MBO

Tekort aan personeel en studenten belemmert stages

Op de leerafdeling van zorgcentrum Careyn in Utrecht lopen mbo- en hbo-studenten stage. Een dag per week is er een mbo-docent aanwezig. Het is een goed voorbeeld van leren in de praktijk, maar het tekort aan personeel en studenten laat zich steeds erger voelen.

Tekst Daniëlla van 't Erve - Redactie Onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

mbo-stage in de zorg

Angeliek de Jonge

‘Medicijnronde, niet storen’ staat er op het gele hesje van stagiair Romaysa Errandani. Ze duwt een karretje vol vakjes met medicatie een kamer binnen en roept vrolijk: “Hallo, daar ben ik weer.” Het gezicht van de bewoner klaart op: “Mag ik nu naar het zeemanskoor?” “Bijna”, zegt Romaysa. “Eerst even uw medicatie.”

De vierdejaars mbo-student Verpleegkunde van Roc Midden Nederland loopt stage op de tweede etage van zorgcentrum Careyn Swellengrebel in Utrecht. Hier wonen ouderen die kampen met een chronische lichamelijke aandoening, zoals COPD of Parkinson. Romaysa is een van de negen stagiairs op deze ‘leerafdeling’ die de zorginstelling drie jaar geleden is gestart samen met Roc Midden Nederland.

Tekort aan stageplaatsen is er vooral in de sector Zorg, welzijn en sport

“Theorie en praktijk komen hier samen”, vertelt docent Saskia de Jong die vanuit het roc een dag per week hier gedetacheerd is. Ze is een aanspreekpunt voor studenten en hun werkbegeleiders en geeft les over dagelijkse handelingen in het skillslab. Zo kunnen studenten de instructie over sondevoeding oefenen op een pop. De Jong: “Het bevalt supergoed. Alles wat op school aan bod komt aan theorie en vaardigheden, kan ik hier live met ze toepassen. Ik loop met studenten mee en geef ze direct feedback, tips en tricks. Andersom kan ik de praktijk weer meenemen in mijn lessen op school. Er ontstaat dus een stevige driehoek tussen school, stage en student.”

Toekomstbestendig

En dat is precies wat nodig lijkt, gezien de ‘grote uitdagingen’ waar het mbo voor staat volgens het recente ibo-onderzoek ‘Toekomstbestendigheid middelbaar beroepsonderwijs’*. Het aantal mbo-studenten daalt de komende tien jaar naar verwachting met ruim 30 duizend naar 445 duizend. Ook de beroepsbevolking krimpt en zowel de arbeidsmarkt als de samenleving veranderen snel. ‘Het is van groot belang dat het mbo inspeelt op deze trends’, schrijft de werkgroep die ook antwoord geeft op de hoe-vraag. Zo moeten mbo-instellingen in de regio samen een plan maken waardoor meer studenten worden opgeleid voor werk in de tekortsectoren. De bekostiging die nu leidt tot concurrentie tussen roc’s, moet daarvoor veranderen.

“Theorie en praktijk komen hier samen”, vertelt docent Saskia de Jong (links) over het zorgcentrum Careyn in Utrecht. “Ik loop met studenten mee en geef ze direct feedback, tips en tricks.” Beeld: Angeliek de Jonge

Ook moeten instellingen meer gaan sturen op de studiekeuze van jongeren. Zo zouden instellingen voor studenten in tekortopleidingen een hogere bekostiging moeten ontvangen, of een maximum aantal studenten moeten instellen voor opleidingen met een beperkt arbeidsperspectief (numerus fixus).

Daarnaast kan het leren in de praktijk volgens de werkgroep beter benut worden: ‘Het leidt tot een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, het zorgt ervoor dat studenten op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en het kan een oplossing zijn voor de krimpproblematiek.’ De werkgroep adviseert bijvoorbeeld de subsidie praktijkleren vooral in te zetten in tekortsectoren, het praktijkdeel in de beroepsopleidende leerweg (bol) te vergroten en de deelname aan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) uit te breiden.

Ziekteverzuim

Voldoende stageplaatsen zijn hierin cruciaal, maar daar zit wel een probleem volgens de SBB (Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven). Volgens hun Stagebarometer is het tekort aan stageplaatsen eind oktober weer licht gestegen naar 1.433. De tekorten doen zich vooral voor in de regio Utrecht, Amersfoort en Haaglanden en met name in de sector Zorg, welzijn en sport. De SBB telde hier 885 plekken tekort, waarvan 300 voor de opleiding mbo-verpleegkundige. De belangrijkste reden is gebrek aan begeleiding door personeelstekort en hoog ziekteverzuim. ‘De meeste leerbedrijven willen wel, maar kunnen niet’, aldus de SBB.

Een eerstejaars heeft nog weinig kennis en kunde en vraagt dus meer begeleiding

Met name eerstejaars zijn hiervan de dupe, iets wat Irma Hassing, opleidingsmanager Verpleging en verzorging bij Roc Midden Nederland, ook merkt. “Een eerstejaars heeft nog weinig kennis en kunde en vraagt dus meer begeleiding. Op een stageplaats hebben ze het liefst vierdejaars omdat ze die bijna volledig kunnen inzetten. Dat was altijd al zo, maar door de krapte op de arbeidsmarkt staat hier meer spanning op. Door goede afspraken te maken, zoals met Careyn, lukt het ons tot nu toe wel om iedere student een plek te bieden.”

Appelmoes

Romaysa loopt de medicijnronde samen met een tweedejaars die toevallig ook Romaysa heet. “Lekker makkelijk voor de bewoners”, zeggen ze lachend. De vierdejaars pakt een potje appelmoes uit de koelkast om het pilletje in te ‘verpakken’. “Wat is de reden dat je appelmoes gebruikt?”, vraagt docent Saskia de Jong. Het antwoord komt vlug: “Vanwege slikgevaar”, zegt ze, terwijl ze de lepel klaarmaakt. “Appelmoes maakt het makkelijker om het medicijn door te slikken.” En tegen de bewoner die onverstoorbaar tv blijft kijken: “Wat een ellende op het nieuws hè?! Even één hap nog en dan is het alweer klaar.”

Een vierdejaars student zoals Romaysa Errandani hebben ze op een stageplaats het liefst, omdat ze die bijna volledig kunnen inzetten. Beeld: Angeliek de Jonge

Beide Romaysa’s noemen het fijn dat er elke donderdag een docent is. “Bij opdrachten kan ze vertellen wat school precies bedoelt”, zegt de tweedejaars. De ander: “We mogen hier heel veel handelingen doen, en haar uitleg daarbij is heel leerzaam.” Ze weten nog niet zeker wat ze na hun opleiding gaan doen, maar ze hebben het in elk geval naar hun zin op deze afdeling. “Werken in de zorg is heel leuk en vooral hier omdat je een band kunt opbouwen met bewoners.”

Werkbegeleider Suzanne Kester kan er over meepraten. Zij liep zelf stage op de leerafdeling en is er na het behalen van haar mbo-diploma verpleegkunde blijven werken. “Ik heb op veel afdelingen gewerkt, maar dit bevalt me het best. Het gaat om complexe zorg qua verpleegtechnische handelingen, dat maakt het werk lekker dynamisch, daar hou ik van. Als student heb ik zelf ervaren hoe fijn het is dat de begeleiding goed geregeld is. Doordat de docent er wekelijks is, is het contact heel laagdrempelig. Ik vind het heel mooi dat ik nu zelf studenten mag begeleiden in hun leerproces. Dat past bij de afwisseling die ik zoek en je blijft up to date.”

Kwetsbaar

“Het mooie is dat studenten van mbo en hbo hier van en met elkaar leren”, vertelt Romana Koenen, praktijkopleider bij Careyn. Zij gaat onder andere over de werving en selectie voor de in totaal 25 leerplaatsen op deze locatie en leidt de werkbegeleiders op. Collega Kester is een goed voorbeeld van het doel van de leerafdeling: studenten adequaat opleiden en behouden voor de zorg. Ook hier zijn de tekorten echter steeds beter voelbaar, zegt Koenen. “Er is een klein vast team, dat is stabiel, maar wel kwetsbaar. Sommige werkbegeleiders hebben twee tot drie studenten onder zich, dat kan bij ziekte niet zomaar overgenomen worden door een uitzendkracht.”

Docent Saskia de Jong in gesprek met praktijkopleider Romana Koenen op het zorgcentrum Careyn Swellengrebel in Utrecht. Beeld: Angeliek de Jonge

Ze merkt ook duidelijk dat het aantal studenten daalt. Op de vier leerafdelingen binnen heel Careyn - met 162 locaties in Utrecht en Zuid-Holland - werken hierdoor nog maar twee docenten in plaats van vier. “Ik heb voor onze locatie net de stageplekken opengezet voor februari, en het is de vraag of we die krijgen opgevuld. Tot nu toe is het altijd gelukt, maar we moeten er steeds meer voor doen, zoals open dagen en meet&greets.” “Het is echt zorgelijk”, vult docent Saskia de Jong aan. “Er komen steeds meer mensen die zorg nodig hebben, die zorg wordt bovendien steeds intensiever, maar het is de vraag wie dit gaat doen.”

Uitval

Naast krimp is de uitval in het mbo een groot probleem, bevestigt het ibo-onderzoek. Van de studenten maakt 30 procent bijvoorbeeld een verkeerde studiekeuze. Betere voorlichting en switchen vergemakkelijken, met meer instroommomenten per jaar, zijn voorstellen van de werkgroep om de uitval tegen te gaan. Docent De Jong heeft met collega’s net een eigen plan voor de zorgopleidingen opgesteld: ‘Aanval op de uitval.’ Startten ze twee jaar geleden met zeven klassen, dit jaar zijn dat er vijf en dat aantal is inmiddels gekrompen tot vier. “Uitval zie je in alle jaren, bij alle opleidingen, met allerlei redenen: van verkeerde keuze tot de combinatie school en stage of privéomstandigheden”, vertelt De Jong. “We willen studenten nog beter gaan begeleiden, zowel bij het maken van hun studiekeuze, als bij het switchen naar een andere opleiding en bij een goede balans tussen school, stage en privé. Ook ontwikkelen we een lessenserie over het leren leren en willen we docenten hierin beter uitrusten.”

“Zo zijn er veel knopjes waar we aan kunnen draaien”, zegt opleidingsmanager Irma Hassing. “We zetten ook in op zorgtechnologie, zoals zorgrobots, waardoor je met minder mensen toe zou kunnen. Maar het belangrijkste is om iedere student binnenboord te houden.” Het mentale welzijn noemt ze hierin vooral een aandachtspunt. “Ik zie dat de gemiddelde student meer belast is dan vroeger. Veel bbl-studenten hebben bijvoorbeeld een gezin of zijn mantelzorgers. Er zijn meer privéproblemen, zoals financieel of een onveilige thuissituatie. Dat vraagt om nog meer begeleiding op maat.”

“Aloha”, begroet een enthousiaste bewoner de twee stagiaires die richting de uitgang lopen. “Zijn jullie klaar met werken?” “Nee hoor, we gaan alleen even lunchen.” De man geeft de jongste spontaan een high five en lacht: “Oh gelukkig, met jullie is het leven hier echt veel leuker!”

*Het ibo-onderzoek ‘Toekomstbestendigheid middelbaar beroepsonderwijs’ is in opdracht van het kabinet opgesteld door een werkgroep onder leiding van Monique Vogelzang, voormalig hoofd van de Onderwijsinspectie. Ibo staat voor interdepartementaal beleidsonderzoek. Demissionair minister Robbert Dijkgraaf, zelf tegenstander van sturen op studiekeuze, laat de behandeling van het advies over aan het nieuwe kabinet. Het volledige rapport is hier te vinden.