Alle

Rekenkamer uit scherpe kritiek op onderwijssubsidies

De Algemene Rekenkamer is zeer kritisch op de manier waarop de demissionaire onderwijsministers subsidie verstrekken aan scholen om onderwijsachterstanden weg te werken. Het is onduidelijk of het geld kwetsbare leerlingen wel bereikt. Inzicht is van groot belang, vindt de Rekenkamer. Zeker gezien de aangekondigde 8,5 miljard euro uit het Nationaal Programma Onderwijs.

Tekst Karen Hagen - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

44816306735_ea08c51b22_o

Beeld: Typetank

‘Door de manier waarop het ministerie van OCW de subsidies verleent en verantwoording vraagt, is het ook achteraf niet mogelijk om de effecten te onderzoeken’, concludeert de Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek 2020. Een rapport waarin de rekenmeesters elk jaar de balans opmaken en onderzoeken of het publieke geld van de overheid wel goed is besteed. De Rekenkamer wijst op het risico om ergens geld aan te blijven uitgeven, waarvan je niet weet of de investeringen wel iets opbrengen.

Door de manier waarop OCW de subsidies verleent en verantwoording vraagt, is het ook achteraf niet mogelijk om de effecten te onderzoeken

Miljoenen

Vorig jaar waren scholen meerdere malen gesloten, vanwege de corona-pandemie. De onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob besloten daarop in mei 2020 om 244 miljoen euro uit te trekken zodat leerlingen en studenten opgelopen achterstanden weg kunnen werken. Bijvoorbeeld door extra lessen buiten de reguliere onderwijstijd in te plannen. Dit bedrag werd in oktober 2020 opgehoogd met 38 miljoen euro. Naar deze subsidies, de Inhaal- en Ondersteuningsprogramma’s Onderwijs 2020-2021, deed de Rekenkamer extra onderzoek. Ze zijn verstrekt aan scholen in het po, vo en mbo

Onduidelijk

De Rekenkamer concludeert dat het ministerie eigenlijk helemaal niet weet welke keuzes scholen hebben gemaakt en of het geld wel naar kwetsbare leerlingen is gegaan. Het evalueren van de subsidieregeling is daardoor lastig.

Zo staat er in de subsidieregeling bij het kopje doelgroep dat het geld naar ‘kwetsbare leerlingen’ moet gaan die achterstanden hebben opgelopen tijdens de scholensluiting. Er wordt niet gedefinieerd wat kwetsbaar precies inhoudt. ‘De ministers hebben op dit moment geen informatie over de keuzes die scholen hebben gemaakt in de doelgroep en inhoud van hun inhaalprogramma’s. Zonder zicht op deze keuzes kunnen de ministers niet vaststellen of scholen nu de beoogde leerlingen bereiken’, zo staat in het Verantwoordingsrapport.

De ministers hebben op dit moment geen informatie over de keuzes die scholen hebben gemaakt

Leren

Ook weten scholen niet wat andere scholen doen. Ze delen geen kennis en kunnen niet leren van elkaar over welke programma’s goed helpen om achterstanden snel weg te werken. Daarmee kun je ook niet controleren of de subsidie het doel wel bereikt. En dat is belangrijk, zeker omdat in februari 8,5 miljard euro beschikbaar is gesteld voor het wegwerken van de onderwijsachterstanden. ‘Zonder inzicht in bereik en werkzaamheid lopen de ministers het risico dat zij geld blijven uitgeven zonder te weten of hun investering het gewenste effect heeft.’

Zonder inzicht in bereik en werkzaamheid lopen de ministers het risico dat zij geld blijven uitgeven zonder te weten of hun investering het gewenste effect heeft

De Rekenkamer komt met vier aanbevelingen. Zo moeten de ministers bedenken voor welke groep leerlingen en studenten de subsidie is bedoeld. Dat moet duidelijk opgeschreven worden, zodat scholen hier niet meer zelf over hoeven na te denken. Voldoende tijd en realistische verwachtingen van scholen om goede inhaalprogramma’s op te zetten is ook van belang. Kennis delen is een derde aanbeveling. Dat is handig voor scholen die nog moeten beginnen met hun inhaalprogramma’s en zorgt ervoor dat scholen tussendoor kunnen bijsturen. Als laatste stelt de Rekenkamer voor om vooraf te bekijken welke informatie scholen moeten aanleveren om de uitkomsten van de inhaalprogramma te laten zien. Scholen moeten verslag doen aan de hand van de afgesproken criteria. Zo kun je beoordelen of het daadwerkelijk volgens hun bedoeling is besteed. Dat helpt voor een volgende subsidie voor achterstanden.

Vrijheid en autonomie

In een reactie laten de ministers weten dat de rolverdeling is vastgelegd en dat scholen daarin veel vrijheid hebben. ‘Autonomie van scholen en professionele ruimte van leraren en andere onderwijsprofessionals zijn wezenlijke uitgangspunten van het Nederlandse onderwijsbeleid', zo schrijven ze. De bewindslieden vinden wel dat ze richting kunnen geven en dat ze dat met de NPO-gelden ook hebben gedaan, doordat ze een overzicht hebben gemaakt met interventies die effectief zijn gebleken. Scholen moeten daar uit gaan kiezen om hun achterstanden weg te werken.

Meer weten over het Nationaal Programma Onderwijs? Bekijk onze speciale pagina.