PO
VO

Schooladvies? Wees beducht op een tunnelvisie

Een te laag schooladvies wordt zomaar een selffulfilling prophecy, dus wees niet te voorzichtig. “Zorg dat je kinderen niet zo vroeg al kansen afneemt.”

Tekst Anka van Voorthuijsen - redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

vmbo_kind

Beeld: Nino Maissouradze

Hoe geef je alle kinderen de kansen waar ze recht op hebben? Daar draait het om bij een goed schooladvies, zegt onderwijssocioloog Herman van de Werfhorst van de Universiteit van Amsterdam. In de praktijk blijkt dat leerkrachten de capaciteiten van kinderen vaak te laag inschatten. Bijna één op de drie kinderen maakt de eindtoets zo veel beter, dat een bijstelling van het schooladvies naar boven gerechtvaardigd zou zijn. Toch gebeurt dat maar bij 10 procent van de adviezen. Toen er vanwege corona in 2020 geen centrale eindtoets werd afgenomen, werden de gegeven adviezen niet heroverwegen. Vooral kinderen uit achterstandsmilieus werden daar de dupe van. Van de Werfhorst: “Die eindtoets minder belangrijk maken, is dus onverstandig, want die werkt neutraliserend. Vooral voor kinderen uit achterstandsmilieus.”

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van januari. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.

Check alle voordelen van het lidmaatschap

Leerkrachten hebben uiteraard het beste met hun leerlingen voor, benadrukt de onderwijssocioloog. “Maar zij wegen allerlei dingen mee, waarvan het niet gezegd is dat het rechtvaardig is om die mee te wegen. Ze kijken niet alleen naar toetsprestaties, maar ook naar motivatie en of kinderen thuis worden geholpen. Dat is wel begrijpelijk en het gebeurt te goeder trouw, maar je kunt beter kijken hoe je die kinderen kunt ondersteunen, dan ze een lager advies geven.”

Beeld: Nino Maissouradze

In Nederland worden leerkrachten gedwongen om al heel vroeg te categoriseren en te sorteren, zegt Van de Werfhorst. “Er is veel toetsinformatie, er is het leerlingvolgsysteem. We denken dat je met die gegevens van kinderen van elf jaar al kunt voorspellen wat ze uiteindelijk in het onderwijs kunnen bereiken.” Bij een vergelijking tussen leerkrachten uit New York, Oslo en Amsterdam bleek dat er in de Verenigde Staten en Noorwegen veel meer vertrouwen is in het ontwikkelvermogen van kinderen. “Zij geloven er niet in dat op je elfde al vast ligt wat je later aankan. Ze zijn naïever in de positieve zin van het woord.”

Stapelen

Liever een voorzichtig advies, later kun je altijd nog stapelen, is de Nederlandse redenering. Maar dat gebeurt door de rigide inrichting van ons onderwijssysteem juist steeds minder, zegt Van de Werfhorst. “De scholengemeenschappen worden alleen maar smaller en uit elk onderzoek blijkt dat van niveau wisselen steeds minder voorkomt.” Zo worden de verwachtingen van leerkrachten uiteindelijk een selffulfilling prophecy: een kind dat op het vmbo start, verkast na één of twee jaar zelden naar de havo.

Sara Geven doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar ongelijkheid in schooladviezen. Zij zegt: “Kinderen uit lagere sociale milieus krijgen lagere adviezen, ook al presteren zij hetzelfde of halen ze dezelfde eindscores.” Dat kan onder andere met onbewuste vooroordelen te maken hebben, zegt Geven. “Leerkrachten zien de thuissituatie soms als een belemmerende factor. Ik zou adviseren om in die gevallen te zorgen voor een warme overdracht. Zorg dat ze op de middelbare school weten hoe ze deze leerling kunnen ondersteunen.” Het gaat ook niet alleen om het geadviseerde niveau, vindt zij: “Het is soms ook belangrijk welke school het wordt: misschien een wat kleinere school of een school met een brede brugklas, zodat een leerling makkelijker kan opstromen. Zorg dat je kinderen niet zo vroeg al kansen afneemt.”

 

Hoe kunnen leerkrachten eerlijker en beter adviseren? Door er als team over te praten, adviseert Geven. “Verzamel informatie uit verschillende bronnen. Zoek naar alternatieve verklaringen bij tegenvallende prestaties. Vraag iemand die het kind niet kent er met een frisse blik naar te kijken. Wees beducht op een tunnelvisie.”

Adviseer niet alleen een niveau, maar ook een school: misschien eentje met een brede brugklas of kleinere klassen

Onderling afstemmen

Niels de Ruig staat als leerkracht voor groep 6, 7 en 8 op de 5e Montessorischool in Amsterdam. Hij is ook bovenschools onderzoekscoördinator bij STAIJ, waar achttien openbare basisscholen in Amsterdam onder vallen. Onlangs praatte hij met een groep collega’s over het schooladvies. De afweging gebeurt zorgvuldig, samen met intern begeleiders, directie en collega’s, weet De Ruig. Maar hij merkt ook dat elke school anders met het advies omgaat en dat er ook binnen één school soms verschillend naar wordt gekeken. “Wij willen als school nu afstemmen waar we op letten, hoe we het aanpakken. Bijvoorbeeld als het over de weging van toetsresultaten gaat, of de werkhouding. Als dat op papier staat, kan iedereen er ook op terugvallen.”

Verzamel informatie uit verschillende bronnen. Zoek naar alternatieve verklaringen bij tegenvallende prestaties

De Ruig: “Kinderen van hoogopgeleide ouders leren van huis uit vaak al beter plannen bijvoorbeeld, iets waarvan wij vinden dat het hoort bij een goede werkhouding. Je moet je realiseren dat zo’n goede werkhouding dus niet altijd toeval is en dat je leerlingen ook les kunt geven in vaardigheden die daarbij horen zoals zelfregulerend leren.” Op zijn school is nu afgesproken dat de thuissituatie van kinderen alleen meeweegt als die verzachtend werkt. “Dus niet ‘dit kind kan misschien wel havo, maar thuis is het zo’n zooi, vmbo-t is dus beter’, maar: ‘ondanks de moeilijkheden thuis gaat dit best goed. We maken er een havo-advies van’.”

Vaardigheden die horen bij een goede werkhouding, zoals plannen, zijn aan te leren

In de zeven jaar dat De Ruig nu voor de klas staat, heeft hij zo’n vijftig tot zeventig adviezen gegeven. Is hij er beter in geworden? “Ja. Ik kijk er nu anders tegenaan.” Hij kent de onderzoeken die er zijn en heeft zijn best gedaan om zijn eigen vooroordelen kwijt te raken, zegt hij. “Ik heb zelf vwo en universiteit gedaan. Ik had stereotype ideeën over wat een havo-leerling is, of hoe een vmbo-school eruitziet. Ik kom nu veel op middelbare scholen en praat daar met docenten, scoor lesmateriaal en probeer te begrijpen: wat is dit voor school, hoe werken ze hier, wat kun je ermee worden? Dan weet je ook beter waar je een kind naartoe stuurt.”

Twijfel

Nog een belangrijk inzicht: “Bij twijfel altijd hoger adviseren. Ik hoor vanuit het onderwijsveld dat leerkrachten geneigd zijn om dat niet te doen, maar uit onderzoek blijkt dat een leerling die hoog op het vmbo presteert, cognitief gelijk is aan een laag presterende havo-leerling. Hoger instromen betekent: meer kansen, meer keuzes.” De Ruig pleit voor realisme: “Er zijn leerkrachten die tegen een kind met een vmbo-basisadvies zeggen: ‘Uiteindelijk kun je via vmbo-tl en havo en vwo op de universiteit terechtkomen’. Het kan, maar het is niet erg waarschijnlijk. Als een kind dierenarts wil worden en het heeft een vmbo-basisadvies, dan gaat het die groei waarschijnlijk nooit maken. Geef een realistisch verhaal over wat een kind daar wel mee kan.”

Bij twijfel altijd hoger adviseren

Onderzoeker Sara Geven: “Ik zie dat er een momentum is om dingen te veranderen. Iedereen ziet dat onze vroege selectie tot meer ongelijkheid leidt en minder kansen voor kinderen uit achterstandsmilieus. Ook door een boek als Wees onzichtbaar van Murat Isik, of de docuserie Klassen. De Onderwijsraad adviseerde onlangs om het advies in groep 8 af te schaffen en te kiezen voor een driejarige brugperiode. Dit zal misschien niet zo snel breed ingevoerd worden, dat heeft veel consequenties voor het onderwijslandschap en de scholen zoals ze nu bestaan. Maar er wordt wel breed ingezien dat die eerste jaren in het voortgezet onderwijs flexibeler moeten worden en dat leerlingen makkelijker moeten kunnen wisselen van niveau.”

Dit artikel las je gratis uit het Onderwijsblad van januari. Elke maand nieuws, achtergronden en tips in je brievenbus? Word AOb-lid!