"Je kunt van mij niet het onmogelijke vragen"
Na anderhalf jaar actievoeren voelt het Onderwijsblad minister Slob aan de tand. In hoeverre ziet hij zelf de noodzaak voor meer budget richting zijn sector? En heeft hij het lerarentekort – voor zover mogelijk – onder controle? Een gesprek over het belang van zij-instromers en ‘extra extra’ geld.
U spreekt steevast over extra investeringen, maar het onderwijsveld beschouwt deze als een inhaalslag na jarenlange stilstand.
“Ik begrijp dat er nog wensen zijn, met name op het gebied van de salarissen. Dat respecteer ik.”
Maar doét u er ook iets mee?
“Ik moet het natuurlijk doen met de middelen die mij ter beschikking zijn gesteld. En ik ben blij dat dit kabinet extra geld beschikbaar stelt voor de salarissen en werkdruk in het primair onderwijs. In al die jaren dat ik meeloop in Den Haag heb ik nog niet eerder een kabinet gezien dat in één klap voor één sector zoveel geld beschikbaar stelde. Je kunt altijd de discussie voeren: is het glas half vol of half leeg? Je moet ook oog hebben voor wat er wél gelukt is. Het vorige kabinet sloot af met een gat op de begroting. Dat gat is voor de helft weggewerkt door deze coalitie. Dan gaat het heel snel over de helft die niet is weggewerkt, en dat snap ik ook. Maar ik vind dat wel het hele verhaal verteld moet worden.”
Je kunt altijd de discussie voeren: is het glas half vol of half leeg? Je moet ook oog hebben voor wat er wél gelukt is.
Een deel van dat verhaal is ook: Nederland wordt steeds rijker, maar het gedeelte dat naar onderwijs gaat loopt terug. Sinds 2016 daalt het onderwijs-aandeel van het Bruto Binnenlands Product (BBP) van 5,2 naar 5 procent. Is dat niet heel opmerkelijk?
“Ik heb dat cijfer ook gezien. Er is ietsje afvlakking. Dat is het gevolg van politieke keuzes over hoe we de middelen verdelen.”
Betekent dat dat we eigenlijk bij minister Hoekstra van Financiën moeten zijn?
“U mag collega Hoekstra ook altijd interviewen, als u dat wilt. Minister Hoekstra kan ook niet meer uitgeven.”
Wie maakt dan deze politieke keuzes?
“Die keuzes zijn in de formatie gemaakt.”
Gods akker
Veertien jaar lang was Slob Tweede Kamerlid voor de Christenunie, waarvan de laatste acht jaar nagenoeg onafgebroken als fractievoorzitter. “Gods akker is groter dan het Binnenhof”, zei hij toen hij eind 2015 zijn vertrek uit Den Haag bekend maakte. Hij koos voor een baan dicht bij huis en haard: directeur van het Historisch Centrum Overijssel in Zwolle. Lang zou het niet duren voordat Slob terugkeerde op het landelijke politieke toneel. In het najaar van 2017 werd hij gepolst als minister van Onderwijs. Hoeveel geld er naar onderwijs zou gaan, lag op dat moment al vast in coalitieafspraken. Bij die onderhandelingen was Slob zelf niet betrokken.
Ik heb uiteindelijk gezegd: ik kan dit wel voor mijn verantwoordelijkheid nemen.
“Toen ik gevraagd werd om minister te worden, heb ik een afweging gemaakt of ik terug zou gaan naar Den Haag. Dat ik onderwijs als portefeuille kreeg aangeboden heeft daar zeker bij geholpen. Ook het besef dat er verantwoordelijkheid genomen moet worden in een moeilijke tijd. Maar het ging ook om de vraag: welke afspraken liggen er op tafel voor onderwijs? Die heb ik ingezien. Ik zag dat er voor het primair onderwijs hele mooie dingen stonden opgeschreven. Ik had de ontwikkelingen in de periode daarvoor en de grote onderwijsstaking (op 5 oktober in het Haagse Zuiderpark, red.) natuurlijk wel gevolgd. En ik wist ook dat de wensen hoger lager. Maar ik heb uiteindelijk gezegd: ik kan dit wel voor mijn verantwoordelijkheid nemen.”
Heeft u bij uw collega Hoekstra in aanloop naar Prinsjesdag om meer geld gevraagd?
“Prinsjesdag? Ik héb extra geld uit het regeerakkoord. Daar bovenop, bedoel je? Extra extra, dus. Dan moet je dat wel zo noemen. Iemand zei laatst tegen me: er is geen extra geld met Prinsjesdag. Maar kijk eens naar de extra middelen voor salarissen en werkdrukverlaging uit het regeerakkoord die we ter beschikking stellen.”
Oké dan, heeft u collega Hoekstra om ‘extra extra’ geld gevraagd?
“Ik ga geen uitspraken doen over wat bij binnen het kabinet bespreken, dat zou zeer onheus zijn. We voeren de gemaakte afspraken uit het regeerakkoord uit en dit is de eerste begroting van dit kabinet waarin deze afspraken terugkomen. Tegen het voortgezet onderwijs zeg ik: jullie hebben het primair onderwijs deze keer voor laten gaan en daar ben ik jullie zeer erkentelijk voor. Jullie krijgen wel geld voor het technisch vmbo en dat is ook nodig. Maar extra geld om de werkdruk aan te pakken, dat is naar het primair onderwijs gegaan.”
Tegen het voortgezet onderwijs zeg ik: jullie hebben het primair onderwijs deze keer voor laten gaan en daar ben ik jullie zeer erkentelijk voor.
De afschaffing van de dividendbelasting gaat niet door. Desondanks gaat u niet op de bres om aanvullend budget voor onderwijs te organiseren?
“De simpele conclusie dat er extra geld uitgegeven zou kunnen worden als een bepaalde maatregel niet door zou gaan, gaat net wat te snel. Uiteindelijk is ook dat weer een zaak van de coalitiepartijen. Ik kan wel heel makkelijk allemaal dingen roepen, maar dat zou echt voor de bühne zijn.”
Lerarentekort
Het oplopende lerarentekort noemt Slob “een van mijn prioritaire onderwerpen”. De onderwijsminister onderstreept een aantal keer in het gesprek dat vakbonden en werkgevers betrokken zijn bij de aanpak. “Het is geen bedenkseltje van iemand in Den Haag. Het is een gezamenlijk verhaal.” Toch klinkt vanuit de vakbeweging – en bij oppositiepartijen in de Tweede Kamer – geregeld kritiek: hapsnap, lapmiddelen, pleisters plakken. “Er moet geld bij”, aldus AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen.
Een van de maatregelen die Slob neemt is meer zij-instromers en herintreders voor de klas brengen. We leggen hem een open brief voor van basisschoolleraar Jeroen van Ginniken, die zich in het Oktober-nummer van Onderwijsblad rechtstreeks tot de minister richt. Van Ginneken vreest voor uitholling van het vak en verhoging van de werkdruk.
Slob reageert enigszins getergd: “Zij-instromers worden aan de kwaliteitslat gelegd, ze worden niet zomaar losgelaten. Dat zou inderdaad een uitholling van het vak zijn. Ze hebben niet de traditionele weg bewandeld van vier jaar opleiding, maar op een andere manier zich competenties eigen gemaakt. En de begeleiding hoeft niet door de docenten te gebeuren. Sterker nog, ik denk dat het heel erg aan te bevelen is om te kijken of je die begeleiding bijvoorbeeld via een transfercentrum zou kunnen realiseren.”
Herkent u niets van de zorg van deze leraar?
“Als die begeleiding op de schouders terecht zou komen van de leraren die het sowieso al heel erg druk hebben, dan snap ik die zorg zeker. Tegelijkertijd moet er, zoals in andere beroepen, ruimte gemaakt worden voor mensen die op een andere manier instromen. Er zijn altijd mensen die niet meteen na de middelbare school denken: ik ga het onderwijs in. Stel dat je die afslag nou gemist hebt - hartstikke stom, natuurlijk - maar op een bepaald moment denk je alsnog: dat onderwijs is toch wel een heel mooi vak. En je hebt al een hbo-opleiding gedaan en je hebt competenties die in het onderwijs goed toe te passen zijn, maar een aantal dingen heb je wel echt gemist. Daar wordt een traject voor gemaakt en je krijgt de ruimte om op een school aan het werk te gaan. Moeten we dan zeggen: we willen je niet meer hebben? Nee. We moeten wel de kwaliteit bewaken, inderdaad.”
Op een gegeven moment moet je als school grenzen stellen om de kwaliteit te bewaken. Ik zou het alleen maar toejuichen als scholen dat deden.
Op scholen waar de tekorten het hoogst zijn, staat die kwaliteit het meest onder druk.
“Zeker, dat is een groot vraagstuk op dit moment. Daar moeten we ook heel alert op zijn. Dat je soms in noodsituaties heel even moet schakelen, als iemand bijvoorbeeld ziek is, begrijp ik. Maar op een gegeven moment moet je als school grenzen stellen om de kwaliteit te bewaken. Ik zou het alleen maar toejuichen als scholen dat deden.”
Bent u niet bang dat u straks de geschiedenis zal ingaan als de minister van de naar huis gestuurde klassen?
“Als ik me zou moeten laten leiden door waar ik eventueel bang voor zou zijn, dan had ik niet naar Den Haag moeten komen. We moeten ook reëel zijn: ik kan niet in mijn eentje dit soort problemen oplossen. We moeten dit aanpakken als een gezamenlijk probleem.”
Als verantwoordelijk minister heeft u daar geen stress van?
“Ik hoef mijn stress niet met jullie te bespreken. Dat doe ik dan liever met een psycholoog, en die heb ik nog niet bij me geroepen. Ik kan daar ook wel ontspannen mee om gaan, zonder de dingen kleiner te maken dan ze zijn. Het is een groot onderwerp. Op mijn ministerie zien ze dat ik er met veel mensen over spreek, dat ik veel het land in ga om met het onderwerp bezig te zijn. Maar als ik mijn gevoelens laat gijzelen door het idee dat we waarschijnlijk niet alles kunnen oplossen, omdat het zo groot is, dan helpt mij ook wel weer enige nuchterheid. Zo ben ik opgevoed: doe wat je kunt, wat binnen je mogelijkheid ligt. Daar mag men mij op aanspreken. Maar je kunt niet het onmogelijke vragen.”
Salariskloof
In de recente, éénjarige cao voor het primair onderwijs is de salariskloof met het voortgezet onderwijs verkleind, maar niet overbrugd. Terwijl beide sectoren in functiezwaarte inmiddels gelijk worden gewaardeerd.
Is het voor u een principiële kwestie dat het salaris wel gelijk getrokken zou moeten worden?
“Ik kom terug bij wat ik al eerder heb aangegeven. Mijn mogelijkheden waren gelukkig niet nul, maar ook niet onbeperkt. Ik kreeg de mogelijkheid om 270 miljoen in te zetten. Welke politieke keuzes er in een volgende periode worden gemaakt, is aan een volgend kabinet. Het past mij niet om daarop vooruit te lopen.”
Maar vindt u het salarisverschil gerechtvaardigd?
“Ik vind het heel plezierig dat dit kabinet beseft heeft dat er aan de salarissen in het primair onderwijs echt iets moest gebeuren. Dat ik niet volledig tegemoet kan komen aan de wensen uit een deel van het veld, dat is heel vervelend, maar dat geld is er niet. In deze kabinetsperiode in elk geval niet.”
Dit interview verschijnt in het november-nummer van het Onderwijsblad. Deze ligt begin volgende week bij AOb-leden in de bus.