toekomst van het Onderwijs, oftewel RATO), die als een centraal loket zullen fungeren voor werving, het invullen van vacatures en ontwikkelingsmogelijkheden. Twee al bestaande samenwerkingsverbanden RAP (voor aanpak personeelstekorten) en SO&P (voor opleiding en professionalisering) gaan hierin samen. Een opvallend element is dat startende leraren een vaste aanstelling kunnen krijgen bij deze nieuwe onderwijsregio’s. Na verloop van tijd zou een schoolbestuur deze leraren dan overnemen. Om de onderwijsregio’s aan te sturen, komt er bij het ministerie een zogenoemde Realisatie Eenheid, een organisatie die zorgt voor landelijke coördinatie en regie. De regio’s gaan - naar schatting van het advies - een personeelsbudget beheren van zo’n 50 tot 200 miljoen euro, plus 20 tot 80 miljoen die nodig is voor werving, matchen, begeleiding en de interne organisatie. Dit alles, zo is de bedoeling, moet een regionale, publieke plek opleveren waar leraren bestaanszekerheid en perspectief wordt geboden.
Lees ook de reactie van AOb-voorzitter Tamar van Gelder: "Er zijn nog veel haken en ogen."