Zonder deze obstakels wordt het hoger onderwijs een stuk toegankelijker
Een lichamelijke beperking, een migratieachtergrond of als eerste uit je gezin gaan studeren? Dan sta je, ondanks je talenten, al meteen op achterstand. Het hoger onderwijs kent voor veel studenten obstakels. Hoe kan dit anders?
Tekst
bea ros - redactie onderwijsblad
-
-
Minder dan een minuut om te lezen
rosa snijders
'Ik moest bewijzen dat ik slim genoeg was om ondanks mijn functiebeperking de studie te mogen doen.’ En: ‘De docent zei tegen mij: Als het zoveel moeite kost om te studeren, dan moet je je afvragen of dit wel de juiste plek is.’
Dit artikel stond in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!
Beide citaten van studenten zijn afkomstig uit het eindrapport van het door hoogleraar kansengelijkheid, Louise Elffers geleide onderzoeksprogramma Toegankelijk hoger onderwijs voor, door en na de poort van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Op basis van gesprekken met en enquêtes onder leerlingen en studenten brachten onderzoekers in kaart welke struikelblokken of juist zetjes in de rug mensen ervaren op weg naar een diploma hoger onderwijs. Want op papier is iedereen gelijk in het hoger onderwijs; in de praktijk blijkt het voor sommige groepen toch lastiger de eindstreep te halen dan voor anderen.
Een belangrijk struikelblok zijn (onbewuste) vooroordelen. Bijvoorbeeld denken dat iemand in een rolstoel, met een hoofddoek of zonder hoogopgeleide ouders, minder slim is en dus niet thuis hoort in het hoger onderwijs.
Dat begint al ver voor de poort. Boutaina Chami, bestuurslid van de Landelijke Studentenvakbond LSVb, weet er alles van. “De leraar van groep 8 wilde me naar vmbo-kader sturen. Na veel zeuren van mijn moeder werd dat mavo, zij gaf me het vertrouwen dat ik het wél kon. Via mavo, havo en een hbo-propedeuse kwam ik op de universiteit terecht. Een heel lange route en achteraf echt onnodig.”
Geld zou bijvoorbeeld geen rol mogen spelen of iemand wel of niet kan gaan studeren
Het is een van de redenen waarom ze zich bij de LSVb sterk maakt voor het opheffen van drempels in het hoger onderwijs. “Geld zou bijvoorbeeld geen rol mogen spelen of iemand wel of niet kan gaan studeren”, stelt Chami. “We zien dat maatregelen als de langstudeerboete of het bindend studieadvies juist groepen treffen die toch al obstakels ervaren.” Bijvoorbeeld studenten zonder rijke ouders die kunnen bijspringen. Of studenten met een functiebeperking die geen bijbaantjes kunnen doen. Die laatste groep weet vaak niet dat ze bij de gemeente een studietoeslag kunnen aanvragen, al verschilt die regeling per gemeente. “Het zou veel logischer zijn om die toeslag centraal te regelen, bijvoorbeeld via DUO”, zegt Chami. “En dat je die meteen bij het aanvragen van studiefinanciering kunt aanvinken. Dat scheelt heel veel stress.”
Armoede zit studeren in de weg
Uit het NRO-rapport klinkt eenzelfde geluid: studenten met een functiebeperking moeten vaak alles zelf uitzoeken, van mogelijkheden om langer over de studie te doen tot en met faciliteiten als prikkelarme ruimtes. Het lukt vaak wel om het te regelen, maar het kost hen veel tijd en energie die ze beter anders kunnen besteden.
(Het artikel gaat verder onder de illustratie)
Beeld: Rosa Snijders
Het is te gemakkelijk om als onderwijsinstelling te denken: als ze iets nodig hebben, melden ze zich wel. Dat stelt ook Machteld de Jong, lector diversiteitsvraagstukken aan hogeschool Inholland. Samen met twee onderzoekers uit haar lectoraat heeft ze net onderzoek afgerond naar armoede onder hbo-studenten. “De impact van armoede is erg groot: omdat deze studenten heel veel moeten werken, gaan ze zeer selectief naar colleges en hebben ze minder contact met medestudenten. Het levert veel stress op en dat heeft weer invloed op de studieresultaten.” Bovendien is armoede een taboeonderwerp: “Je gaat niet zo snel naar een mentor om te zeggen dat je geen geld hebt om weer een nieuw studieboek te kopen en dat je honger hebt.
Chami wijst op een ander probleem waar weinig docenten bij stilstaan: moslimstudenten mogen vanuit hun geloof geen lening met rente afsluiten. Dat betekent dus dat ze heel veel moeten werken. “Tijdens dit jaar bij de LSVb ben ik aan het sparen voor mijn master”, vertelt ze. De Jong vult aan: “Wat ook vaak gebeurt, is dat deze studenten dan geld lenen van familie of bekenden. Maar als je dat niet kan terugbetalen, is dat veel stressvoller dan als je een schuld bij DUO hebt.”
Cultuurkloof tussen thuis en school
Toegankelijkheid op papier wordt nooit werkelijkheid als je sociale mechanismen als vooroordelen en verschillen in sociaal en cultureel kapitaal niet onder ogen ziet, stelt Eddie Denessen, hoogleraar onderwijs en sociale ongelijkheid aan de Radboud Universiteit en zelf een eerstegeneratie student. “Voor kinderen van laagopgeleide ouders is de school een vreemde wereld, er is een cultuurkloof tussen thuis en school. Als ik weer eens een weekend naar mijn ouders ging, moest ik een knop omzetten. Voor studenten van hoogopgeleide ouders bestaat die kloof niet. Die wandelen gewoon de universiteit binnen en zijn vertrouwd met de manieren daar. Ze weten hoe je een hoogleraar aanspreekt.”
Zelfs toen ik hier ging promoveren, twijfelde ik of ik wel bij een universiteit paste
Die kloof kan ervoor zorgen dat je, ondanks alle talenten, onzeker wordt. “Zelfs toen ik hier ging promoveren, twijfelde ik aan mijn intellectualiteit en of ik wel bij een universiteit paste”, vertelt Denessen. “Doordat ik veel positieve feedback en bevestiging kreeg, ging ik er wel in geloven. Hoge verwachtingen koesteren is essentieel, dat geldt op de universiteit net zo goed als op de basisschool.”
Het NRO-rapport bevestigt dit opnieuw. “We halen steeds dezelfde onderzoekdata naar boven, maar er verandert weinig en dat is tragisch”, zegt De Jong. “Onderwijs zou de plek moeten zijn waar je het verschil kunt maken.”
Tijd is een belangrijke factor
Als lid van de Expertgroep Toegankelijkheid Hoger Onderwijs onderzoekt De Jong met collega’s hoe kennis uit onderzoek beter kan landen in de praktijk. Een belangrijke factor daarbij is tijd om kennis over gelijke kansen te vinden en in de praktijk toe te passen. “Dat begint met bewustzijn van je eigen beelden van studenten die niet op jou lijken. Vraag je af wat het met iemand doet die vanwege een migratieachtergrond geen stageplek kan vinden of als je in een rolstoel zit en de liften weer niet werken.”
Docenten hebben ook structureel meer tijd nodig om een band op te bouwen met studenten. “Iedereen vindt een inclusief klimaat belangrijk, maar de waan van de dag gaat vaak voor en docenten werken nu al keihard. Onderwijsmanagers moeten het belang van goede relaties met studenten erkennen. Het belangrijkste is om als docent uit te stralen: ik zie je en ik ondersteun je. Dat komt toegankelijkheid én studiesucces ten goede."
Het belangrijkste is om als docent uit te stralen: ik zie je en ik ondersteun je
En dan kun je bijvoorbeeld wel maatwerk leveren en uitzonderingen op regels toestaan. De Jong noemt als voorbeeld een student die vanwege een functiebeperking tijdens de stage zes in plaats van acht uur per dag werkte. “Om toch aan het verplichte aantal stage-uren te komen, werkte hij in de zomervakantie door, waardoor hij al moe aan het volgende studiejaar begon. Dat valt natuurlijk best anders te regelen.”
Chami ten slotte noemt de enorme prestatiedruk als probleem. “Op tijd en met hoge cijfers afstuderen, dat staat voor doorzettingsvermogen en je best doen. Maar dat is echt ver van de realiteit. Juist mensen die met 4-0 achterstaan en ondergewaardeerd worden en die toch een diploma halen, leveren een enorme prestatie.”
Verder lezen? Word AOb lid!
Als lid heb je toegang tot alle content van de website. Meer over alle voordelen vind je hier.