PO
VO

Salarisbonus op achterstandsscholen verdeelt leraren

Demissionair minister Arie Slob besloot eind deze zomer onderwijspersoneel op achterstandsscholen twee jaar lang gemiddeld 8 procent meer salaris te geven. “Discriminatie”, zegt de een. “Eindelijk erkenning”, zegt de ander.

Tekst Joëlle Poortvliet - redactie Onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

00-sjoerd-nicodem-003

Beeld: Rob Niemantsverdriet

Sjoerd Nicodem heeft nog buikpijn van de vorige arbeidsmarkttoelage, zo heet dit type regeling officieel. In het najaar van 2020 maakte onderwijsminister Arie Slob structureel 16,5 miljoen euro vrij zodat de salarissen van vso-docenten meer in de buurt zouden komen van collega’s in het regulier voortgezet onderwijs. Na een hoop gesteggel kwamen Nicodem en zijn collega’s op praktijkschool Schreuder College in Rotterdam niet in aanmerking. “Omdat praktijkonderwijs officieel niet opleidde naar vervolgonderwijs of een diploma.” Vier maanden later erkende Slob het diploma praktijkonderwijs alsnog. “Maar ja, toen was die regeling al uitgevoerd.”

En nu is er de tijdelijke bonus die de minister betaalt vanuit NPO-gelden. Bestemd voor onderwijspersoneel, ook ondersteuners en directie, op scholen met de uitdagendste leerlingpopulaties. Dat is ongeveer 15 procent van alle vestigingen in het primair en voortgezet onderwijs, zo’n dertienhonderd scholen, rekent het ministerie voor. Achterliggende gedachte is dat deze scholen meer corona-achterstanden weg te werken hebben en tegelijk kampen met een nijpender personeelstekort.

Dit keer krijgt Nicodem hoogstwaarschijnlijk wel twee jaar lang extra salaris. Hij ziet het als een goedmakertje voor de eerste keer “waar Slob ons een oor heeft aangenaaid”. Tegelijk is hij principieel tegen “de zoveelste kunstgreep van Slob”.

Discriminerend

Nicodem vindt de regeling discriminerend. In het speciaal onderwijs gaat het geld naar scholen met de meeste ‘cumi-leerlingen’. In de praktijk zijn dat, in tegenstelling tot het regulier onderwijs waar inmiddels meer factoren meewegen, leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond. Nicodem: “Terwijl deze leerlingen zeker niet altijd de meeste zorg vragen.”

Via een tool van het ministerie van Onderwijs kun je de scholen terugvinden die de extra euro’s ontvangen. Nicodem: “Stel, je hebt geen zin om te werken op een school voor speciaal onderwijs met veel allochtone kinderen. Dan check je even de brin-nummers om erachter te komen waar je niet wilt solliciteren.”

Dat een bonus voor een deel van het personeel onderling gedoe oplevert, merkte hij vorig jaar al. Een andere locatie van het Schreuder College biedt naast praktijkonderwijs ook vmbo-onderwijs. Docenten die daar lesgeven aan de vmbo’ers kregen de toelage uiteindelijk wel, hun collega’s van het praktijkonderwijs niet. Nicodem: “Daar zit je dan, samen in de kantine. Dat werkt niet echt bevorderlijk voor je arbeidsethos.”

Absurd wat de minister doet, er zit geen enkele langetermijnvisie achter

Ook onderwijsbestuurders vinden dat de toelage voor tweedeling zorgt, meldde het Onderwijsblad eerder in een nieuwsbericht. Een aantal van hen kiest ervoor het extra geld over al hun personeel te verdelen. Zoals Maarten van Kesteren, bestuurder van vier locaties voor speciaal onderwijs in Delft en Westland, waarvan er officieel twee in aanmerking komen voor de bonus. Van Kesteren: “Toen ik voor het eerst over deze toelage hoorde, zei ik tegen mijn teamleiders: dit is een bom onder mijn organisatie. Het is absurd wat de minister doet, er zit geen enkele langetermijnvisie achter.”

Schoolbestuur Proloog uit Friesland telt zes scholen die onder de 15 procent van Slob vallen. Tegen Omrop Fryslân zei bestuurder Arjette de Pree dat het haar niet lekker zit. ‘Het liefst wil ik geen voorstel doen omdat ik het een oneerlijke maatregel vind. We gaan het geld niet weigeren, want ik ben wel blij dat de minister vindt dat leerkrachten een extraatje verdienen. Maar ik doe het met pijn in ’t hart en met zwaar gemoed: ik zou willen dat het voor iedereen geldt.’

Voor Juliette van der Meer, intern begeleider op basisschool De Windroos in Amersfoort, is de toelage van Slob een vorm van erkenning. “Dat het werken bij ons op school niet altijd makkelijk is.” Beeld: Rob Niemantsverdriet

Bagage

Toch zijn er ook positieve reacties. Juliette van der Meer is intern begeleider op basisschool De Windroos in Amersfoort. “Ik was absoluut verrast door dit geld. Ik had het nooit verwacht. Wat direct volgde was een gevoel van erkenning. Dat het werken bij ons op school niet altijd makkelijk is.” De Windroos is de enige binnen een stichting van dertien scholen die volgens de definitie van Slob in aanmerking komt voor de bonus. “Kinderen komen bij ons met een heel andere bagage naar school. Er zijn zoveel dingen die zij niet vanzelfsprekend van huis uit meekrijgen. Neem het woordenschatonderwijs, dat vraagt hier veel meer tijd dan op de meeste andere scholen.”

Volgens Van der Meer moet het team op haar school “heel hard werken om een goede basis neer te zetten”. Waarop ze direct vervolgt: “Het tegenargument luidt natuurlijk: iedereen in het onderwijs werkt heel hard. En dat is ook zo. Maar onze school houdt zich bezig met andere vraagstukken en die zijn best pittig.”

Je kunt hier niet de methode open slaan en hop aan het werk gaan

Ze vertelt over de straatcultuur die de school inkomt: “Voor de bovenbouwleerlingen maken we ons zorgen over drugscriminaliteit in de wijk. We zien drugsrunners vlakbij de school. We weten dat sommige kinderen kwetsbaar zijn.” De school doet mee aan programma’s met partijen van buiten om de sfeer- en leercultuur goed te houden. “Je kunt hier niet de methode openslaan en hop aan het werk gaan. Het lastiger om de zorgen om de kinderen niet mee naar huis te nemen. En ons werk gaat verder dan het klaslokaal.”

Van der Meer hoopt dat de tijdelijke bonus “goede mensen met hart voor deze populatie vasthoudt”. En dat de toelage helpt bij het aantrekken van nieuw personeel. “Sollicitanten kunnen tegenwoordig kiezen uit drie of meer scholen. We laten ze geregeld een ochtendje meedraaien. Vaak laten ze ons later weten: ik pas toch beter op die andere school. Je weet nooit precies wat de doorslag heeft gegeven, maar misschien kan extra geld net dat zetje zijn om het bij ons te proberen.”

Veilig Thuis

Voor Sofia van Dake betekent de bonus dat ze voorlopig blijft werken in Rotterdam, op een school die ook binnen de 15 procent van Slob valt. “Persoonlijk vind ik het werk op mijn huidige school zwaarder dan op “witte” - om het maar even fout te zeggen - scholen waar ik heb gewerkt. Wanneer leerlingen te maken hebben met een Veilig Thuis-melding bijvoorbeeld. Natuurlijk zijn gesprekken met assertieve ouders lastig, maar die problematiek nam ik niet mee naar huis. Van schrijnende thuissituaties van leerlingen lig ik wel wakker.”

Deze toelage houdt het autorijden naar school betaalbaar

Van Dake koos heel bewust voor haar school, maar woont er bijna een uur autorijden vandaan. “De benzinekosten rijzen de pan uit. De laatste tijd dacht ik geregeld: moet ik niet toch dichter bij huis gaan werken? Maar deze toelage houdt het voorlopig betaalbaar.”

Oneerlijk

Thijs Roovers is bestuurder voor de AOb en werkte vorig schooljaar nog op een achterstandsschool in Amsterdam. Hij wil wegblijven van de discussie over wat zwaarder werk is. “Ik ben de eerste om te erkennen dat het lerarentekort oneerlijk is verdeeld. Veel scholen met een uitdagende leerlingpopulatie hebben uitgedunde teams. Zowel in kwaliteit als kwantiteit. Dat veroorzaakt werkdruk en minder goed onderwijs. Maar dat los je niet op met een tijdelijke toelage, waarbij ook nog eens zo’n rigide grens wordt getrokken. Wat als jouw school net buiten die 15 procent valt?”

Roovers denkt dat de bonus hooguit leraren wegtrekt op andere plekken. Het waterbed-effect, noemt hij dat. “Het levert niet meer leraren op. Dat is ons grootste probleem met deze regeling en daarom is de AOb er erg kritisch op. Bovendien zijn we helemaal klaar met de pleisters van Slob. Ze helpen niet tegen het lerarentekort.”

Officieel moet in het primair onderwijs het personeelsdeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (pgmr) instemmen met hoe dit tijdelijke extra geld wordt uitgegeven. Doorgaans zijn achterstandsscholen ondervertegenwoordigd in zo’n overkoepelende pgmr. Het gros van de scholen die onder één bestuur vallen, zal niet bij de 15 procent scholen horen die minister Slob voor deze tijdelijke toelage heeft bedacht. De AOb vindt daarom dat in het primair onderwijs - net als in het voortgezet onderwijs - de pmr van de school voor wie dit geld is bestemd, moet meebeslissen over de uitvoering van de regeling. Die loopt van augustus 2021 t/m juli 2023. Werk jij op zo’n school, is de pmr niet geraadpleegd en zoek je ondersteuning? Check dan de website van AOb-medezeggenschap.

 

Dit artikel las je gratis uit het Onderwijsblad van december. AOb-leden ontvangen het blad maandelijks in de brievenbus. Wil jij dat ook? Word lid!