Private financiering bedreigt academische vrijheid
De academische vrijheid ligt onder vuur; wetenschappers kunnen steeds minder onderzoeken wat ze belangrijk vinden. De boosdoener is niet zozeer het wokisme, maar de economisering van de wetenschap. Geld bepaalt wat waard is om te onderzoeken.
Er zijn geen signalen dat er in Nederland structureel sprake is van een beperking van de vrijheid van wetenschapsbeoefening.’ Aldus de reactie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2018 op de motie van toenmalige VVD-Kamerleden Pieter Duisenberg en Karin Straus. Zij hadden gevraagd om een onderzoek naar politieke eenkleurigheid en zelfcensuur binnen de wetenschap. Niks aan de hand dus? Dat is een te snelle conclusie. Dezelfde KNAW schrijft drie jaar later in haar rapport Academische vrijheid in Nederland dat deze vrijheid steeds minder vanzelfsprekend is.
Wat bedreigt die vrijheid? In dagbladen struikel je over artikelen die wokisme als boosdoener noemen. En dan hebben we het bijvoorbeeld over studenten die een representatievere literatuurlijst eisen of roepen om dekolonialisering van het curriculum. Thijs Lijster moet ervan zuchten. Niet van de studenten, maar van de ophef erover. De universitair docent kunst- en cultuurfilosofie bij de Rijksuniversiteit Groningen publiceerde begin oktober 2022 als tegenreactie een opiniestuk in NRC. Desgevraagd licht hij toe: “Wokisme als bedreiging van academische vrijheid wordt zwaar overdreven.” Zelf heeft hij ook wel eens dergelijke discussies met zijn studenten. “Die ervaar ik allerminst als bedreigend. Het is voor mij een aanleiding om weer eens kritisch te kijken naar waarom ik bepaalde teksten in mijn syllabus opneem.”
Oude witte mannen
Willem Halffman, onderzoeker bij het Institute for Science in Society van de Radboud Universiteit, is het helemaal met hem eens. “Door opmerkingen van studenten over mijn colleges geschiedenis van de biologie ben ik nog eens goed gaan kijken. Ik heb inderdaad te weinig gedaan om goede tegenvoorbeelden van oude witte mannen met baarden te vinden.” De kritiek van studenten vindt hij eerder een verbreding van de vrijheid. “Je moet docenten niet meteen om een opmerking aan de schandpaal nagelen. Maar een debat waar je als redelijke mensen samen kijkt of je een stapje verder kunt komen – dat hoort bij een universiteit.”
Flat earthers kunnen geen beroep doen op de academische vrijheid
Academische vrijheid betekent dat je kunt onderzoeken wat je relevant vindt en onderzoeksresultaten vrijelijk kunt delen zonder angst voor represailles. Op enkele incidenten*Léonie de Jonge werd bedreigd vanwege haar onderzoek naar rechts-extremisme, Roland Pierik na zijn pleidooi voor verplichte kindervaccinaties en Nadia Bouras vanwege haar onderzoek naar migratiebeleid. Om wetenschappers hulp te bieden in geval van bedreiging, intimidatie en haatreacties is op 7 november 2022 het platform WetenschapVeilig gelanceerd. Wetenschappers die zich onveilig voelen kunnen 24 uur per dag een alarmnummer bellen en krijgen hulp van juristen en veiligheidsexperts. Wereldwijd is er een toename van schendingen van de academische vrijheid, blijkt uit het laatste monitorrapport van het netwerk Scholars at Risk. SAR meldt 391 incidenten in 65 landen in studiejaar 2021-2022. En dan gaat het om bijvoorbeeld Russische studenten en onderzoekers die worden bedreigd vanwege kritiek op de Oekraïne-oorlog, het weren van vrouwen op Afghaanse universiteiten door de Taliban en bommeldingen op “zwarte” universiteiten in de VS. SAR roept alle landen en universiteiten op om dit geweld tegen wetenschappers af te keuren. Iedereen moet vrij zijn te denken, vragen te stellen en ideeën te delen.” na kent Nederland geen grove schendingen daarvan. Overigens gaat het om vrijheid in gebondenheid. Kunstfilosoof en literatuurwetenschapper Carmen van Bruggen, docent bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, publiceerde in 2020 het boek Academische vrijheid: geschiedenis en actualiteit. Zij wijst op het verschil met vrijheid van meningsuiting. “Academische vrijheid betekent niet dat je alles mag zeggen, want je moet je houden aan de academische standaarden, zoals een controleerbaar onderzoeksdesign en peer review.” Of zoals Thijs Lijster het formuleert: “Flat earthers kunnen geen beroep doen op de academische vrijheid.”
Neutraal
Het rapport van de International Science Council uit 2021 waar Halffman aan mee werkte, koppelt academische vrijheid bovendien expliciet aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. “Lang is gezegd dat die twee zaken op gespannen voet staan. Je moest wetenschappers juist met rust laten, zodat wetenschap neutraal kon blijven. Dat voldoet niet meer. Je hebt als wetenschapper juist een belangrijke maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid.”
Dat was ook de boodschap in Lijsters opiniestuk: wetenschappers bekijken de wereld niet vanuit een helikopter, maar maken zelf deel uit van die wereld. Hij licht toe: “Je moet je juist bewust zijn van je eigen positie, dan kun je je rol als wetenschapper beter vervullen.” Van Bruggen vult aan: “Elke onderzoeker maakt keuzes. Wat beschouw je bijvoorbeeld als mannelijk en vrouwelijk? En hoe definieer je een variabele als etniciteit? Je ontdekt niet alleen als wetenschapper, je maakt ook. En daar moet je je van bewust zijn.”
De private sector krijgt een steeds grotere zeggenschap over de onderzoeksagenda
Kassa
De echte bedreiging van de academische vrijheid is volgens de KNAW en de geïnterviewden niet wokisme of incidentele intimidatie, maar de doorgeschoten economisering van onderzoek. Onderzoekers zijn in toenemende mate afhankelijk van externe financiering en daarmee zijn ze overgeleverd aan geldschieters die vooral kijken naar economisch nut. “De private sector krijgt een steeds grotere zeggenschap over de onderzoeksagenda en daarmee is de academische vrijheid in het geding”, stelt Lijster. De overheid stimuleert desondanks deze publiek-private samenwerking en jubelt over de kenniseconomie. Zoals toenmalig minister van Economische Zaken Maxime Verhagen het in 2011 formuleerde: “kennis, kunde, kassa.”
Daarmee wordt maatschappelijke relevantie versmald tot economische relevantie. Veel gelukkiger wordt Lijster dan ook van de Nationale Wetenschapsagenda, waar het wel gaat om de bijdrage van onderzoek aan maatschappelijke vraagstukken. “Zolang we maar in de gaten houden dat er ook wetenschapsgebieden zijn die dergelijke vragen indirecter adresseren. Bovendien kun je niet altijd voorspellen wat over vijf of tien jaar nuttig kan zijn.”
Spektakel
Naast externe, bestaat er in toenemende mate interne druk. Universiteiten zijn managers geworden die medewerkers afrekenen op aantal publicaties en hun plek in rankings. “De universiteit maakt daarin keuzes, bijvoorbeeld dat een artikel in een Nederlandstalig tijdschrift minder punten waard is”, stelt Van Bruggen. En neem de publication bias. Onderzoek met positieve effecten maakt meer kans op publicatie dan onderzoek waaruit blijkt dat er geen effecten zijn. “Zo drijf je wetenschappers naar het spektakel toe, terwijl het juist nuttig is te weten dat bijvoorbeeld een aanpak niet werkt.”
Halffman knikt. In het Academisch Manifest dat hij in 2015 samen met Hans Radder (emeritus-hoogleraar filosofie VU) publiceerde, bekritiseerden ze al de verwording van de universiteit tot een publicatiefabriek. “Dat bedreigt steeds meer het normale functioneren van én de zelfcorrectie door wetenschappers”, zegt Halffman. “Als er zoveel druk is om met nieuwe dingen te komen, is er geen tijd en ruimte om na te denken over wat je gedaan hebt, om zaken te controleren en te herhalen, zodat je zeker weet dat het klopt voordat je het publiceert.”
Eigen onderzoekstijd
Er gloort gelukkig wel enig licht aan de horizon. Zo gaan NWO, ZonMw en Universiteiten van Nederland (voorheen VSNU) met het nieuwe beleid Erkennen & Waarderen - wat nog niet helemaal van de grond komt - wetenschappers niet meer louter afrekenen op aantal publicaties, maar kijken ze ook of iemand goed lesgeeft dan wel aan maatschappelijke dienstverlening doet.
Verder gaan er steeds meer stemmen op voor ongebonden onderzoekfinanciering, direct vanuit de overheid te betalen aan de universiteiten. De KNAW bepleitte al rolling grants, eigen werkkapitaal, voor (sommige) onderzoekers in vaste dienst. En Halffmann maakt zich met WOinActie sterk voor betaalde onderzoekstijd voor élke onderzoeker. “Zo ontstaat er zuurstof om gewoon je werk te doen in plaats van voortdurend achter de nieuwe hype waar geld voor is, aan te lopen. En zo kunnen mensen die lesgeven ruimte krijgen om ook onderzoek te doen.”