Alle

Regionaal: krimpende so-scholen, groeiende reserves

Sinds 2014 zijn in delen van het land duizenden leerlingen uit het (voortgezet) speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs verdwenen. De verantwoordelijke regionale samenwerkingsverbanden zitten door de bank genomen ruim in de financiële reserves.

Tekst arno kersten - redactie onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

leerling-bord

Beeld: Pixabay

Berichten dat het speciaal onderwijs (so) en speciaal basisonderwijs (sbo) dit schooljaar opnieuw gegroeid zijn, zoals onlangs verscheen in sommige media en onderwijsminister Arie Slob schreef in een Kamerbrief, vertellen maar een deel van het verhaal. Voor meer zicht op de ontwikkelingen in het passend onderwijs, loont het om verder te kijken dan dat landelijke beeld.

Bijna dertig van de 77 samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs zagen het so sinds de invoering van passend onderwijs in 2014 harder krimpen dan het reguliere basisonderwijs. In het voortgezet speciaal onderwijs (vso) zijn dat er 35 van de 75. In andere delen van het land, met name in de Randstad en Noord-Brabant, groeiden het (v)so en sbo juist aanzienlijk.

Leerlingontwikkeling voortgezet speciaal onderwijs (vso) 2014-2018:

(Klik in het kaartje hierboven op een regio voor meer informatie over de leerlingontwikkeling.)

De gekrompen scholen voor (v)so en sbo in het zuiden, zuidwesten, oosten en noorden van het land tellen samen duizenden leerlingen minder ten opzichte van 2014, blijkt uit een analyse van OCW-data en aanvullende cijfers die DUO desgevraagd aan het Onderwijsblad verstrekte.

Het so kromp er de afgelopen vier jaar met ruim vijftienhonderd leerlingen, het sbo en vso allebei met een kleine drieduizend leerlingen.

In regio's met gekrompen so-scholen stond er twee op de drie keer een groei tegenover van het sbo, dat leerlingen meer ondersteuning kan bieden dan een reguliere basisschool. Elf samenwerkingsverbanden laten een relatieve krimp van zowel so als sbo zien.

Reserves

Tegelijkertijd groeiden tussen 2015 en 2017 ook in deze regio's de financiële reserves, met name in het vso. Zo zagen de 35 regio's met krimpende vso-scholen hun gezamenlijke eigen vermogen met 18 miljoen euro toenemen tot 48 miljoen euro. De 29 regio's met krimpende so-scholen zagen hun opgetelde vermogen met zo'n zeven miljoen euro oplopen naar 32 miljoen euro.

Zo zagen de de 35 regio’s met krimpende vso-scholen hun gezamenlijke eigen vermogen met 18 miljoen euro toenemen tot 48 miljoen euro.

Eind 2017 hadden veruit de meeste samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs een meer dan royale vermogenspositie. Onlangs bleek al uit een visualisatie van het Onderwijsblad 'Hoe rijk is mijn samenwerkingsverband?' dat er door het hele land geld op de plank blijft liggen.

Teruglopende inkomsten

Met name bij de regio’s met de sterkste (v)so-krimp - waar tot veertig procent minder leerlingen te vinden zijn - komt de zogenoemde financiële verevening om de hoek kijken. Een aanzienlijk deel van deze regio’s ziet de inkomsten slinken. Dat is het gevolg van een landelijke herverdeling van ondersteuningsbudget, die met name in het zuiden en oosten van het land pijn doet. In het westen krijgen veel samenwerkingsverbanden er juist geld bij.

Samenwerkingsverbanden met een teruglopend budget worstelen met hun beleid en bedrijfsvoering: ze anticiperen op een kleinere begroting en hebben daarvoor - deels - reserves opgebouwd om de overgang te versoepelen.

In een deel van deze contreien is sinds vorig schooljaar een kentering te zien: na jaren van krimp groeien het (v)so en sbo er weer. De trend is dat steeds meer samenwerkingsverbanden het aantal zorgleerlingen nu toch weer ziet oplopen.

Landelijke beeld

Na vier jaar passend onderwijs is het aantal leerlingen dat onder regie van regionale samenwerkingsverbanden in het speciaal onderwijs (so) zit praktisch terug op het niveau van het startjaar 2014. Een oplopende groei sinds vorig schooljaar doet een eerdere afname nagenoeg teniet.

Regionale samenwerkingsverbanden zijn uitsluitend verantwoordelijk voor de clusters 3 en 4 van het speciaal onderwijs. Dat zijn leerlingen met verstandelijke of lichamelijke beperkingen, een chronische ziekte, gedrags- of ontwikkelingsstoornissen of psychiatrische problemen. Clusters 1 en 2, voor leerlingen die moeilijk of niet kunnen horen of zien, worden via een landelijke systematiek verwezen.

Ook het sbo is opnieuw gegroeid, maar telt nog altijd een kleine tweeduizend leerlingen minder dan in 2014. Het vso bleef dit jaar nagenoeg stabiel, maar telt 1.500 leerlingen minder dan in 2014.

Binnen het gehele speciaal onderwijs (zowel so als vso) is er een duidelijke verschuiving te zien: minder leerlingen die ondersteuning krijgen in de hoogste bekostigingscategorie (categorie drie) en meer leerlingen in de middelste ondersteuningscategorie. Het overgrote deel van de so-leerlingen valt en viel in de eerste, lichtste ondersteuningscategorie.

Politiek

Op het ministerie van Onderwijs gaan ze de recente groei van het so en sbo tegen het licht houden. In een reactie op de cijfers schrijft minister Slob aan de Tweede Kamer dat hij komend voorjaar ook zal kijken naar de regionale verschillen. ‘Mogelijk vinden scholen, leraren, ouders en samenwerkingsverbanden dat meer leerlingen passender ondersteuning krijgen in het speciaal (basis) onderwijs.’

Als je in de praktijk ziet dat maar een deel van de kinderen geholpen is, dat er ook een grote groep kinderen is voor wie geen aanbod geregeld kan worden, dat het aantal thuiszitters niet of nauwelijks daalt, dan gaat er dus iets fout.

In de loop van 2020 staat een eind-evaluatie gepland die de eerste zes jaar van passend onderwijs tegen het licht moet houden. Sommige partijen, waaronder de SP, vinden dat veel te laat. Ook de grootste coalitiepartij VVD laat zich steeds kritischer uit.

In een interview in het februari-nummer van het Onderwijsblad zegt VVD-Kamerlid Rudmer Heerema over passend onderwijs: "Ik zie dat het in de praktijk gewoon niet werkt. Op papier staat het misschien wel heel goed. Als je in de praktijk ziet dat maar een deel van de kinderen geholpen is, dat er ook een grote groep kinderen is voor wie geen aanbod geregeld kan worden, dat het aantal thuiszitters niet of nauwelijks daalt, dan gaat er dus iets fout. En dan kun je twee dingen doen: vasthouden aan het systeem en een beetje bijschaven, of de basis opnieuw bekijken omdat het systeem in praktijk onvoldoende biedt. Ik sta steeds meer in de stand dat we dat laatste moeten gaan doen."

Toelichting: Het Onderwijsblad zette de procentuele leerlingontwikkeling van het so, sbo en vso af tegen die in het reguliere basis- en voortgezet onderwijs. Daarbij is gebruikgemaakt van online beschikbare databestanden en zijn bij DUO extra gegevens opgevraagd over het voortgezet onderwijs. Door een fout bij DUO bleek een fusie tussen twee samenwerkingsverbanden (PO2901 en PO2902 om precies te zijn) wel verwerkt in het sbo en basisonderwijs, maar niet in het so. Verder is er in het voortgezet onderwijs sinds vorig jaar een samenwerkingsverband bijgekomen. Daarvan zijn waren wel cijfers beschikbaar over het huidige schooljaar, maar niet over voorgaande. Die drie samenwerkingsverbanden zijn bij deze analyse buiten beschouwing gelaten.

Meer lezen:

Financiële reserves

3-12-2018 Financiële reserves baren onderwijsministers zorgen

30-11-2018 Hoe rijk is mijn samenwerkingsverband?

28-10-2018 Samenwerkingsverbanden houden 32 miljoen euro over

5-12-2017 Reserves passend onderwijs groeiden door het hele land

1-12-2017 Transparantie passend onderwijs laat te wensen over

1-12-2017 Samenwerkingsverbanden zien reserves groeien

Leerlingontwikkeling

21-6-2018 Ruim 22 duizend vmbo-leerlingen met lwoo-rugzakje minder

12-4-2018 Hoe de groei van het speciaal onderwijs zich aankondigde

8-2-2018 Speciaal onderwijs groeit in de Randstad en Brabant

16-11-2017 So groeit, vso krimpt

Lerarentekort (v)so/sbo

29-1-2019 ‘Hele speciaal basisonderwijs naar vier dagen’

30-5-2018 Scholen voortgezet speciaal onderwijs luiden de noodklok

20-2-2018 Salarisverschil zet voortgezet speciaal onderwijs klem