Wildwestpraktijken in de VS
AOb-collega Wouter van der Schaaf fietste van Chicago naar New Orleans en verdiepte zich in het Amerikaans onderwijs. Hij schetst een ontluisterend beeld van lage lonen, prestatiedwang, segregatie en gebrek aan vakbondsrechten.
In alle boeken die ik voorafgaande aan mijn meer dan tweeduizend kilometer tellende edubike las, kwam het politieke machtsspel in het Amerikaanse onderwijs aan bod. Het is een machtsstrijd tussen de verschillende lagen in het Amerikaanse onderwijs: de federale overheid in Washington D.C., de overheden van de individuele staten en de lokale onderwijsoverheden, vertegenwoordigd door de Board of Education. De kwaliteit van het onderwijs -laat staan de belangen van leerlingen en leraren- staat in dat machtsspel nooit voorop.
De staat probeert vooral in stedelijke gebieden de macht over te nemen en daarmee zijn eigen wil op te dringen. In de stedelijke gebieden zijn de Democraten sterk vertegenwoordigd. Zij zijn van oudsher voorstander van de public school. Republikeinen, die de meeste invloed hebben in landelijke gebieden, voelen zich ideologisch sterk verwant met privatisering en commercialisering van het onderwijs.
In vooral de zuidelijke staten heeft de strijd geleid tot ‘vouchers’ (de overheid geeft een bedrag per leerling aan de ouders en laat hen er vervolgens mee shoppen) en tot charter schools (vrije markt-scholen met eigen regels en arbeidsvoorwaarden). Het bedrijfsleven heeft een prestatiegerichte afrekencultuur in het onderwijs geïntroduceerd.
Vrijwel alle leraren hebben een tweede baan
Mijn gesprekken ter plekke hebben het beeld van machtsstrijd en verkwanseling van het onderwijs verdiept. Schokkend vond ik de arbeidsomstandigheden van de werknemers in het onderwijs. Leraren werken allemaal fulltime, om maar in aanmerking te komen voor sociale zekerheden als pensioen, vakantiegeld en ziektekostenbijdrage. Vrijwel alle leraren die ik sprak hadden een tweede baan. In restaurants kwam ik regelmatig een lerares tegen in de bediening, “zodat ik al mijn kosten kan betalen”. Vooral jonge leraren zitten nog jaren vast aan de afbetaling van de studiekosten die makkelijk kunnen oplopen tot 60 duizend dollar. Een voltijdse baan in het onderwijs betekent 35 lesuren voor de klas. Wie de pech heeft om meer dan de tien ziektedagen per jaar op te souperen, ontvangt geen salaris. Het jaagt zieke leraren naar de klas - opgebrand of niet. Langer dan drie maanden uit de roulatie? Geen baanzekerheid meer.
Bedreigd
Iedereen die ik sprak maakt zich zorgen over de toekomst van het Amerikaanse lerarenkorps. “Het aantal aanmeldingen voor lerarenopleidingen is met de helft gedaald”, vertelt Debbie Meaux van de Louisiana Association of Educators. “Het is op dit moment een baan zonder status, zonder perspectief, met een hoog afbrandrisico en in deze staat al twaalf jaar lang een salaris op de nullijn.” Daar komt in haar staat -en niet alleen in Louisiana- nog bij dat de public schools steeds meer vervangen worden door charter schools, scholen waar een diploma van de lerarenopleiding niet meer als vereiste geldt en waar salarissen vrijelijk worden ingevuld. “Het leidt ontegenzeggelijk tot een verlaging van de kwaliteit van ons onderwijs”, zegt Meaux.
Wat hebben onderwijsbonden daar als tegenmacht, als belangenbehartigers tegenover te stellen? Gruwelijk weinig, zo blijkt. In de noordelijke staten is nog sprake van een sterke collectieve belangenbehartiging via cao’s; in de zuidelijke staten is het woord ‘cao’ een exotische term. Er is simpelweg geen cao. Niet in Mississippi, niet in Kentucky, niet in Louisiana. Had ik nog een maand doorgefietst, dan was ik ook in Georgia, Alabama en nog veel meer vakbondsvijandige staten terechtgekomen. Staten waarin de meest fundamentele vakbondsrechten - recht op organiseren en recht op onderhandeling- feitelijk met de voeten worden getreden. De macht van de werkgevers is ongekend.
Bij negatieve uitslagen zijn de leraren accountable, met alle gevolgen van dien
Leraren voelen zich bedreigd. Meer dan ooit staan zij onder druk van prestatiedwang. De testscores van leerlingen maken daar onderdeel van uit. De redenatie is even simpel als rechtlijnig: scoren de kinderen goed op de drie kernvakken -English, Science en Maths- dan is dat mooi voor de school. Maar bij negatieve uitslagen zijn de leraren de eersten die verantwoordelijk worden gehouden, accountable. Met alle gevolgen van dien, inclusief salaris en baanzekerheid.
Het is ‘van-dik-hout-zaagt-men-planken-beleid’ waarbij de leraar permanent wordt gezien als dé bepalende factor van succes. Het bijzondere ,en verontrustende, is dat zowel de Republikeinse president Bush jr. met zijn No Child Left Behind als de Democraat Obama met zijn Race to the Top een vergelijkbare koers volgden. “Zo veel als Obama heeft betekend voor de gezondheidszorg via Obamacare, zo weinig heeft hij betekend voor het onderwijs”, zegt oud-rector en onderwijsanalist Raynar Sanders uit New Orleans. “Hij heeft te weinig gedaan om de Republikeinse obsessie met scoren en afrekenen tegen te gaan. En zijn minister van Onderwijs, Arne Duncan, heeft daar veel aan bijgedragen.”
Daarmee wordt een hard oordeel geveld over Obama en diens onderwijsbeleid. Te hard wellicht, want onderwijsbeleid wordt uiteindelijk niet gemaakt in Washington D.C., maar in de staten, door de gouverneurs, door de lokale overheden. Daarbij is het goed te bedenken dat onderwijs in belangrijke mate gefinancierd wordt vanuit de lokale onroerendgoedbelasting. Hoe hoger de WOZ-waarde, hoe meer geld voor onderwijs. Hoe groter de salarisverschillen. Hoe groter ook de ongelijkheid in kansen van de leerlingen. De federale overheid compenseert dat enigszins, maar zeker niet volledig.
Echte problemen
“Het beleid is een permanente symptoombestrijding”, zegt Debbie Meaux van de Louisiana Association of Educators. “Wij in Amerika zijn goed in het aanpakken van deelonderwerpen. Maar aan de echte problemen wordt niet gewerkt.”
De segregatie tussen witte en zwarte leerlingen blijft onverminderd hoog
Volgens de leraren die ik tegenkom zijn ‘de echte problemen’ de scheiding van ras en van sociale klasse in het onderwijs. Onderwijsanalist Raynar Sanders: “De segregatie tussen witte en zwarte leerlingen blijft onverminderd hoog. De achterstand van zwarte leerlingen en van leerlingen uit de sociaaleconomisch zwakste groeperingen neemt niet af, maar toe. De kloof wordt groter. En het is het beleid dat daarvoor zorgt. Het is geen natuurverschijnsel. Alleen: er is geen politieke urgentie voor onderwijs.”
En dus neemt de onrust toe. In North Carolina en andere staten komen leraren in actie. Ze zien belastingverlichting voor het bedrijfsleven en onvoldoende middelen voor het onderwijs. “Leraren leggen het werk neer om aandacht te vragen voor hun benarde positie en voor de bedreiging van de kwaliteit van het onderwijs”, zegt Carol Caref van de Chicago Teachers Union.
Aanhanger
Een minister van Onderwijs, Betsy DeVos, die een trouwe aanhanger is van de ‘onderwijs’-agenda van Trump, helpt niet om de werkelijke problemen aan te pakken. Integendeel. “Zij heeft helemaal niets met public education”, zeggen vrijwel alle gesprekspartners. Zij zelf en haar kinderen gingen naar dure privéscholen. Zij heeft geen andere onderwijsachtergrond dan dat zij miljoenen heeft gespendeerd aan het bevorderen van ‘vouchers’ en ‘charter schools’. DeVos gaat akkoord met het beleid om op winst gerichte christelijke scholen voorrang te geven boven public schools. Net zoals zij er voorstander van is dat scholen die geld van de overheid krijgen leerlingen mogen selecteren. Tot op heden heeft ze nog geen beslissende stempel op het beleid weten te drukken. Maar de onderwijsbonden houden hun adem in. Want alles waar DeVos voorstander van is, staat haaks op waar bonden en leraren voor staan.