Tekst: Rineke Wisman Beeld: Nanne Meulendijks
Werken met speciale kinderen in de klas kan best zonder labels plakken. Het Onderwijsblad verzamelde tips bij experts. Wacht niet op de diagnose, maar kijk naar de ondersteuningsbehoefte.
Tekst: Rineke Wisman Beeld: Nanne Meulendijks
Angst, Depressie, ADHD, ADD, autisme, ODD, borderline. Orthopedagoog Trix van Lieshout en gedragsspecialist Anton Horeweg zijn geen voorstander van labels. “Al deze gedragingen zijn eigenlijk varianten van een normale ontwikkeling, in wezen zijn het vaardigheidstekorten”, zegt Van Lieshout. “Vrijwel alle kinderen, maar ook volwassenen, hebben drukke, autistische, neurotische en agressieve trekjes.”
Spreek daarom niet van normaliteit en abnormaliteit, maar neem het gedrag met nieuwsgierigheid waar. “Veel gedrag is reactief. Of kinderen stil, dromerig, druk, opstandig of agressief gedrag vertonen, hangt vaak samen met de omstandigheden en soms ook van een vak of van een onbewuste onhandige benadering door een leerkracht.” Een diagnose kan behulpzaam zijn in de begeleiding van een kind, maar het ‘stoornisdenken’ is dat niet. Het kan leiden tot self fulfilling prophecies en voorkomen dat iemand zelf aan zijn gedrag gaat werken: Ik heb nu eenmaal ADHD, daar kan ik toch niets aan doen? Dus: “Wacht niet op een diagnose”, zegt Anton Horeweg. “Ook zonder label kan je nadenken over hoe je hem helpt in zijn ontwikkeling.”
In plaats van denken in diagnoses is het zinvoller te kijken naar ondersteuningsbehoefte: wat heeft een kind nodig? Kinderen die moeite hebben met impulsbeheersing kan je leren een pauze in te lassen: Stop-denk-doe. Bijvoorbeeld met een kleurensysteem. Een groen blokje op tafel betekent: ik ben lekker bezig. Geel houdt in: ik worstel met de stof. Rood geeft aan: ik snap het niet, help! Zo’n systeem leert het kind zijn impulsen uit te stellen in plaats van door de klas heen te roepen. Anton Horeweg: “Kinderen die in hun concentratie belemmerd zijn doordat ze zich snel laten afleiden of beweeglijk zijn, geef ik vaak een uitlaatklep: ga maar even tien keer de trap op en af.” Onderzoek de mogelijke oorzaak ‘achter het gedrag’, observeer en leer het gedrag van de leerling te lezen.
Soms gaat achter agressief en dwars gedrag angst, ontmoediging en frustratie schuil, waarbij begrip meer oplevert dan het stellen van een harde grens. Dit geldt zeker voor kinderen met een probleem in het autistisch spectrum, weet Van Lieshout. “Zij kunnen ontzettend boos worden als zij met plotselinge wijzigingen worden geconfronteerd. Dan ligt de ondersteuningsbehoefte in eerste instantie meer op het wegnemen van de onderliggende angst dan op het reguleren van het onrustige gedrag dat een reactie is op de plotse verandering.”
Ontdek oplossingsrichtingen met het kind, raadt Horeweg aan. “Ga in gesprek met het kind. Kinderen weten vaak zelf goed wat ze nodig hebben. Zelfs kleuters kunnen al aangeven wat een beetje kan helpen: Ik zie dat jij het lastig vindt om geconcentreerd te blijven tijdens de rekenles. Zo kom je achter in je werk. Hoe kunnen we dit oplossen?” Meestal is het kind vol goede voornemens, weet Horeweg die hen graag de keuze geeft uit twee oplossingen, bijvoorbeeld de tafel uit de groep schuiven óf even een beweegmomentje.”
In gesprek met het kind is het belangrijk dat je doorvraagt, niet oordeelt en geen suggesties geeft die het kind richting een verklaring duwen. Zo van: Het zal je ADD of ODD wel zijn. Betrek ook de ouders erbij, stellen Horeweg en Van Lieshout. Vraag: Herkent u dit gedrag? Hoe pakt u het thuis aan? Een gezamenlijke aanpak werkt het beste en dan sta je niet tegenover elkaar.” Helpt de oplossing niet? Kom er dan snel op terug in een gesprek en laat het kind vertellen wat er wel goed ging en daarna wat er niet goed ging.
Kinderen die gemiddeld meer moeite hebben met leren dan anderen, oogsten vaak veel kritiek. Voor hen is het belangrijk dat het ook opgemerkt wordt als het goed gaat. Geef af en toe een compliment: Ik zag dat je geconcentreerd je schrijfopdracht maakte. Of: Je leek even onrustig, maar het viel me op dat je toch zelfstandig verder kwam met de opdracht. Een compliment doet kinderen groeien. Hoewel kinderen met hechtingsproblemen of extreme verlegenheid soms moeite hebben met het ontvangen van lof. “Dat geeft hen zo’n ongemakkelijk gevoel dat het averechts uitpakt”, weet Horeweg. “Over het algemeen geldt: maak een compliment klein en terloops, dan komt het bij de meeste kinderen binnen.”
Kijk steeds wat je kunt doen om leerlingen te helpen in hun ontwikkeling: Ik zie dat je erg afgeleid bent met een plek die uitkijkt op het raam. Laten we eens proberen hoe het is als je met je rug naar het raam toe zit? Of: Wat kan ik voor jou doen zodat het voor jou makkelijker wordt om geconcentreerd te werken in de klas? “Richt je vooral op de omgevingsfactoren, want daar heb je invloed op. Laat de kind-factoren, zoals een diagnose, even voor wat ze zijn”, zegt Van Lieshout. Leerlingen laten leren via een klasgenoot als buddy in de klas helpt soms ook. Probeer situaties voor te zijn, adviseert Horeweg. “Bijvoorbeeld: iedereen is aan het werk, en ineens heb ik oogcontact met een leerling. Hij kijkt of ik kijk, dus hij is iets van plan. Even een wenkbrauw optrekken of nee schudden is soms al genoeg om weer aan het werk te gaan.”
Jij bent ook altijd druk. En: Zit je nou weer te klieren! Dit zijn opmerkingen die voortkomen uit een fixed mindset en die impliceren een oordeel over de leerling, aldus de Amerikaanse professor Carol Dweck. Zij adviseert woorden te gebruiken die voortkomen uit een growth mindset: 'Het lukt je al om tien minuten zelfstandig te werken. Eens zien of we daar een kwartier van kunnen maken.' De woorden ‘al’ en ‘nog’ geven aan dat je groei voor je ziet en impliceren een positieve verwachting. Straal uit dat je er vertrouwen in hebt: 'Je kunt het nu nog niet, maar ik weet zeker dat het je gaat lukken.' Die bevestiging is voor kinderen heel fijn, zegt Horeweg. “Ze voelen zich gesteund door een volwassene die in hen gelooft.” Het tegenovergestelde is ook waar. Zei de meester vroeger dat je opgroeide voor galg en rad, dan blijft dat vaak hangen.
“De leerkracht doet er alles toe, benadrukt Van Lieshout. “Als leerkracht kun jij het onderwijs passend maken, meer inclusief, met ruimte voor kinderen met allerlei speciale ondersteuningsbehoeften. Je bent de sleutel die ervoor kan zorgen dat het beter gaat. Investeer dus in de relatie, de allerbelangrijkste basisbehoefte van ieder kind. De leerling heeft jou nodig om zich verder te ontwikkelen. Soms zijn er leerlingen bij wie het moeizaam gaat. Realiseer je dan dat je er niet alleen voor staat. Wees open naar je team en vraag hulp. “Denk niet dat je niet capabel gevonden wordt als je een probleem deelt. Het is juist een teken van kracht als jij je kwetsbaar op durft kunt stellen: Hoe zou jij dit aanpakken? Of: Ik hoor dat jij goed overweg kan met deze leerling. Heb jij een tip voor me? Zo leer je problemen oplossen in plaats van erin te blijven hangen.
Merk je dat je bij sommige leerlingen een kort lontje hebt? Sneller overkookt dan je gewend bent? Ga dan even bij jezelf te rade. “Gedraagt het kind zich vervelend of komt dat doordat je zelf gestrest bent?” Horeweg: “Als leerkracht moet je een behoorlijk reflectievermogen hebben. Zelf stel ik tijdens de les voortdurend bij: hoe kan het nog beter? En blijf steeds als een leerling ongewenst gedrag vertoont, denken: wat kan ík doen?”
Trix van Lieshout is orthopedagoog en schreef ‘Pedagogische adviezen voor speciale kinderen’, een handboek dat in 2018 verscheen in een nieuwe update.
Anton Horeweg is gedragsspecialist. Binnenkort verschijnt zijn twintigste boek ‘Gedragsproblemen in de klas -basisboek voor preventief werken met jongeren’. Ook het ‘Handboek Gedrag op school’ gaat over dit onderwerp.