Verbaasd over het Irma Sluis effect
Een bijzonder bijeffect van de coronacrisis: de gebarentaal-opleiding is ineens razend populair. “Eindelijk word ik niet meer zo gek aangekeken als ik in een winkel in gebarentaal iets probeer te bestellen”, zegt gebarentaaldocent Lenny Vos.
Het is stil in het klaslokaal van Lenny Vos. Je hoort alleen het geritsel van papier (bladeren in een schrift), het openritsen van een rugzak en -heel subtiel- het sluiten en openen van monden, de afzet van de tong tegen de boventanden en smakken van lippen. Toch zitten acht studenten in kleine groepjes druk onderling te overleggen.
Vos geeft een les Nederlandse gebarentaal aan eerstejaars deeltijdstudenten. De moedertaal van de docent is gebarentaal, ze is doof geworden toen ze veertien maanden oud was. Ze dompelt haar studenten onder in een bad van visuele taal; niemand praat hardop, ook niet als een student de les even niet kan volgen. Als iemand een vraag heeft, wordt er gewapperd met de hand om de aandacht van de docent te trekken. ‘Hoe doe je een vis’, zie je een student vragen. Even later zwaaien ze hun handpalmen tegen elkaar of juist uit elkaar en sniffen ze met hun neus. Op het lesprogramma staat ‘dieren’. De leerlingen breiden hun woordenschat uit met vis, vogel en konijn.
“Je begint helemaal van nul af aan”, vertelt eerstejaars deeltijdstudent Gabby Bakker. “Het is als het leren van een nieuwe taal met nieuwe grammatica.” Bakker heeft een theaterachtergrond en schoolt zich nu bij tot tolk Nederlandse gebarentaal. Volgens haar is het trouwens niet alleen een kwestie van een nieuwe taal leren, zeker zo belangrijk is het leren van een nieuwe cultuur. “Bij het vak dovenstudies leer je over de geschiedenis van dove mensen in Nederland. Ik heb het gevoel dat de dovengemeenschap in een enorme emancipatiegolf zit. De dovengemeenschap is heel krachtig. Dat geeft mij veel energie.”
Ik heb het gevoel dat de dovengemeenschap in een enorme emancipatiegolf zit
Hamsteren
Op de opleiding aan de Hogeschool Utrecht zijn ze verbaasd over het Irma Sluis-effect. Heel Nederland zat plotseling bijna wekelijks te kijken naar een tolk gebarentaal. Sluis viel op met haar uitgesproken expressie (een noodzaak voor iedere goede tolk) en ze maakte het handgebaar voor bijvoorbeeld ‘hamsteren’ razend populair. Het aantal aanmeldingen groeide in september van 100 naar 120 studenten en naar de minor voor studenten van andere hbo-opleidingen kwamen 100 studenten meer, 300 ten opzichte van 200 vorig jaar. “We zijn al jaren aan het strijden, maar het is alsof we nu plotseling op grote schaal zijn gezien”, zegt docent Nederlandse gebarentaal Tony Bloem. “We hebben een enorm podium gekregen.”
We hebben een enorm podium gekregen
En dat is hartstikke welkom, want er zijn nog veel tolken in Nederland nodig, benadrukt hij. Er is een smalle top van ervaren televisietolken, zoals Sluis, maar het gros van de tolken gaat mee op pad naar een dokter, familiefeest, cursus, vergadering of juridische zaak. Doven hebben recht op een aantal vaste uren tolkbegeleiding vanuit het UWV: 10 procent van het aantal uren van een arbeidscontract, bijvoorbeeld, of volledig bij het volgen van een studie. “Dat is in Nederland inmiddels best goed geregeld”, gebaart Bloem naar de tolk Jorieke Verhoeven, die zijn woorden hardop uitspreekt.
Eigen grammatica
In Bloems jeugd was het ingewikkelder om te studeren. Hij groeide op met dove ouders en dove broers en zussen, ooms en tantes en grootouders. Gebarentaal was toen vooral een huis-tuin-en-keukentaal en buiten het gezin om moest hij het hebben van liplezen. Maar de gebarentaal heeft zich snel ontwikkeld, gelijkopgaand met de ontwikkeling van de positie van doven en slechthorenden in de samenleving. “In mijn tijd liep ik ertegenaan dat ik niet kon studeren, dat heb ik moeten afdwingen, elke keer weer mijn mogelijkheden verder verkennen. Nu kun je als dove een studie biochemie volgen en een tolk vinden die de gebaren en woorden ervoor kent. En als je de gebaren van specifieke woorden allebei niet kent, spreek je samen een gebaar af of je leent het woord uit een andere taal.”
Want elk land heeft een eigen gebarentaal met een daarbij behorende grammatica. Pas in oktober 2020 is de Nederlandse gebarentaal erkent als officiële taal.
Deeltijdstudent Hanneke van Zetten legt mooi uit hoe logisch het is dat de Nederlandse gebarentaal een eigen grammatica heeft, afwijkend van de Nederlandse grammatica. Als zij de zin ‘De beker staat op de tafel’ van gesproken taal naar gebarentaal moet tolken, wordt de grammatica van de zin: tafel - beker – op. In die volgorde. Eerst maakt ze het gebaar voor ‘tafel’, dan voor ‘beker’ en dan voor ‘op’. “Als ik zou beginnen met het gebaar voor beker, dan valt de beker, zeg maar, naar beneden, want ik heb de tafel nog niet neergezet.”
Van Zetten is horend. Zij kwam tien jaar geleden werken op het secretariaat van de opleiding tot doventolk en daar ontdekte ze dat dit haar roeping was. Eindelijk is ze nu begonnen aan de opleiding, maar ze heeft al heel wat lesuurtjes meegepikt toen ze nog secretaresse was. “Het is ook heel gewoon dat iedereen op deze afdeling in ieder geval iets aan gebarentaal kent.”
Taxichauffeur
De erkenning van gebarentaal kan namelijk nog wel een slinger gebruiken, stellen alle geïnterviewden. Tony Bloem ontdekte op een trip naar de Verenigde Staten dat gebarentaal daar minder onbekend is dan in Nederland. De taxichauffeur en de receptioniste van het hotel, ze konden allebei in ieder geval een paar woorden of zinnen gebarentaal. Daar hoopt hij in Nederland ook enorm op. Stel je voor dat docenten Nederlandse gebarentaal op middelbare scholen gastlessen gaan geven, zodat iedereen een kleine schat aan gebaren leert. De studenten in de les bij Lenny Vos die nu ‘vis’, ‘vogel’ en ‘konijn’ leren, geven hun kennis dolgraag door. Het zou een volgende stap zijn in de emancipatie van doven.