Alle

Waar knelt het bij de cao primair onderwijs?

De onderhandelingen voor een nieuwe cao in het primair onderwijs zijn vorige week vastgelopen. Gisteren werd bekend dat Mariëtte Hamer, voorzitter van de Sociaal-Economische Raad, gaat bemiddelen. Welke onderwerpen zijn belangrijk volgens de AOb?

Tekst Robert Sikkes - Redactie Onderwijsblad - - 5 Minuten om te lezen

48519161026 b13c80541c o

Beeld: Typetank

De gezamenlijke vakbonden eisten voor het jaar 2019 een loonsverhoging van 5 procent. Alleen zo valt er een begin te maken met het dichten van de loonkloof. Zolang er geen extra structureel geld van het kabinet komt, valt die stap niet te maken. De AOb is na raadpleging van de leden aan de onderhandelingstafel gaan zitten om er voor te zorgen dat het geld dat wel beschikbaar is, zo snel mogelijk wordt uitbetaald.

Voor 2019 heeft het kabinet voor de normale jaarlijkse loonsverhoging 3,13 procent uitgetrokken. De loonruimte voor 2020 is nog geheim. De werkgeversorganisatie PO-raad heeft wel een inschatting gekregen van het kabinet, maar deelt die niet met de bonden. Dat soort onnodige geheimhouding bemoeilijkt overigens altijd de cao-onderhandelingen.

De gezamenlijke vakbonden eisten voor het jaar 2019 een loonsverhoging van 5 procent

Schatting

De onderhandelaars van de AOb hebben, op basis van hun kennis en beschikbare informatie, wel een schatting kunnen maken. Die komt voor 2020 vermoedelijk op 2,9 procent, dus pakweg 0,24 procent per maand. De vrees was dat een deel daarvan naar stijgende pensioenpremies zou moeten, maar die zorg is afgelopen week weggenomen door minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken.

Met die gegevens hebben de vakbonden de eis van 3 procent op tafel gelegd voor de twaalf maanden: van 1 maart 2019 tot 1 maart 2020. Het gaat dan om de 2,5 procent loonruimte van 2019 en voor twee maanden van 0,5 procent van 2020.

De werkgevers boden 3 procent vanaf 1 augustus 2019 tot 1 juli 2020. Deze andere data kosten de leden bijna een vol procent loonsverhoging. De AOb rekent namelijk vanaf de afloopdatum van de vorige cao: 1 maart 2019. Wanneer de loonsverhoging tot 1 juli 2020 geldt, hebben we het dus over zestien maanden in plaats van twaalf. Dat wil zeggen dat er over die periode een loonsverhoging van 4 procent zou moeten zijn. Een procent méér, die doorwerkt in het pensioen en de sociale regelingen.

Voor de AOb is het van groot belang dat het primair onderwijs niet weer verder gaat achterlopen op andere sectoren. Daar is de gemiddelde loonstijging rond de 3 procent per jaar. Bij een looptijd tot 1 juli 2020 is een bod van 4 procent nodig.

Voor de bonden zit er wel enige rek in de looptijd, in verband met kosten voor ander onderwijspersoneel, zoals een betere inschaling van onderwijsondersteuners en directeuren. De werkgevers willen de kosten daarvan nu al in mindering brengen, terwijl die verbeteringen pas op 1 augustus 2020 ingaan. De AOb vindt dat die kosten pas meegerekend kunnen worden als ze er ook daadwerkelijk zijn, maar een één maand langere looptijd tot 1 augustus 2020 is daarom wel bespreekbaar.

De marges binnen de cao zijn en blijven krap, daarom blijven wij in de tussentijd actievoeren voor structureel extra geld voor het primair onderwijs.

Positie onderwijsondersteuners en (adjunct)-directeuren

Vanuit de leden klinkt regelmatig de opmerking dat bij de afspraken voor een nieuwe cao nu het onderwijsondersteunend personeel en de (adjunct)-directeuren aan de beurt zijn. Dat is terecht en ook een belangrijk onderwerp voor de AOb.

Vorig jaar was de extra loonsverhoging – structureel 270 miljoen euro - uitsluitend beschikbaar voor het aanpassen van de functiebeschrijvingen en salarissen voor leerkrachten. Dat was expliciet opgenomen in het regeerakkoord en het geld had daarmee dus een vaststaande bestemming: de lerarensalarissen.

Na de aanpassing van de leraarsfuncties is nu vooral gekeken is naar de functies van oop en schoolleiders

In de huidige cao-onderhandelingen zet de AOb stevig in op een vernieuwd evenwichtig loongebouw. Oop'ers en schoolleiders zijn immers essentieel voor het goed functioneren van een school. Dat betekent dat, na de aanpassing van de leraarsfuncties, nu vooral gekeken is naar deze functies.

Er zijn nieuwe voorbeeldfuncties gemaakt die, als er een akkoord wordt gesloten, als toetssteen gaan gelden. Voor de onderwijsassistenten is er een functiereeks gemaakt, zodat doorgroeien mogelijk wordt. Besturen moeten voor 1 augustus 2020 hun functies actualiseren. Zolang er geen akkoord is, gelden ook de voorbeeldfuncties nog niet.

Bovenwettelijke uitkeringen

Wie werkt in het primair onderwijs heeft als hij of zij werkloos wordt net als iedereen recht op ww. In de cao zijn daarnaast afspraken gemaakt over een aanvullende werkloosheidsuitkering, de bovenwettelijke uitkering. De werkgevers hoeven de kosten voor de werkloosheidsuitkeringen niet één-op-één zelf te betalen. De uitkeringskosten worden vergoed door het Participatiefonds, en worden betaald uit de premie die alle schoolbesturen aan dat fonds afdragen.

De PO-raad en de politiek menen dat die bovenwettelijke uitkering nog verder versoberd kan worden. Ze vinden dat werknemers te lang van een uitkering gebruikmaken. De uitkeringsduur is echter al versoberd in 2016, vanwege de introductie van de transitievergoeding voor het bijzonder onderwijs. In 2018 is de regeling nogmaals versoberd omdat het kabinet dat als voorwaarde had gesteld om de 270 miljoen euro voor lerarensalarissen ter beschikking te stellen. Die afspraken uit 2018 gaan overigens pas in op 1 januari 2020 omdat zij samenhangen met de inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans.

De PO-raad en de politiek menen dat die bovenwettelijke uitkering nog verder versoberd kan worden

Extra afspraken

Daarnaast zijn er in het onderhandelaarsakkoord voor de cao 2018 extra afspraken gemaakt om bij de komst van die nieuwe wet door te praten over de technische uitvoering van die regelingen als er sprake is van bedrijfseconomisch ontslag, zoals bij krimp of andere redenen waardoor werknemers boventallig zijn. De transitievergoeding kan dan bijvoorbeeld plaats maken voor een gelijkwaardige regeling of verrekend worden met een andere regeling, maar dan wel met keuzemogelijkheden voor de werknemers. Belangrijk daarbij is de toevoeging dat sociale partners ‘de intentie hebben om deze maatregelen zo goed mogelijk te benutten.’

De PO-raad richt zich nu alleen op de gelijkwaardige regeling of verrekening, waarbij het beperken van de kosten voor de transitievergoeding het belangrijkste doel lijkt.

Vakbonden willen een breder gesprek waarin de maatregelen zo goed mogelijk worden benut. De AOb wil daarom een akkoord over maatregelen die mensen aan het werk en dus uit de uitkering krijgen en afspraken die ontslagen tegengaan.

Kortom: vakbonden willen zorgen dat het primair onderwijs een aantrekkelijke sector blijft, waar goed werkgeverschap de norm is. Juist in een tijd dat bedrijfseconomisch ontslag zich in principe niet voordoet -sterker nog: er is een groot lerarentekort- vinden vakbonden dat gesprek van belang. De AOb heeft aangegeven nog steeds over het hele pakket in gesprek te willen, in relatie met een werkgelegenheidsgarantie. Dat hoort voor vakbonden onlosmakelijk bij goed werkgeverschap in een tijd van tekorten.

Lees ook: Onderhandelingen nieuwe cao primair onderwijs vastgelopen