Alle

Steeds meer lectoren hbo voor praktijkgericht onderzoek

Er komen steeds meer lectoren voor praktijkgericht onderzoek in het hbo, meldde het Rathenau Instituut gisteren. Maar erg snel gaat het niet meer. “Is het genoeg om het hbo-onderzoek tot groei en bloei te brengen?”

Tekst Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) - - 3 Minuten om te lezen

hogeschool

Beeld: NHL Stenden Hogeschool

Zeventien jaar geleden deden de lectoren hun intrede in het hbo. Het zijn een soort hbo-professoren: ze doen praktijkgericht onderzoek, leggen de verbinding met het werkveld en verbeteren met hun inzichten het onderwijs.

Althans, dat is het idee. “Het is eigenlijk nog te vroeg om te zeggen of ze inderdaad die spin in het web van het lokale kennisnetwerk zijn”, zegt onderzoeker Jos de Jonge van het Rathenau Instituut. “En we weten ook nog niet of ze inderdaad helpen met het herijken van het onderwijs aan hogescholen.”

Streven

In de eerste jaren ging de groei hard en sprongen lectoraten als paddenstoelen uit de grond. De toenmalige voorzitter van de Vereniging Hogescholen (die nog HBO-raad heette) bedacht een streefcijfer: er moest één voltijdslector per 720 studenten komen.

Zo ver is het nog niet. Het verschilt nogal per vakgebied, maar er volgens de cijfers van 2016 (er zijn geen recentere) waren er zo’n 650 lectoren. Er zouden nog 450 lectoren bij moeten komen om in de buurt van streefgetal te komen. Het idee is dat er dan genoeg lectoren zijn om het vliegwiel van het praktijkgericht onderzoek te laten draaien en voor een cultuuromslag te zorgen.

Wel hebben de lectoren tegenwoordig meer geld te besteden: het budget is gegroeid van 210 duizend euro in 2009 naar 336 duizend euro in 2016. In die jaren kregen de lectoraten ook meer medewerkers: hun aantal steeg van gemiddeld acht naar tien deeltijders. Om precies te zijn: van 2,74 naar 3,58 fte.

Goed nieuws

“Dat is goed nieuws, maar de lectoraten zouden een flinke impuls kunnen gebruiken”, vindt De Jonge. “Ze hebben kennelijk meer armslag gekregen: ze kunnen meer doen en meer mensen om zich heen verzamelen. Maar van de universiteiten weten we dat de ideale onderzoeksgroep, afhankelijk van het vakgebied, tussen de vijf en twintig fte groot is. Dan ben je in staat kwaliteit te leveren en elkaar verder te brengen. Lectoraten zijn nog maar klein. Zelfs de lector heeft vaak maar een aanstelling van 0,4 of 0,6 fte.”

Onderzoeker Jos de Jonge: 'Lectoraten zouden een flinke impuls kunnen gebruiken'

Toch klinkt er ook weleens kritiek op de lectoren. Sommige zouden onzichtbaar zijn of weinig onderzoekservaring hebben. Ook zouden ze weinig aan onderwijsvernieuwing doen, al is het maar omdat ze er nauwelijks tijd voor hebben.

De Jonge kent de kritiek, maar is zelf milder. “Lectoren worden vaak met een kluitje in het riet gestuurd. Ze hebben zelf al een kleine aanstelling. Als ze mazzel hebben, dan zijn er nog één of twee medewerkers die wat tijd beschikbaar hebben voor het lectoraat en dan moeten ze het op eigen kracht uitbouwen en geld bijeenscharrelen.”

Slagkracht

Vergelijk dat eens met hoogleraren aan universiteiten. Er zijn volgens gegevens van universiteitenvereniging VSNU zo’n 3.150 hoogleraren, die veel meer medewerkers hebben. “De slagkracht van een lectoraat is echt veel kleiner.”

Al verschilt het natuurlijk per hogeschool. Sommige lectoren moeten meer studenten bedienen dan andere. Van Hall Larenstein is de enige hogeschool met minder dan tweehonderd studenten per lector. Aan de andere kant van het spectrum zit Avans Hogeschool met 1.200 studenten per lector. Dat is berekend in personen. Lectoren hebben gemiddeld een aanstelling voor drie dagen in de week.