'Vaardigheden 21e eeuw bieden onderwijs geen houvast'
Het concept van 21ste eeuwse vaardigheden biedt onvoldoende houvast om te bepalen wat kinderen in de toekomst moeten leren. Dat schrijft hoogleraar Paul Kirschner van de Open Universiteit.
Volgens Kirschner zal 65 procent van de kinderen die nu naar de basisschool gaan straks een baan aannemen die nu nog niet bestaat. Het is moeilijk om te voorspellen ‘welke kennis, vaardigheden en attitudes’ in de toekomst nodig zijn om het in die banen te redden, schrijft hij in het vorige maand verschenen onderzoek Voorbereiden van leerlingen op (nog) niet bestaande banen.
Vaardigheden
Het veelbesproken begrip van vaardigheden van de 21e eeuw is volgens Kirschner in elk geval te vaag en veranderlijk om daarbij houvast te bieden. Verschillende onderzoekers definiëren het concept op een uiteenlopende manier en veel van deze vaardigheden waren een eeuw geleden ook al belangrijk.
Kirschner stelt voor in plaats daarvan op zoek te gaan naar vaardigheden die leerlingen ‘toekomstbestendig’ maken: klaar voor de arbeidsmarkt van later. Door automatisering en computerisering zijn veel routinematige en fysieke functies verdwenen. Experts voorspellen dat robots en computers de komende tijd ook niet-routinematige werkzaamheden zullen overnemen. Circa een kwart van de mbo-studenten wordt opgeleid voor (financieel)-administratieve en juridische functies die hierdoor kunnen verdwijnen.
Impasse
Kirschner legde 95 onderwijsexperts de vraag voor met welke vaardigheden kinderen in het vmbo en mbo vooruit kunnen in de toekomst. Volgens de kenners zijn met name metacognitie (leren leren, zelfkennis), transfer van vaardigheden en kritisch denken belangrijk, maar niet zo eenvoudig onder te brengen in een nieuw curriculum. Onderwijs in andere 21e eeuwse vaardigheden is makkelijker te realiseren, maar volgens de experts ook minder belangrijk.
Om uit de bestaande impasse te komen over de totstandkoming van een nieuw curriculum, stelt Kirschner voor de vernieuwing te vangen in drie stappen. Allereerst moet het beroepsonderwijs zich richten op basiskennis en kernvaardigheden. Stap twee is dat leerlingen deze kennis en vaardigheden gaan toepassen.
Daarbij komen ‘toekomstbestendige’ vaardigheden aan bod zoals leren in authentieke situaties, samenwerken en problemen oplossen. In het laatste stadium van vernieuwing kunnen leerlingen dan aan de slag met vaardigheden van een hogere orde zoals kritisch denken en metacognitie. Leraren en scholen moeten de ruimte krijgen om deze vernieuwing naar eigen inzicht door te voeren.