Alle

Steeds meer stuurlui staan aan wal

Het aantal onderwijsadviseurs groeit explosief. Sinds 2008 is het aantal bedrijven in onderwijsadvies - voornamelijk eenmanszaken - verzevenvoudigd naar bijna drieduizend begin dit jaar. "Er zijn steeds meer praters in het onderwijs, steeds minder mensen die het zelf willen doen."

Tekst Joëlle Poortvliet - redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

Typetank Stuurlui1

Beeld: Typetank

In afscheidsinterviews met leraren gaat het er vaak over: ‘Er is een schil van bureaucratie en administratie gegroeid rond de leerkracht. Er studeren tegenwoordig meer psychologen, pedagogen en onderwijskundigen af dan leerkrachten. Veel van die mensen krijgen een baan bij instellingen die het onderwijs zijn binnengedrongen’, vertelt de 81-jarige ‘juf der juffen’ Janet Meys in het najaar van 2021 aan dagblad AD.

Ook Inge Braam, tot vorig jaar leerkracht in het primair onderwijs en voormalig Onderwijsblad-columnist wijst eerder in het Onderwijsblad op invloedrijke anderen: ‘Er wordt minder vertrouwd op de professionaliteit van de leraren, wij moeten nu vaak uitvoeren wat elders is bedacht.’

Schil

Dat de schil rond de leraar groeit, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In 2008 waren er nog zo’n 450 bedrijven die diensten verlenen aan het onderwijs. Denk aan ondernemingen in educatie- en onderwijsadvies, onderwijsbegeleidingsdiensten en bedrijven in schoolkeuze-advies en student-uitwisselingsprogramma’s. Vorig jaar telde Nederland bijna drieduizend van dit type onderwijsdienstverleners, waarvan 90 procent zzp’er. Maar ook het aantal onderwijsadviesbedrijven tot aan vijftig werknemers is sterk toegenomen.

Onderwijsadvies 2008 2015 2022*
eenmansbedrijven 340 1335 2660
2 tot 10 werknemers 60 160 235
10 tot 50 werknemers 20 35 45
50 tot 250 werknemers 15 15 15

bron: CBS, bedrijven en instellingen naar economische hoofdactiviteit (SBI 2008, categorie 8560 Dienstverlening voor het onderwijs)
*2022 zijn voorlopige cijfers

Steeds meer Nederlanders hebben een onderwijsbaan, maar dan wel búiten de klas. Dat blijkt ook uit de Enquête Beroepsbevolking die het CBS jaarlijks afneemt. Volgens dit onderzoek nam het aantal onderwijsadviseurs, -begeleiders en -specialisten toe van 41 duizend in 2015 naar 54 duizend in 2020. Vorig jaar werkten 61 duizend personen in Nederland in zo’n adviserende of coördinerende functie. Geregeld op de scholen zelf, maar ook in organisaties om het onderwijs heen. Door aanpassingen in de Enquête Beroepsbevolking is dit jongste getal van 61 duizend niet goed vergelijkbaar met de jaren ervoor.

Externen

“Er zijn steeds meer praters in het onderwijs, steeds minder mensen die het zelf willen doen”, concludeert Ton van Haperen, economiedocent en columnist voor het Onderwijsblad. Volgens hem zijn het groeiende leger aan adviseurs enerzijds en de leraren anderzijds twee circuits die grotendeels los van elkaar opereren. “Wat zij doen, raakt mijn werk in de klas niet. Ja, tenzij er vernieuwd moet worden en het schoolbestuur externen inhuurt.”

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van juli. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP

Onderwijsadviseurs werken meestal bij aparte bureaus en instellingen, denkt Van Haperen. “Mijn werk wordt er niet slechter van, maar vooral ook niet beter. Het heeft geen enkel effect op de praktijk. Wat niet goed is.” De groeiende schil hangt ook samen met het lerarentekort en passend onderwijs, denkt hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt Marc van der Meer. “In deze cijfers manifesteert zich een ander soort onderwijsmodel. Grotere klassen, met minder leraren en allerlei begeleiding voor leerlingen die dat nodig hebben.”

Als goede leraren de klas verlaten om in die schil te gaan werken, is dat onwenselijk

Volgens collega-hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt Frank Cörvers is extra onderzoek nodig. Bijvoorbeeld naar wat onderwijsadviseurs en -specialisten hiervoor deden, wat hun vooropleiding is. Cörvers: “Intuïtief zie ik in deze cijfers ook steeds meer aandacht voor het onderwijsproces, voor de begeleiding van leraren. Denk aan inwerktrajecten voor startende leraren of intervisie organiseren in het team. Daar heb je deels externen voor nodig. We weten dat ondersteuning van buiten hierbij wel degelijk rendement oplevert.” Maar als goede leraren de klas verlaten om in die schil te gaan werken, is dat onwenselijk, stelt Cörvers.

Dat inmiddels de beste stuurlui aan wal staan, wil hoogleraar onderwijsarbeidsmarkt Marc van der Meer niet concluderen: “De beste stuurlui staan gewoon voor de klas.”

Docent Van Haperen denkt dat dit wel gebeurt. “Het eerste wat docenten die iets kunnen vaak doen, is stoppen met lesgeven. Of minder gaan lesgeven.” Ook Paula van Manen ziet al jaren goede collega’s kiezen voor banen buiten de klas. Van Manen schreef het boek Wanneer krijgen we weer les? over gepersonaliseerd onderwijs, wat haar haar baan kostte als docent in het mbo. “Een beetje ambitieuze leraar gaat op zoek naar andersoortige functies. Wil je een hoger salaris? Dan moet je al snel gaan coördineren of in een beleidsfunctie gaan werken.” Volgens Van Manen is ook onderwijsvernieuwing debet aan de groei van de schil. “Ik zie een enorme vernieuwingsdrang. Vanuit de politiek, maar ook op de scholen zelf. Waar is onze autonomie gebleven? Docenten moeten het allemaal maar uitvoeren.”

Dat inmiddels in het onderwijs de beste stuurlui aan wal staan, willen hoogleraren Van der Meer en Cörvers niet concluderen. Van der Meer: “De beste stuurlui staan gewoon voor de klas.” Cörvers: “Ik vind dit een lastige. We hebben ook jarenlang gezegd: de leraar is te veel koning in z’n eigen klaslokaal. Volgens mij is het nuttig dat er mensen aan de wal staan die iets zinnigs roepen. Leraren hebben baat bij luisteren naar feedback van buiten.”

Ontwikkelingswerk

Dit voorjaar grapt Eva Naaijkens, directeur van de Alan Turingschool in Amsterdam, in de NPO-radio uitzending Spijkers met koppen dat ze beter als onderwijsadviseur kan gaan werken. Ze maakt zich boos over de ‘basisbrigade’. Scholen kunnen via dit initiatief van onderwijsminister Dennis Wiersma hulpteams aanvragen om de basisvaardigheden van hun leerlingen op te krikken. Naaijkens: ‘Ik heb het gevoel dat er ontwikkelingswerk op ons los wordt gelaten. Ik kan bijna beter als adviseur gaan werken. Ik verdien dan meer.’ Ze verzucht: ‘Bijna iedereen is betrokken bij het onderwijs, helpt het onderwijs, maar het onderwijs heeft niet meer genoeg mensen om zichzelf te helpen.’

Steeds vaker wordt daarom gesuggereerd om de schil maar eens “het echte werk” te laten opknappen. Jim Jimkes, gepensioneerd conrector en voormalig leraar wiskunde schrijft in februari dit jaar op de website van vakblad Didactief: ‘Een flink deel moet nu voor een paar jaar hun bureaustoel inruilen voor werk in de klas. Een win-winsituatie: de onderwijsadviseurs en onderwijskundigen kunnen hun kennis de school inbrengen en door zelf les te geven het lerarentekort verminderen.’

Leraren moeten kunnen groeien in salaris, zonder de klas te verlaten

Docent Van Haperen zit niet te wachten op mensen ‘die het tegen hun zin doen’. “We willen collega’s die het willen en er fatsoenlijk voor opgeleid zijn.” Hoogleraar Van der Meer ziet wel wat in Jimkes suggestie: “Het gaat natuurlijk altijd op basis van mensen die gemotiveerd zijn en er vol overgave aan willen werken. Als je jeugdpsychologie hebt gestudeerd, dan kun je natuurlijk jeugdpsycholoog worden in een praktijk voor adolescenten, maar zulke mensen zouden ook makkelijker de stap moeten kunnen zetten naar het onderwijs. Daar kun je functies voor creëren.”

En simpelweg het leraarschap aantrekkelijker maken? Dat moet sowieso gebeuren, zeggen zowel Cörvers als Van der Meer. Zij vinden net als de AOb dat de werkdruk omlaag moet en het salaris omhoog, met in het kielzog de status van het beroep. Tamar van Gelder, voorzitter van de AOb: “We strijden er al jaren voor dat leraren moeten kunnen groeien in salaris, zonder de klas te verlaten. Afspraken daarover worden door werkgevers nog veel te vaak niet nageleefd.”

Ook een goede schoolcultuur kan helpen leraren te behouden, zegt Cörvers. “Sommige scholen zijn nog steeds ouderwetse, verstarde organisaties. Een bepaald type leraar vindt het op een gegeven moment leuker om in een meer dynamische, wat zakelijkere omgeving te werken. En dat zit meer in die bedrijven om het onderwijs heen.”

De Onderwijsraad deed in 2019 onderzoek naar educatieve dienstverleners. Denk aan methodemakers, toetsontwikkelaars, adviseurs, trainers en onderzoekers. De conclusie luidde dat de vraag van de scholen en het aanbod in de markt niet goed op elkaar aansluiten. Volgens de Onderwijsraad zijn de markt en de financiering versnipperd, dreigt er op het terrein van leermiddelen monopolievorming en is er weinig zicht op de kwaliteit. De raad adviseerde de overheid ook om terughoudend te zijn met tijdelijke subsidies.
Twee jaar later, in 2021, komt het kabinet met een enorme subsidiezak: 8,5 miljard euro, onder de noemer Nationaal Programma Onderwijs (NPO). Hiermee moet het onderwijs vooral corona achterstanden wegwerken. Waarop de Onderwijsraad stelt dat de NPO-miljarden een opmaat moeten zijn voor duurzame investeringen in het onderwijs.
Ondanks dat de groei van de schil al ver voor de pandemie inzette, vermoeden experts dat veel NPO-geld vanwege personeelstekorten in het onderwijs naar externe partijen gaat.

Verder lezen in dossier: