Terugdringen flexwerk in hbo blijkt lastig
Het aantal tijdelijke contracten in het hbo moet omlaag volgens de cao, maar in de praktijk is daar nog niets van terecht gekomen. De medezeggenschapraden, die moeten instemmen, hebben daarvoor te weinig expertise, zegt hun vereniging.
Vorige week werd bekend dat de Universiteit Utrecht tijdelijke docenten voortaan een contract geeft voor vier jaar, in lijn met de universitaire cao. Ook in de nieuwe cao voor hogescholen staat dat het aantal flexwerkers omlaag moet, en wel liefst nog dit collegejaar, maar betrokkenen zien dat niet zo snel gebeuren. De besluitvorming verloopt stroperig en een oplossing op korte termijn lijkt ver te zoeken.
Geen landelijke norm
Anders dan bij de universiteiten ontbreekt het in de hbo-cao aan een landelijke norm. De onderlinge verschillen tussen instellingen zijn daarvoor te groot, luidt het argument. En daarom moet nu iedere hogeschool zelf een bovengrens stellen aan het aandeel tijdelijke contracten, samen met de medezeggenschap. Maar dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan.
“Veel raden worstelen met dezelfde vraag”, zegt AOb-sectorbestuurder Roelf van der Ploeg. “Het is dubbel, ze vinden enerzijds dat het flexwerk is doorgeschoten, maar ze zien anderzijds ook de voordelen ervan.”
De vakbondsman begrijpt dat wel. “Als er onzekerheid heerst over toekomstige studentenaantallen, of er wordt krimp verwacht, dan denk je wel twee keer na voordat je mensen in vaste dienst neemt”, zegt Van der Ploeg. “Instellingen spelen in zo’n geval liever op zeker en raden soms ook.”
Het onderwerp is te ingewikkeld en het ontbreekt de raden aan expertise
Geen expertise
De besluitvorming is inderdaad vastgelopen, zegt ook de Vereniging van medezeggenschapsraden van hogescholen (VMH), maar volgens bestuurslid Joost Ansems ligt de oorzaak ergens anders: Het onderwerp is te ingewikkeld en het ontbreekt de raden aan expertise. “We hebben totaal geen aanknopingspunten van hoe we het juiste aandeel flexwerkers zouden moeten bepalen.”
De nieuwe cao stelt de hbo-medezeggenschap voor “een onmogelijke opdracht”, zegt Ansems. “De onderhandelaars kwamen er niet uit en hebben de kwestie bij ons over de schutting gegooid. Prima. Maar zorg dan wel voor de nodige training en scholing.”
In tegenstelling tot de studentleden, hebben de medewerkers in de medezeggenschap geen serieuze landelijke vertegenwoordiging die congressen zou kunnen organiseren en discussiebijeenkomsten. De VMH, die op vier vrijwilligers draait, is daarvoor niet toegerust, meent Ansems. “Dat wreekt zich, nu de medezeggenschap steeds vaker instemmingsrecht heeft op ingewikkelde dossiers als flexwerk, werkdruk of de kwaliteitsafspraken.”
Geen overleg
Ansems hekelt ook dat niemand de raden om hun mening heeft gevraagd voordat de onderhandelaars de kwestie bij de hogescholen en hun medezeggenschap hebben neergelegd. Inmiddels is dat gesprek er wél. De VMH en de AOb hebben al twee keer overleg gevoerd over de kwestie. In november staat een derde afspraak gepland.
Waren landelijke afspraken achteraf gezien niet beter geweest? Vakbondsman Van der Ploeg vindt van niet. “Dat past niet bij het hbo. Een kunstacademie is niet vergelijkbaar met de pabo in Doetinchem of de Hogeschool van Amsterdam.” En ook de VMH juicht maatwerk in principe toe, zegt Ansems. Maar dat kan alleen als er flink geïnvesteerd wordt in de medezeggenschap.