Alle

Wapen je tegen een inkomensval

Stel dat je arbeidsongeschikt wordt, dan kan je inkomen na een paar jaar heftig terugvallen. Daarom is een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering een must.

- 6 Minuten om te lezen

41472500812 b0b10ae2ed c

Veel medewerkers in het onderwijs hebben geen aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering. Beeld: Typetank

Het grootste risico loop je wanneer je gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt. In die situatie dreigt je inkomen terug te vallen tot bijstandsniveau. 

Eerst even de basis. Als je langdurig ziek wordt, betaalt je werkgever het eerste jaar 100 procent van je salaris door en het tweede jaar 70 procent. Als terugkeer geen optie is, volgt daarna doorgaans ontslag en bepaalt een keuringsarts voor hoeveel procent je arbeidsongeschikt bent. Je krijgt dan eerst een wia-uitkering van 70 procent van je volledige loon.

Daarna kan dat stukken minder worden, als het niet lukt om genoeg vervangend werk te vinden. “Dat is de valkuil”, legt Douwe van der Zweep van AOb uit. “Het onderwijs biedt weinig banen in de luwte. En het is ontzettend lastig om in deze omstandigheden elders te solliciteren. Lukt het je niet om te werken, dan is de wia-uitkering ontzettend laag.” Een voorbeeld: als je volgens de keuring 50 procent arbeidsongeschikt bent, krijg je alleen over dat deel nog een uitkering. Dat is ongeveer 35 procent van je oude inkomen. 

Aanvullende verzekering

Dat is wel erg karig, alle reden voor een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering. Die vult het inkomen bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid altijd aan tot 70 procent van je totale loon. Elke onderwijsinstelling biedt de mogelijkheid om zo’n verzekering af te sluiten. Kies je daar als werknemer voor, dan moet je zelf de maandelijkse premie betalen. Voordeel is wel dat die premie afgaat van het brutoloon in plaats van het nettoloon. Over dat bedrag betaal je dus geen belasting. Toch is er een grote groep onderwijsmedewerkers die geen verzekering heeft afgesloten en dat is link.

Als je bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet aan werk komt, zijn de gevolgen zó groot

Deze zogenoemde semicollectieve regeling geldt voor het po, vo, mbo en wo. Gunstiger is het geregeld bij het hbo, na cao-onderhandelingen door de AOb vorig jaar zomer. Veruit de meeste hbo-instellingen hebben een collectieve verzekering afgesloten, waarop iedereen automatisch aanspraak maakt bij arbeidsongeschiktheid. Zo niet, dan garandeert de werkgever een baan voor minimaal de helft van de uren die je nog kunt werken.

Voor medewerkers in het mbo is afgelopen voorjaar een campagne gestart om de verzekering te promoten. Dat was hard nodig, omdat juist hier veel mensen onverzekerd waren. Van der Zweep: “Het is belangrijk om die verzekering snel af te sluiten. Als je al iets mankeert, valt dat moeilijk alsnog te verzekeren.” 

Het liefst zou de AOb bij alle onderwijssectoren een collectieve aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering zien, zoals in het hbo. Maar zo ver is het nog niet. “Natuurlijk is dat het mooiste”, aldus Van der Zweep. “Als je bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet aan werk komt, zijn de gevolgen zó groot. Men zegt vaak: dat overkomt mij niet. Maar dat kan je dus wel overkomen.” De AOb-bestuurder wijst op de coronaperiode en de groep mensen die nog altijd kampt met post covid. “In het hbo is dat de aanleiding geweest om deze bescherming aan iedereen aan te bieden. Werkgevers in de andere sectoren wilden dat helaas niet. Daarom roep ik ook iedereen individueel op: regel die verzekering zo snel mogelijk bij je werkgever.”

Martine Melein: “Vette pech bestaat"

Martine Melein: 'Een arbeidsongeschiktheidsverzekering had me zo ongelooflijk veel zorgen gescheeld.' Beeld: Angeliek de Jonge

Martine Melein (50): “Vette pech bestaat, daar ben ik wel achter gekomen. Ongeveer tien jaar geleden kreeg ik tijdens een verbouwing last van mijn been. Ik was net gescheiden, had een nieuw huis gekocht in Utrecht waarin ik met mijn twee puberzoons ging wonen en ik was bijna klaar met mijn promotieonderzoek. De wereld lag aan mijn voeten. Tot ik trombose kreeg, een dubbele longembolie en de diagnose chronische sarcoïdose. 

Ik had een fulltime baan als coördinator bedrijfsvoering op de VU in Amsterdam. Meerdere keren probeerde ik te re-integreren, in totaal heb ik wel een stuk of negen bedrijfsartsen gesproken. Vooral het cijfermatige werk werd lastiger. Ik ben lichter werk gaan doen, werd medewerker studentzaken voor 16 uur in de week. 

Na negen maanden ziekte kreeg ik nog maar 70 procent van mijn salaris over de uren die ik niet werkte. Dat zorgde voor een inkomensval. Met twee pubers die veel aten en een nieuw huis, waren het financieel pittige jaren. In 2022 ben ik voor 60 procent afgekeurd. Vorig jaar ging het niet meer, ik was uitgevochten. Nu heb ik via het UWV een iva-uitkering over mijn volledige oude salaris. Plus het arbeidsongeschiktheidspensioen van hetABP. Dat is een paar honderd euro per maand, toch fijn. 

Had ik maar een aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering gehad, dat had zo ongelooflijk veel zorgen gescheeld. Toen ik bij de universiteit begon, leek dat nog zo onnodig. Mijn jongens spoor ik nu aan om zo’n verzekering te nemen, desnoods betaal ik de premie. 

Mijn droom was om, wanneer de kinderen het huis uit waren, als postdoc internationaal te gaan jobhoppen. Om bij te dragen aan mijn vakgebied archeologie. Dat zit er niet in. Ik heb geprobeerd vrijwilligerswerk bij de kringloopwinkel te doen, maar na één dag lig ik drie dagen op apegapen.”

Ton Tummers: ‘Er viel een last van mijn schouders’

Ton Tummers (64): 'Met een aanvulling via de verzekering zit ik tot mijn pensioen vrijwel op mijn oude salaris.' Beeld: Angeliek de Jonge

Ton Tummers (64): “Ik heb als planner op verschillende scholen gewerkt. Eén keer vergat ik in mijn naïviteit de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Gelukkig was dat maar een kort dienstverband en bleef ik gezond. Zo’n verzekering moet gewoon, daar ben ik me altijd van bewust geweest. Gelukkig maar, anders had ik nu flink moeten inleveren. Ik heb geen docentensalaris, dus dat zou echt een probleem zijn geworden.

Ik heb er 42 jaar in het onderwijs op zitten. Ik begon bij personeelszaken op een roc en werd later roostermaker. Nadat ik voor de liefde van Limburg naar Nieuwegein was geëmigreerd, vond ik een baan in het voortgezet onderwijs. Tot drie jaar geleden heb ik mijn werk met plezier gedaan, maar eind 2020 kreeg ik een gigantische burn-out. Het werd me te hectisch, ook de computerkant werd te zwaar. Ik heb nog geprobeerd terug te komen, maar ik voelde alleen maar meer stress.

Via het UWV kon ik na twee jaar de tijdelijke 60+-regeling krijgen. Er viel een last van mijn schouders. Met een aanvulling van 10 procent via de verzekering zit ik tot mijn pensioen vrijwel op mijn oude salaris. Wat een geluk, die gedachte dat ik niet kan terugvallen. Mijn vrouw werkt parttime en je hebt je levensstandaard toch ingericht op twee salarissen.

Ik voel me inmiddels een stuk beter. Anderhalve dag per week werk ik als postbezorger. Wat ik daarmee verdien, gaat grotendeels af van mijn uitkering, maar ik vind het leuk om mensen tegen te komen en ben flink in beweging. Verder ben ik van plan om via de vakbond als wia-begeleider anderen te gaan helpen die in deze situatie komen. En ik doe vrijwilligerswerk op een school, zoals surveilleren tijdens de toetsweek. 

Binnenkort gaan mijn vrouw en ik naar het zuiden verhuizen, waar mijn roots liggen. Daar wonen mijn kinderen en mijn broers en ik ben actief in de carnaval.”

Dit artikel stond in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!

Verder lezen in dossier: