WO&O

Universitair docenten willen recht om de doctorstitel toe te kennen

De dagelijkse begeleider van een promovendus moet het recht krijgen de doctorsgraad toe te kennen, zoals in landen om ons heen gebruikelijk is. Het Assistant Professor Network Netherlands wil erkenning en waardering voor het werk dat begeleiders doen.

Tekst Yvonne van de Meent - redactie Onderwijsblad - - 2 Minuten om te lezen

Assistant graduate WEB

beeld: Pixabay

In het Engels heten ze assistant professor, maar universitair docenten hebben niet de rechten van een professor.  Ze mogen promovendi begeleiden en optreden als copromotor, maar niet zelf de doctorstitel toekennen. Zelfs niet als een promovendus betaald wordt uit een onderzoekbeurs die een universitair docent zelf heeft binnengehaald.

Buitenlandse onderzoekers die in Nederland komen werken, kijken daar raar van op, blijkt uit een peiling onder de 130 leden van het vorig jaar opgerichte Assistant Professor Network Netherlands (APNet). 90 procent vindt dat de dagelijkse begeleider van een promovendus het recht zou moeten hebben de doctorsgraad toe te kennen, zoals in landen om ons heen gebruikelijk is.

Betuttelend dat wij wel copromotor kunnen zijn maar geen hoofdpromotor

Sinds 2017 kunnen universiteiten het ius promovendi, dat tot dan toe voorbehouden was aan hoogleraren, toekennen aan alle gepromoveerde medewerkers. Maar ze hebben afgesproken dat in principe alleen gekwalificeerde universitair hoofddocenten in aanmerking komen.

“Het is onrechtvaardig dat hoogleraren de credits krijgen terwijl universitair docenten het werk verzetten”, verwoordt APNet-voorzitter Anouk Beniest de stemming onder de achterban. “Betuttelend dat wij wel copromotor kunnen zijn maar geen hoofdpromotor.”

Het gaat ons om erkenning en waardering voor het werk dat we in de praktijk al doen

Het concentreren van het promotierecht bij een klein clubje hoogleraren is bovendien niet goed voor de kwaliteit van de promoties, vindt 80 procent van de respondenten. Universitair docenten hebben vaak specifieke kennis in huis waarover hoogleraren niet beschikken. Bovendien hebben hoogleraren te weinig tijd om de grote aantallen promovendi die ze onder hun hoede hebben goed te begeleiden. “De promotor moet bijvoorbeeld toestemming geven om een artikel in te dienen bij een wetenschappelijk tijdschrift maar heeft vaak geen tijd om het te lezen. Daardoor lopen promovendi vertraging op”, weet de VU-docent aardwetenschappen uit eigen ervaring.

Voor universitair docenten kan het promotierecht deuren openen. Ze kunnen plaatsnemen in promotiecommissie waardoor ze hun internationale netwerk kunnen uitbreiden. “Het gaat ons niet om de status of de toga, maar om erkenning en waardering voor het werk dat we in de praktijk al doen zodat we door onze internationale collega’s als gelijke gezien worden.”