Prinsjesdag 2018: nieuwe tegenvallers voor onderwijs
Waar het onderwijs hoopte op nieuwe, extra investeringen, heeft Prinsjesdag vooral onverwachte tegenvallers in petto. Vanaf 2020 staat er een nieuw tekort van 114 miljoen euro in de boeken. Het onderwijs profiteert niet van de economische groei.
De nieuwe tegenvaller hangt samen met het aantal leerlingen en studenten, dat groter is dan eerder geraamd. In totaal gaat het om een bedrag dat oploopt naar 160 miljoen euro structureel. Pas bij de voorjaarsnota wordt bedacht hoe de bezuiniging wordt ingevuld.
Om de kosten voor 2019 te dekken, bezuinigt het kabinet ruim 19 miljoen euro extra op de bekostiging voor het hoger onderwijs en nog eens 19 miljoen euro op het praktijkleren in het mbo.
Die laatste subsidie is bedoeld voor werkgevers die leerwerkplaatsen aanbieden aan bbl-studenten die de beroepsbegeleidende leerweg volgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om lassers, timmermannen of koks, die hun opleiding vaak in de praktijk volgen. De werkgevers krijgen een tegemoetkoming om studenten in hun bedrijven het vak te laten leren. Het maximale bedrag dat werkgevers aan subsidie kunnen krijgen, wordt verlaagd van 2700 euro per werkplaats naar 2500 euro in 2019.
De tegenvallers hangen onder meer samen met het aantal leerlingen en studenten, dat groter is dan eerder geraamd
Korting
Deze bezuinigingen komen bovenop de zogeheten 'doelmatigheidskorting' van 92 miljoen euro in 2019, die al eerder bekend was. Dat bezuinigingsbedrag loopt de jaren erna op tot 183 miljoen euro. Vanaf 2020 doemt er nog een nieuw tekort op van 114 miljoen euro, dat toeneemt tot 160 miljoen euro in 2022. Dat gat moet volgend voorjaar nog worden ingevuld door het kabinet.
De investeringen die in 2019 uit de kast komen, zijn daarentegen geen verrassing: ze vloeien voort uit het regeerakkoord van een jaar geleden. Het gaat onder meer om 270 miljoen euro voor lerarensalarissen en 237 miljoen voor het verlagen van de werkdruk in het primair onderwijs. Ook al bekend was dat het kabinet 130 miljoen euro uittrekt voor de voor- en vroegschoolse educatie en 70 miljoen voor technisch vmbo.
Analyse: Onderwijsinvesteringen verder achter bij economische groei
De economie groeit, maar onderwijs profiteert daar niet van mee. Een analyse van de onderwijsuitgaven op Prinsjesdag.
Ja, er komt zeker onderwijsgeld bij. Honderden miljoenen. Voor de salarissen primair onderwijs, voor de werkdruk, voor de voorschool. Maar die honderden miljoenen zijn minder dan je op basis van de economische groei zou mogen verwachten, zo blijkt uit de macro-economische verkenningen van het Centraal Planbureau (CPB). Onderwijs zit in de min.
Het percentage van onze welvaart dat naar onderwijs gaat, daalt gestaag. Van 5,2 procent in 2016 naar 5,0 procent in 2019. En dat terwijl de nood hoog is. De salarissen zijn te laag om te concurreren met andere sectoren. Tekorten zijn aan de orde van de dag in het basis- en speciaal onderwijs, in het voortgezet onderwijs en het mbo bij sommige vakken. Na de nullijn van de crisisjaren, worden er af en toe wel stappen gezet, maar de echte inhaalslag blijft uit.
Spaarpotje
En daar blijft het niet bij. Het ministerie van Onderwijs kampt met een zogeheten ramingsprobleem. In het verleden werden leerlingen- en studentenaantallen steevast te hoog ingeschat, waardoor onderwijs een spaarpotje kon opbouwen voor tegenvallers. Die begrotingsmachinerie is aangepast. Tegenwoordig zijn er permanent tegenvallers, doordat er méér leerlingen- en studenten zijn dan ingeschat.
Op die manier is het ‘gat van Bussemaker’ ontstaan, een bezuiniging die als ‘doelmatigheidskorting’ gaat zorgen voor een bezuiniging van 92 miljoen euro in 2019 die in een paar jaar oploopt tot 183 miljoen euro. De onderwijsbegroting laat nu op Prinsjesdag ook een ‘gat van Van Engelshoven’ zien. Een deel van de tegenvallers wordt opgelost met geld uit allerhande potjes, maar vanaf 2020 gaapt er een gat van 114 miljoen euro dat oploopt naar 160 miljoen structureel.
Zelf oplossen
Hoe het ministerie deze nieuwe bezuiniging gaat invullen, is nog onbekend. Daarvoor worden in de voorjaarsnota van 2019 pas plannen gemaakt. Het is de vraag hoe dat uitpakt. Erg hoopvol hoeven we daar niet over te zijn. Schoolbesturen moeten dat zelf maar oplossen, schreef Van Engelshoven eerder deze maand aan de Tweede Kamer. ‘Doelmatigheid wordt uiteindelijk gerealiseerd op schoolniveau en schoolbesturen zijn vrij om hierin zelf keuzes te maken. Verschillende schoolbesturen zullen op verschillende wijzen invulling geven aan deze opgave.’
Ondertussen beloven onderwijsministers Slob en Van Engelshoven ‘op volle kracht’ aan het lerarentekort te werken. Met financieel beperkte middelen, omdat de onderwijsfinanciën niet meegroeien met de economie én er nog gaten in zitten. Hun hoop is erop gericht dat deeltijders massaal méér gaan werken. Iets dat het kabinet in de Miljoenennota voor de hele publieke sector als ‘kans’ ziet, zeker in onderwijs en zorg. Een interdepartementale werkgroep moet kijken welke belemmeringen om meer uren te maken moeten worden weggenomen. Misschien iets met minder werkdruk en meer salaris?
Lees ook de reactie van AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen op de begroting 2019.