Alle

Roc van Amsterdam herontwerpt eigen onderwijs

Drie onderwijsteams van het Roc van Amsterdam lieten alle regels vallen. Ophokken is verleden tijd, de docenten gaan veel op excursie en investeren in hun relatie met studenten.

Tekst Marijke Nijboer - - 5 Minuten om te lezen

roc-van-amsterdam

Bron: Fred van Diem

De vier mensen aan tafel glimmen als ze vertellen over de pioniersjaren die ze achter de rug hebben. Ze waren vanaf het begin nauw bij de pilot ‘Onderwijs ontregeld’ betrokken. Jos Tuijn staat voor de klas en is daarnaast teammanager; docent Christa Schrier is net opleidingsmanager geworden. Thea Zaremba is opleidingsmanager en werkt net als Tuijn en Schrier bij het Mbo College Airport in Hoofddorp. Sander Dol is opleidingsmanager op het Mbo College Zuidoost.

Drie teams mochten alle regels laten vallen en bij nul beginnen. De enige afspraak was dat ze zich zouden houden aan het kwalificatiedossier, dat vastlegt wat student moeten kennen en kunnen aan het eind van hun opleiding. Zaremba: “Er kwam geen extra financiering en de examinering stond vast. Maar inmiddels praten we binnen de pilot ook over andere manieren van examineren.”

Tuijn: “Het was heel bijzonder om alles aan de kant te vegen en met elkaar als docenten te kijken wat we wilden voor ons onderwijs. We hadden ook ineens meer ruimte om in te spelen op de wensen van bedrijven. Het was wel wennen. Ik vroeg aan mijn directeur: Wanneer moet ik dit of dat inleveren? Kijk maar, zei hij. Ik vond het geweldig.”

De regel die het eerste sneuvelde? De verplichte 1000 klokuren voor de eerstejaars.

De bestuurders van het Roc van Amsterdam waren meteen enthousiast over het voorstel van het eigen personeel om regels te schrappen. “Zij zagen ook dat de werkdruk hoog was en dat de resultaten voor medewerkerstevredenheid wel beter konden”, schat Zaremba in. Dol: “We kregen al een go voordat de inspectie en het ministerie van Onderwijs akkoord gingen.” Bestuursvoorzitter Edo de Jaeger kwam geïnteresseerd informeren wat ze nu precies anders gingen doen.

De regel die het eerste sneuvelde? De verplichte 1000 klokuren (700 lesuren en 300 uren beroepspraktijkvorming) voor de eerstejaars. Zaremba: “Wij merkten juist dat studenten veel meer leerden in de praktijk. Onze meest populaire opleidingen voldeden ook niet aan die 700 lesuren; daar boden we al veel onderwijs in andere dan klassikale vormen aan.” Tuijn: “Die ophokuren hebben we als eerste losgelaten. En we wilden studenten ook buiten het schoolgebouw laten leren. We hebben het kwalificatiedossier opgedeeld in thema’s en behandelen die op een manier die onze studenten aanspreekt. Als we het over de Koninklijke Marechaussee hebben, laten we geen spreker komen, maar gaan we daarnaartoe.” De studenten waarderen het buiten de deur leren enorm.

Te korte stages

Ook de voorgeschreven 300 uren beroepspraktijkvorming per jaar knelden. Bedrijven willen stagiairs vaak meer uren binnen hebben. Dol: “Je kunt wel langere stages creëren door stage-uren van meerdere jaren te concentreren in minder lesjaren, maar dan gaan studenten in het eerste jaar misschien helemaal niet op stage. Dat is geen goed idee.” Die regel sneuvelde dus ook.

Verder liepen de docenten op tegen starre regels bij het vak Engels. Schrier: “Je moet soms in korte tijd veel centrale examens afnemen en vaak komen de moeilijkste examens eerst. En studenten die bij ons binnenkomen met een Cambridge Engels-certificaat, kunnen daarvoor geen vrijstelling krijgen. Dat is bijna niet uit te leggen.”

Het roc moet bij Bureau Leerplicht studenten melden die in vier weken tijd zestien uur of meer hebben verzuimd. Dol: “Wij kijken liever naar wat er aan de hand is. Misschien heeft een student financiële problemen en moet hij een dag werken. We hebben liever dat ze dat vertellen, dan dat ze zich ziek melden. Als wij hen goed in beeld hebben, zijn dergelijke regels niet nodig.” Zaremba: “We geven liever een steun in de rug dan dat we een melding doen. Bijvoorbeeld door hen op een ander moment een toets te laten maken.”

Niet alle belemmerende regels komen van buiten; sommige zitten in de hoofden van mensen.

Het is heel bevredigend om zelf je onderwijs te ontwerpen, maar de organisatie hiervan is een kluif, zegt het viertal. Als er bijvoorbeeld iemand ziek wordt die een belangrijk onderdeel zou verzorgen, kan je zomaar een dag zonder programma zitten. Dit is één keer gebeurd. Zaremba: “In het oude systeem zouden we dan ophokken en proberen om mensen extra lessen te laten geven. Nu is er dan een dag geen programma. Dat is misschien een kwetsbaar punt in ons nieuwe systeem, maar ik denk dat het wel meer samenhang biedt.”

Niet alle belemmerende regels komen van buiten; sommige zitten in de hoofden van mensen. Schrier: “Sommige collega’s denken ten onrechte dat ze vier keer per jaar moeten toetsen. Bij de voortgangsvergadering vinden zij het moeilijk om uitspraken te doen over studenten, omdat ze nog niet hebben getoetst. Maar je kunt, als je een goede relatie met je studenten onderhoudt, ook zonder toetsen goed weten waar zij staan.”

Houding en gedrag

De docenten van het Mbo College Airport hebben samen veel lesmateriaal ontwikkeld. Ze geven nu nog meer aandacht aan houding en gedrag; belangrijke elementen bij het beroep van steward(ess). Om de groei van studenten te meten, ontwikkelde Tuijns team bijvoorbeeld een competentiemeter.

Er wordt nu meer met, dan over studenten gepraat.

De rode zitbank in de werkkamer van zijn team is een belangrijk trefpunt. Tuijn: “Bij een kop koffie heb je het al gauw over een leerling die even niet lekker draait. Ik heb nu een veel scherper beeld van mijn leerlingen, omdat ik ook hoor hoe zij functioneren in andere lessen.”

Er wordt nu meer met, dan over studenten gepraat. Zaremba: “Vroeger besloten we bijvoorbeeld tijdens een vergadering dat iemand nog niet klaar was voor een stage. Dat kan een half jaar studievertraging opleveren. Nu bespreken we dat met de student zelf. Als je dat goed onderbouwt en de student kunt overtuigen, krijg je minder klachten en minder eisende ouders.”

Volgens Tuijn is het eigenaarschap van leraren en studenten ‘gigantisch’ gegroeid. “Wij vragen vaak aan leerlingen wat en hoe ze zelf graag willen leren, en dan komen ze met dingen waarmee wij al bezig zijn. We hebben kennelijk een aardig beeld van hoe we hen kunnen aanspreken.” Een enkele keer schieten de docenten mis. Zo hadden ze bedacht dat studenten van de kappersopleiding hun studenten konden leren hoe ze hun haar kunnen verzorgen. Dat vonden de aankomende stewards en stewardessen maar overdreven.