Alle

Rechter haalt streep door terugvordering topsalaris Artez

Voormalig interim-bestuurder Gerben Eggink en managementbureau BoerCroon werden in het najaar van 2015 door onderwijsminister Bussemaker gedwongen om samen ruim 84 duizend euro terug te betalen aan de Arnhemse hogeschool voor de kunsten Artez. Dat was ten onrechte, oordeelt de Amsterdamse rechtbank, die tegelijkertijd concludeert dat Eggink 44 duizend euro te veel verdiende.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 4 Minuten om te lezen

BoerCroon en Eggink moesten aan Artez respectievelijk 26.184 en 58.279 euro betalen nadat de Onderwijsinspectie een overschrijding van de Wet Normering Topinkomens (WNT) in 2013 had geconstateerd. Het was voor het eerst dat de minister met deze wet de beloning van een voormalige bestuurder terughaalde naar de school. BoerCroon en Eggink betaalden onder protest, tekenden bezwaar aan en stapten uiteindelijk naar de rechter. Die heeft onlangs een streep gezet door de onderbouwing van de terugvordering. Kosten voor het managementbureau zijn onterecht bij de bezoldiging meegeteld, aldus de rechtbank.

De eerstvolgende stap is dat de minister nu voor het eind van deze maand een nieuw besluit moet nemen over de bezwaren. De inspectie, die namens de minister belast is met de handhaving van de WNT, liet deze week aan het Onderwijsblad weten de uitspraak nog te bestuderen. BoerCroon ziet de uitspraak als een overwinning. Eggink was niet bereikbaar voor commentaar.

Zie hier een beknopte tijdlijn van de procedure
Zie hier een reconstructie door het Onderwijsblad (december 2016)

Kafkaësk

Het dossier-Artez begint steeds meer een Kafkaësk karakter te krijgen. De zaak is een testcase voor de WNT-normering van interim-bestuurders. Maar de regels die nu getoetst worden, zijn al anderhalf jaar afgeschaft. In 2016 is er namelijk een compleet vernieuwde normering voor interim-bestuurders ingevoerd. De uitkomst van de procedure is wel van belang voor andere WNT-dossiers uit het verleden die door het kabinet voorlopig ‘on hold’ zijn gezet. Eentje ervan is nota bene een tweede dossier-Artez, die betrekking heeft op Egginks bezoldiging in 2014. Hogeschool Artez is zelf geen partij in de procedure, maar de uitkomst bepaalt wel of ze het ontvangen geld weer moet afstaan. Zo ver is het nog niet.

Begin 2013 kwam Artez plotseling zonder bestuur te zitten nadat de toenmalige raad van toezicht het tweekoppige college van bestuur naar huis stuurde. Vanaf 4 maart 2013 werd interimmer Eggink ingehuurd via managementbureau BoerCroon. Aanvankelijk voor een paar maanden, maar het contract werd steeds verlengd en uiteindelijk vertrok Eggink pas op 1 mei 2014.

Bureaukosten

In de rechtszaak draait het om twee vragen: vallen ‘bureaukosten’ onder de WNT-norm, en werkte Eggink fulltime of parttime?

BoerCroon factureerde in 2013 bij Artez voor de inzet van de interim-bestuurder een vergoeding van 1.400 euro per dag. Daarvan ging 1.300 euro naar de Eggink, de resterende 100 euro rekende het bureau als opslag. Daarnaast bracht BoerCroon 500 euro per dag in rekening voor ‘dienstverlening’, zoals begeleiding van de interimmer. Volgens het bureau zat daarin ook een bemiddelingsfee verdisconteerd voor werving en selectie.

Van de 1.900 euro (exclusief btw) die Artez in 2013 per dag betaalde, hield BoerCroon 600 euro zelf. Opgeteld gaat het om 82.500 euro, die de inspectie meetelde in de bezoldiging. De landsadvocaat betoogde tijdens de zitting in maart dat alle kosten die de school maakte voor het vervullen van de functie moeten worden meegeteld.

Maar BoerCroon kreeg van de rechter gelijk: de 500 euro aan apart gefactureerde bureaukosten vallen niet onder de WNT-norm. De resterende 100 euro opslag weer wel. Hoewel de interim-bestuurder die niet zelf ontvangen heeft, stemde Eggink er tijdens de zitting mee in om die wel tot zijn bezoldiging te rekenen.

Parttime

Die bezoldiging overschrijdt de WNT-norm in 2013 met 43.744 euro, stelt de rechtbank nu vast. De rechter concludeert namelijk dat Eggink niet fulltime maar circa vier dagen in de week heeft gewerkt, ook al beweerde Eggink tijdens de zitting anders: “Ik heb in mijn eentje twee bestuurders moeten vervangen in de chaos die was ontstaan. Ik was er meer dan fulltime mee bezig.”

De rechtbank concludeert dat Eggink parttime werkte op basis van contracten en het aantal gedeclareerde dagen: 137,5. Het argument dat de bestuurder ‘een fulltime verantwoordelijkheid heeft die zich uit in een fulltime beschikbaarheid’, gaat volgens de rechter niet op, ‘omdat hij die verantwoordelijkheid en beschikbaarheid niet fulltime heeft gefactureerd.’

Benadeeld

Tijdens de zitting zei Eggink te hopen dat de rechtszaak hem eerherstel zou opleveren. “Ik ben neergezet als een graaier, iemand die de wet heeft overtreden. Ik heb groot met mijn hoofd in de kranten gestaan. Het heeft mijn reputatie enorm geschaad. Daardoor ben ik financieel benadeeld. Ik ben er nog steeds emotioneel onder.”

Het handhaven van de topsalaris-norm is in deze testcase een lange en hobbelige weg geworden. Begin 2015 constateerde de inspectie dat Eggink 154.186 euro te veel had verdiend. Artez moest dat geld in eerste instantie zelf zien terug te halen bij de ex-bestuurder en het managementbureau, maar leverde niets op.

Toen de Onderwijsinspectie in oktober 2015 namens de minister met een dwangsom kwam, bleek de overschrijding door een nieuwe berekening opeens verlaagd naar 84 duizend euro. Nadat Artez het geld ontvangen had, constateerde de inspectie dat de vordering door een fout 28 duizend euro te laag was berekend, zo meldde het Onderwijsblad eind vorig jaar. De inspectie besloot dat toen niet meer te corrigeren.