PO

Van kleurrijke scholen valt zoveel te leren

Cordula Rooijendijk, directeur van een Montessorischool in Amsterdam, bezocht tientallen scholen met veel leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. In haar nieuwe boek over kleurrijke basisscholen focust ze niet op wat daar mis gaat, maar op wat we van deze scholen kunnen opsteken.

Tekst Maaike Lange - - 6 Minuten om te lezen

Cordula Rooijendonk 5

Beeld: Fred van Diem

Eens in de zoveel tijd gaan de directeuren van haar scholenstichting bij elkaar op lesbezoek. Ergens in de zomer van 2018 is het de beurt aan Cordula Rooijendijk en loopt ze een school binnen in de Indische buurt in Amsterdam, een gemengde basisschool. Onbewust denkt ze: ‘Deze school zal mijn hulp wel kunnen gebruiken’ en met pen en papier in de aanslag duikt ze achterin het klaslokaal, klaar om tips te geven. Haar eigen school, op dat moment Montessorischool de Amstel, heeft net het predicaat ‘goed’ ontvangen van de Onderwijsinspectie. Als een brave leerling gaat ze aan het werk.

“Ik schaam me nog als ik eraan terugdenk”, zegt Rooijendijk. Ze woonde een rekenles bij. De les begon rumoerig, kinderen liepen rond, stoeiden, eentje deelde een speelse karatetrap uit, en ook de leerkracht liep rond en was aan het praten met leerlingen. “Op mijn papiertje schreef ik: ‘Begin de dag rustig.’ Zo deden we dat op mijn school.” Maar, vervolgt ze, zodra de leerkracht naar haar plek voorin de klas liep en kalm zei dat ze de les wilde beginnen, werd de hele klas stil. “De jongen van de karatetrap deelde heel kalm papier uit. Het werd de beste rekenles die ik ooit had gezien.”

Goede band

Ze herinnert zich nog levendig wat de lerares naderhand vertelde. “Een goede band opbouwen met de kinderen is het allerbelangrijkste. Ze legde uit dat ze rondliep omdat kinderen dan even iets konden zeggen over hoe het thuis ging, als dat nodig was. Sommigen hebben ouders die net zijn gescheiden, anderen hebben andere problemen. Als hun hoofd vol zit met thuis, dan kunnen ze niks leren.”

Rooijendijk: “Beroerd voelde ik me toen. Hoezo had ik gedacht dat ik haar wel even tips kon geven. Hoezo dacht ik dat de kinderen niet goed les zouden krijgen? Ik had vooroordelen waarvan ik me helemaal niet bewust was. Ik had me laten meevoeren door berichtgeving in de media over wat er allemaal niet goed gaat op kleurrijke scholen. Dat was het beeld dat ik voorgespiegeld had gekregen.” Het werd de aanleiding om verder op onderzoek uit te gaan. Het spoorde haar aan om meer gemengde basisscholen te bezoeken en zich elke keer aangenaam te laten verrassen. “Ik draaide het om. Ik ging niet naar kleurrijke scholen om tips te geven, maar om te zien wat ik van ze kon leren.”

Ik ging niet naar kleurrijke scholen om tips te geven, maar om te zien wat ik van ze kon leren

In haar boek somt ze vijftien lessen op die zij in haar zoektocht heeft geleerd. Ze is er een andere directeur door geworden. Ze stemde op een ochtend nog in met een ouder die vroeg of het verstandig was om haar kind naar rekenbijles te sturen, maar dacht er die middag radicaal anders over. ‘Welk signaal geven we aan ouders als we ze adviseren hun kind bijles te laten nemen’, had een directeur van een gemengde school haar die dag geleerd. ‘Dat onze eigen leerkrachten niet goed genoeg zijn? Dat onze eigen school onvoldoende is toegerust?’

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad, boordevol onderwijsverhalen, interviews en tips. Je ontvangt het blad automatisch als je lid bent van de AOb. Sluit je aan bij de AOb

Diezelfde directeur vond dat betaalde bijles kansenongelijkheid vergroot. Hoe ze het daar dan oploste? Soms werden de kinderen die de stof goed beheersten een uur eerder naar huis gestuurd zodat kinderen met achterstand in een kleinere groep les kregen. “Dat is een voorbeeld van ongelijk lesgeven om gelijkheid te vergroten”, zegt Rooijendijk. “Dat is creatief denken en niet denken in bezwaren als ‘hoe gaat het dan met de opvang van kinderen die eerder naar huis gaan’. Het vraagt lef om sommige kinderen minder les aan te bieden.”

Sindsdien is ze geen voorstander meer van betaalde bijles. Ze raadt ouders af hun kind erheen te sturen. “Ik vind dat we op school die begeleiding moeten bieden. Ik zeg nu tegen ouders dat het ook wat doet met de leerling, vaak wordt de inzet op school kleiner omdat de leerling daarna nog een hele tijd naar bijles moet en ik vind dat kinderen ook tijd moeten hebben om zich te vervelen.”

Luisteren

Kleurrijke scholen doen het ook goed als het gaat om luisteren naar ouders en het betrekken van ouders bij de school, heeft Rooijendijk geleerd. In haar boek geeft ze het volgende voorbeeld: Sommige scholen roosteren een leerkracht enkele uren per week in als ouderconsulent. De consulent staat bij de deur, weet welke ouders problemen hebben en vraagt hoe het gaat en of ze hulp nodig hebben. De consulent legt ook educatieve spellen uit en moedigt ouders aan om naar de koffieochtenden te komen waarop de school uitlegt waarmee ze bezig is. Weer andere scholen werken met een intentieverklaring, zag Rooijendijk. Daarin wordt vastgelegd wat er van de ouders en de school wordt verwacht. Daarin kan staan dat ouders verschillen tussen kinderen accepteren, geloven in de ontwikkeling van hun kind en interesse tonen voor activiteiten van school en hierbij helpen. Omgekeerd staat er dat de school de ouders bij het leren betrekt, de ouder erkent als professional en ouderbijeenkomsten organiseert. “Dat is eigenlijk heel anders dan ik dat doe op mijn school. Ik maak alleen een schoolgids en stuur een nieuwsbrief rond aan ouders. Zo’n intentieverklaring geeft ouders en school handvatten om goed samen te werken.”

Ik heb geleerd dat je naar elkaars bezwaren moet luisteren

Toen Rooijendijk met haar handen in het haar zat met Paarse vrijdag, belde ze een paar Islamitische scholen om te horen hoe zij het oplosten. Een aantal ouders van haar school wilde hun kinderen tijdens Paarse vrijdag namelijk niet naar school sturen. “Ik vind dat ouders te ver gaan door hun kinderen thuis te houden. Ik vind dat niet oké.” De manier waarop Islamitische scholen ermee omgingen beviel haar. “Ten eerste zeiden ze dat ze Paarse vrijdag wel wilden vieren, maar dat het nu nog een brug te ver was. Ze besteedden er aandacht aan door naar het jeugdjournaal te kijken en een hele themaweek te houden rondom het thema diversiteit. Ze zeiden: we noemen het niet expliciet Paarse vrijdag, en alle kinderen komen naar school.” Opzet geslaagd, vindt Rooijendijk. “Ook de Onderwijsinspectie geeft aan dat je er aandacht aan moet besteden, maar niet per se Paarse vrijdag hoeft te organiseren.”

Bij Lentekriebels zag ze dat kleurrijke scholen de ouders betrekken bij het speciale lesprogramma, zodat zij zich niet van alles in hun hoofd halen en uiteindelijk nauwelijks bezwaren hebben. “Ik heb geleerd dat je naar elkaars bezwaren moet luisteren. Alle opgedane kennis zal ik delen met mijn team van leerkrachten. Het is goed om er samen over te praten. Alle docenten samen kunnen, met deze lessen, de kansengelijkheid vergroten.”

Vijftien lessen die kleurrijke basisscholen ons leren. Cordula Rooijendijk, uitgeverij Atlas Contact (19,99 euro).