Schaf de leesmethode af
Scholen die hun methode voortgezet technisch lezen de deur uit doen, kunnen het leesplezier verhogen. Belangrijk is dan wel dat leerlingen bij het hardop en stillezen de juiste hulp krijgen en dat hun vooruitgang wordt gemeten.
Wat zijn de voordelen van het gebruik van een leesmethode, nadat die in groep 3 is gebruikt om kinderen te leren hoe ze klanken aan letters moeten koppelen? Leesonderzoeker Thoni Houtveen is even stil. “Ik kan ze echt niet verzinnen, die voordelen. Na al die jaren dat ik onderzoek heb gedaan. Ik begrijp dat het voor een school een hele opgave is om de leesmethode af te schaffen die meestal vanaf groep 4 gebruikt wordt voor voortgezet technisch lezen. Maar echt, als je eenmaal werkt zonder methode, maak je het werk van leerkrachten makkelijker, omdat de motivatie van leerlingen omhoogschiet.”
Spanwijdtje
Houtveen, emeritus lector geletterdheid van de Hogeschool Utrecht, adviseert scholen daarnaast groepsdoorbroken te werken: “Als je kinderen van gelijke niveaus elke dag op een vast moment bij elkaar zet, wordt de spanwijdte van de instructie die je moet geven ook veel kleiner.”
Afstappen van een methode is een ingrijpende operatie, voor welk vak dan ook. Een methode biedt structuur en duidelijkheid, basisvoorwaarden in elke klas. Voor de fase van het aanvankelijk lezen, in groep 3, waarin kinderen het fundament leggen voor het lezen door tekens aan klanken te koppelen, is de systematische aanpak van een methode het belangrijkst. Het idee dat die niet nodig is, geldt in de eerste plaats voor methoden voor technisch lezen, die op de basisschool worden gebruikt in de periode erna, van groep 4 tot en met groep 8.
Stillezen gebeurt onvoorbereid en wordt niet door de leerkracht begeleid
Marte Jongbloed, tot vorig jaar vaste leerkracht op de Bijenkorf in Gouda, heeft op haar basisschool kritisch gekeken naar het methodegebruik en werkt steeds meer met eigen lesmateriaal. Als taal- en leesspecialist begeleidt Jongbloed sinds de zomer scholen met het versterken van de leescultuur. De methode na groep 3 helemaal loslaten, gebeurt op de Bijenkorf niet, al gelooft Jongbloed wel dat het moet kunnen. “Ik denk wel dat je met heel veel zacht en hardop lezen ook al erg ver komt met het bereiken van je doelstellingen.”
Werken zonder methode vergt durf en zelfvertrouwen van leerkrachten, vertelt Jongbloed. In gesprekken met scholen die het aandurfden, is haar duidelijk geworden dat de overstap het best gaat in kleine stapjes. “Het ontwikkelen van je eigen lesmateriaal kost tijd en ervaring”, zegt ze. “Je moet geschikte teksten en boeken verzamelen. Daar kun je tijd voor maken door methodelessen in eerste instantie af te wisselen met je eigen lessen.”
Onderzoek
Houtveen gaat niet over één nacht ijs met haar afwijzing van leesmethoden voor voortgezet lezen voor de midden- en bovenbouw. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw onderzoekt ze hoe scholen ze gebruiken, aanvankelijk in opdracht van het ministerie. “In lesobservaties keken we naar de manier waarop de methode Estafette in de klas werd gebruikt”, zegt Houtveen. “We schrokken ons rot. Methoden bleken averechts te werken.”
Een eerste groot probleem was dat er te veel werd geoefend met losse woorden. Als je daar veel tijd aan besteedt dan schiet het met vloeiend leren lezen niet op. Vloeiend lezen, de automatisering van woordherkenning, gebeurt doordat de lezer informatie uit meerdere bronnen integreert - de woordbetekenis, de klank van woorden en de context. Houtveen: “Je moet dat alles tezamen verwerken en dat gebeurt alleen als je samenhangende teksten leest.”
Zonder beeld van wat kinderen kunnen, is elke onderwijsstap een greep in de mist
Natuurlijk gebruiken methoden ook veel teksten, kort veelal en toegesneden op het niveau van leerlingen. “Maar juist voor kinderen die moeite hebben met leren lezen is het van groot belang dat ze langdurig een tekst lezen over hetzelfde onderwerp”, zegt Houtveen. “Ze moeten daarin dezelfde woorden met regelmaat terugzien, waardoor ze die vloeiender gaan lezen. Dit realiseer je door het lezen van boeken. Daarbij is het heel belangrijk dat de kinderen kunnen lezen in boeken naar eigen keuze over een onderwerp dat ze interesseert. Het lezen van losse woorden en korte tekstjes is niet interessant en werkt heel demotiverend.”
Lesmethoden zijn veranderd en gemoderniseerd sinds Houtveen in de jaren negentig met haar onderzoek begon. Een overzicht dat onderwijsondersteuner Edux begin dit jaar opstelde, maakt duidelijk dat alle methodemakers tegenwoordig aandacht hebben voor het bevorderen van leesplezier. Meer dan vroeger worden echte teksten en boeken gebruikt. Een van de methoden die dat doen is Karakter van uitgeverij Malmberg. De methode maakt gebruik van kinderboekenteksten in allerlei genres en verwijst naar bestaande boeken in werkboekjes gericht op leesbevordering. “Dat is een pluspunt”, vindt Jongbloed. “Al blijft het natuurlijk wat gekunsteld. De oefeningen bij teksten benadrukken dan toch weer de leesmoeilijkheden. Het gebruik van bestaande teksten is juist interessant, omdat je die focus kan loslaten en vooral gaat genieten van veel verschillende teksten.”
Structuur
De lesstructuur die leerkrachten houvast biedt, is voor Houtveen juist een fel punt van kritiek. Zo is convergente differentiatie, het inspelen op verschillende leerlingniveaus, onderdeel van deze structuur. Het is ook nog altijd een belangrijk uitgangspunt van de methodemakers, blijkt uit het Edux-overzicht. “Ik heb niks tegen convergente differentiatie op zichzelf, maar in de praktijk betekent het dat kinderen die al wat beter lezen de relatief eenvoudige tekstjes uit de methode opzij mogen leggen en gaan lezen in hun boekjes”, zegt Houtveen. “Zij ontwikkelden dus hun leesvaardigheid. Met de rest van de klas gaan leerkrachten vervolgens woordrijen lezen en invuloefeningen doen. Daarna mag ook de middengroep in een boekje gaan lezen en wordt intensief verder geoefend met de zwakste lezers. Het resultaat is dat die laatste groep in een les van vijftig minuten gemiddeld maar een minuut of drie aan lezen toekomt.”
Omdat het vloeiend lezen op scholen stagneerde, ondanks het gebruik van leesmethoden, kreeg Houtveen in 2008 overheidssubsidie om in kaart te brengen hoe het beter kan. Dat werk heeft in 2019 geresulteerd in de publicatie Doelgericht werken aan opbrengsten.
In groep 4 hebben veel leerlingen al een ongezonde leesweerzin ontwikkeld
Belangrijk is dat de wetenschappelijke literatuur onderscheid maakt tussen een stadium waarin leerlingen hardop lezen en het stillezen. “Dat is het uiteindelijke doel”, zegt Houtveen. “En het stillezen vergt andere vaardigheden dan hardop lezen, stamina bijvoorbeeld, het vermogen om het lezen vol te houden en een tekst geconcentreerd te blijven lezen.”
Dat kinderen veel moeten lezen is bij leerkrachten goed doorgedrongen, in veel klassen gebeurt het dagelijks braaf een half uur. “Het probleem is dat het stillezen onvoorbereid gebeurt en niet wordt begeleid door de leerkracht, terwijl dat wel heel belangrijk is. Als je dat niet doet dan draagt het stillezen bijna niet bij aan de leesvaardigheid.”
Steun
In Engelstalig onderzoek komt scaffolded silent reading naar voren als een effectieve methode: een aanpak van stillezen waarbij leerlingen ondersteuning krijgen. Met een paar ingrepen valt de effectiviteit van het stillezen volgens Houtveen ingrijpend te verbeteren, bijvoorbeeld door de systematiek over te nemen die in kaart is gebracht door de Amerikaanse leesonderzoeker Ray Reutzel van de universiteit van Utah. Kern van zijn aanpak is dat de leerkracht tijdens het stillezen steeds leesgesprekjes voert met kinderen om te achterhalen of ze wel echt lezen, gemotiveerd zijn en of ze wel bezig zijn in een boek dat bij ze past.
Zo niet, dan helpt de leerkracht leerlingen om een boek te kiezen dat ze wel willen lezen. Houtveen: Wij hebben niet heel Nederland onderzocht, maar ik denk niet dat het stillezen in Nederland op deze manier wordt onderwezen. In groep 4 hebben veel leerlingen al een ongezonde leesweerzin ontwikkeld. Ze vertonen vermijdingsgedrag en grijpen elk excuus aan om van hun tafeltje weg te lopen. Het is ontzettend belangrijk dat je als leerkracht die spiraal doorbreekt. Dat je ze weer aan het lezen krijgt. Al is het de Autoweek of ander leesvoer waar je eigenlijk zelf niks aan vindt.” Als kinderen eenmaal ervaren hebben dat lezen een aangename en interessante bezigheid kan zijn, gaat lezen naar meer smaken.
Op basis van wetenschappelijk inzicht heeft Houtveen een aanpak voor vloeiend lezen ontwikkeld: LIST, Lezen is top. In het programma lezen leerlingen vanaf groep 4 ten minste 25 zelfgekozen boeken, waarbij het stillezen wordt ondersteund volgens de uitgangspunten van Ray Reutzel.
Net als voor het stillezen is ook de didactiek van het hardop lezen voor het LIST-programma gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Uitgangspunten zijn dat leraren levendig voorlezen uit echte boeken, dat kinderen hardop lezen met de hele klas en dat zwakke lezers dezelfde teksten in groepjes meermaals hardop herhalen, waarbij het belangrijk is dat de nadruk niet ligt op de leessnelheid, maar bijvoorbeeld op een goede expressie zodat anderen begrijpen en kunnen genieten van wat klasgenoten lezen.
Werken zonder methode vergt durf en zelfvertrouwen van leerkrachten
Een cruciaal onderdeel van LIST is dat de voortgang die leerlingen maken door hardop en stil te lezen goed gemonitord wordt. Volgens studies van Houtveen zelf was op veertig scholen die twee tot drie jaar meededen aan het LIST-programma nog maar minder dan 1 procent van de achtstegroepers niet functioneel geletterd volgens hun score op zogenoemde AVI-toetsen. “We hadden geen controlegroep van scholen waarop het programma niet is gebruikt, maar het was in elk geval een enorme vooruitgang in vergelijking met de bevinding uit het rapport van de Onderwijsinspectie van die tijd dat een kwart van de Nederlandse leerlingen de basisschool verliet met een technisch leesniveau dat hoort bij het einde van groep 6.”
Houtveen schat dat in de loop der jaren honderden scholen in Nederland en België met LIST gewerkt hebben en nog werken. Dat is veel, maar ook weer niet heel veel op een totaal aantal van meer dan 6500 basisscholen, alleen al in Nederland.
Afkeer
Natuurlijk staan de LIST-scholen niet alleen in het werken zonder methode. Traditionele vernieuwingsscholen, zoals montessori, dalton en vrijescholen doen het vaak ook. Houtveen waarschuwt wel dat het afschaffen van de methode alleen effect heeft als scholen voldoen aan enkele belangrijke randvoorwaarden. “Sommige vrijescholen brengen met tegenzin leerprestaties in kaart, door een afkeer van toetsten en testen. Dan gaat het mis.”
Een gebrek aan monitoring is ook het probleem bij praktische initiatieven zoals het kwartiertje stillezen. “De progressie die kinderen maken, wordt niet gevolgd”, zegt Houtveen. “Er wordt geen feedback gegeven. Als jij geen beeld hebt van wat je kinderen kunnen en niet kunnen dan is elke volgende onderwijsstap een greep in de mist.”
Dit artikel verscheen in het novembernummer van het Onderwijsblad, dat elf keer per jaar bij AOb-leden op de mat valt. Meer weten over alle voordelen van het AOb-lidmaatschap? Kijk hier.