Veel schoolkinderen in Rotterdam-Zuid hebben extraatje nodig
Johan Muurlink voorziet kinderen op drie basisscholen van ontbijt. Juffen en meesters ontvangen hem met open armen. “Maar die schooldirecteuren zitten nogal vastgeroest in hun eigen tradities.”
Het is leeg in de keuken van Buurthuis Irene in Rotterdam-Zuid. De koelkast zoemt, hij staat op 3,5 graden Celsius, er staat boter in, kaas, fruit. Johan Muurlink maakt het aanrecht schoon, er lagen nog wat broodkruimels, wat vegen boter. Tachtig boterhammen heeft hij er vanochtend in alle vroegte gesmeerd: vaste prik, elke schooldag, gelukkig is Johan een ochtendmens. Als het goed is - Johan kijkt even op de klok - is het brood nu wel zo’n beetje op, de scholen zijn al dik een paar uur geleden begonnen. Een tevreden grijns op zijn gezicht. Dat doet hem goed: dat de kinderen hun ontbijt eten. Dat ze hun maag niet hoeven horen rommelen. “Honger zou niet mogen, maar het gebeurt gewoon, hoor, ook in Nederland.”
Rottigheid
Hij zag het met eigen ogen, bijna vijf jaar geleden. Zijn zoon, toen 11, had weer eens rottigheid uitgehaald, ‘kind van zijn vader’. “Dus ik moest op het matje komen. Ik praat met de directeur, klets nog wat met de juf, en zie in mijn ooghoek, door het raam, mijn zoon zijn boterhammen uitdelen. Hij voelde zich betrapt, maar ik zei meteen: ‘Is goed jongen’. En dat was meteen het duwtje.”
Het duwtje richting wat nu een professionele stichting is, Niet Graag Een Lege Maag, die drie basisscholen en binnenkort een vierde voorziet van ontbijt voor kinderen die het niet mee naar school krijgen. Om wat voor reden dan ook. “Het maakt me boos”, zegt Johan. “Ontbijt is de motor voor je zoon of dochter. Die motor hebben ze nodig om te spelen, te leren, zich te ontwikkelen.” Maar, aan de andere kant, soms is er echt geen geld. Het gros van de kinderen die hij voedt, komt uit arme gezinnen. Een klein deel heeft ouders die het vergeten of er ‘te makkelijk’ in zijn.
Plastic zakjes
Johan begon vanuit zijn huis boterhammen te smeren. Hij deed ze wat hij nu ‘provosorisch’ noemt in plastic zakjes en hij bracht ze naar de school van zijn zoon. Nu smeert hij vanuit het buurthuis, dat door hangplanten, volle boekenkasten, luie fauteuils, lage tafels en de pertinente geur van koffie aandoet als een woonkamer. “Gezellig hè”, zegt Johan terwijl hij een kast opendoet. “We hebben een tijdje met broodtrommels gewerkt.” Knalblauwe exemplaren liggen er, opgestapeld.
Knalblauwe boterhamtrommels waren te opvallend. 'Kinderen werden dan gepest, dat ze arm zijn, dat ze geen geld hebbben: je weet hoe kinderen zijn.'
“Maar die waren te opvallend. Die kinderen werden dan gepest, dat ze arm zijn, dat ze geen geld hebbben: je weet hoe kinderen zijn. Nu hebben we de beste manier: de juffen en meesters zeggen aan het begin van het jaar: ‘Er zijn boterhammen, fruit, pakjes drinken en een tussendoortje voor wie het niet bij zich heeft.’ Dan is het gekke eraf.”
Buiten staat een brommobielbusje, daarmee kachelt hij zo van school naar school, waar ze hem ‘meester Johan’ noemen. “Dat woordje ‘meester’ vind ik echt een eer”, zegt hij. “En ze noemen me soms ook ‘de broodvader’. Mooi hè.”
In de media is hij omgedoopt tot ‘Johan de boterhammenman’. “Leuk hoor, zo zijn journalisten, die geven het graag een naampie, maar ik ben gewoon Johan. Soms word ik aangesproken als ik door de stad loop. Willen mensen met me op de foto - maar ik niet, rot op joh, ik wil dat niet, ik doe mijn verhaal alleen op tv en in de krant omdat ik bekendheid wil voor het armoedeprobleem in Nederland.”
“Leest Rutte dit blad? (het Onderwijsblad, red.) Nou, misschien niet maar ik wil toch effe zeggen: dat ontbijt, dat moet worden gesubsidieerd door de overheid. Je denkt toch niet dat alleen op de scholen die ik toevallig bezoek, kinderen met honger en zonder eten rondlopen?”
Johan bekostigt het brood met geld van zijn stichting, donaties, en ook: vrijgevigheid van de Bakkerswerkplaats Rotterdam. BlueBand sponsort de boter, de pindakaas krijgt hij weer van een andere leverancier, hij krijgt 70 kilo fruit per week gratis. “Ik krijg een uitkering, kan het niet van mijn eigen bankrekening af halen. Ik grijp elke potentiële sponsor bij de stropdas.”
Crimineel
Daar heeft hij nu tijd voor, want hij heeft vrijwilligers in dienst, en een secretaresse. “Ik! Een secretaresse!” Hij lacht. “Wie had dat ooit gedacht. Mijn moeder zegt altijd: ‘Johan heeft een boevenkop’. En ik was ook een boef. Een echte crimineel, hoor. Ik deed geen mensen kwaad, maar ik zat wel vanaf mijn achttiende in het criminele circuit, daar wijd ik liever niet over uit.”
Johan is gelukkiger dan ooit, zegt hij. “Laatst kwam er een meisje naar me toe, aan de hand van de juf. Of ze ook een keertje - ze fluisterde het - een boterham met roooooosbief mocht. Ik ben een vent van 97 kilo, maar toen smolt ik hoor. Dus, ja, de volgende dag kreeg zij een boterham met rooooooosbief.”
Ik heb zo veel stront over me heen gehad toen ouders en leraren hoorden dat ik zoet beleg gebruikte. Je doet snel dingen verkeerd.
Er is ook soms strijd, zegt Johan. “Ik heb zo veel stront over me heen gehad toen ouders en leraren hoorden dat ik zoet beleg gebruikte. Je doet snel dingen verkeerd. Dus nu is het kaas, verschillende soorten halal-vlees, pindakaas, appelstroop.”
Juffen en meesters ontvangen hem met open armen. “Maar die schooldirecteuren. Nou, die zitten nogal vastgeroest in hun eigen tradities, en dan zeg ik het nog netjes. Er is schaamte. Ik moet scholen zelf benaderen, ze willen het eigenlijk liever niet, want ze zijn bang dat ze als ‘zwarte school’ of ‘arme school’ bekend komen te staan. Maar ik denk dan: het gaat toch om die kínderen? En niet om je visitekaartje. Kijk wat je kinderen nodig hebben. Als dat eten is, zorg dan voor eten.”
Zacht zuchtend: “Die scholen zien zo veel beren op de weg. Dan krijg ik vragen als ‘ja maar hoe laat kom je dan precies, en tussen welke lessen door, en hoe gaan we dat dan logistiek regelen’. Niet zo moeilijk doen, denk ik dan, ik kom gewoon dat brood afleveren, en dan ga ik weer.”
Dat blijft hij doen. Elke week overlegt hij met de directies: wat ging er goed, wat kan er beter, gaat het brood op? Ook spreekt hij op ouderavonden over het belang van ontbijt. En Johan is in gesprek met een ROC waar ze een koksopleiding aanbieden. “Als die student-koks nou met mijn ingrediënten maaltijden kunnen maken voor arme kinderen op basisscholen in de buurt”, zegt Johan. “Rijst, soep. Licht en gezond. Dat zou toch mooi zijn?” Hij glimlacht. En ja: ‘derden’ zien weer beren op de weg. Maar als het moet, veegt de broodvader al die beren eigenhandig weg.
Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van oktober 2021. Alle leden ontvangen het blad maandelijks in de brievenbus. Wil jij dat ook? Word lid!