Praktijkgericht onderzoek universiteiten: 'Denk niet in termen van competitie'
Universiteiten doen steeds vaker praktijkgericht onderzoek. Is dat een bedreiging voor hogescholen, die veel minder geld beschikbaar hebben voor onderzoek?
Er is zeker een spanningsveld tussen hogeschool en universiteit, beaamt Floris Boogaard, lector Ruimtelijke transformaties (water) aan de Hanzehogeschool Groningen. “Ik zit in een lectorenplatform waar wel eens wordt gezegd dat universiteiten het hbo niet serieus nemen, of dat ze niet willen samenwerken. Ik denk echter dat je het dan ook bij jezelf moet zoeken.” Boogaard ziet universiteiten als samenwerkingspartner. Sterker nog, in zijn eigen onderzoeksgroep en diverse projecten rond klimaatadaptatie zitten mensen van hbo én universiteit -en die werken prima samen.
Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van maart. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.
Check alle voordelen van het lidmaatschap
Kracht
De kracht van hbo-onderzoek, zegt hij, is de praktische insteek en het netwerk met private en publieke partijen. “De indruk bestaat vaak dat universiteiten bezig zijn met theoretische modellen en hbo-onderzoekers buiten fysiek data verzamelen. Dat doet geen recht aan beide partijen, maar is wat mij betreft prima als we samen zowel praktijkgericht als fundamenteel onderzoek uitvoeren naar problemen die er echt toe doen.”
Boogaards onderzoeksgroep werkt bijvoorbeeld in de Grensmaas, het stroomgebied van de Maas aan de grens met België. De Hanzehogeschool Groningen doet hier onderzoek met vijf universiteiten. “Buiten in het veld krijgen mensen eerder dan achter hun bureau begrip voor elkaars vakgebied. Ieder heeft z’n eigen expertise; wij coördineren het praktijkgerichte onderzoek waarbij iedereen met laarzen aan in de Maas praat over fundamenteel onderzoek. Samen komen we tot resultaten.”
Het hbo en de universiteit lijken misschien twee werelden, zegt Boogaard, maar elke hbo-lector is aan een universiteit gepromoveerd. “Het zou gek zijn als jij na je promotie als lector niet meer met een universiteit samenwerkt en alleen nog maar praktijkgericht onderzoek doet zonder universiteit.” Dat ook universiteiten bij hun onderzoek meer naar de praktijk gaan kijken, juicht hij toe. “Ik vind het belangrijk dat je de theorie goed onderbouwt met praktijk. Dat maakt het voor mij ook gemakkelijker om met universiteiten samen te werken. Ik vind niet dat ze daarmee op het terrein van het hbo treden. Waar staat geschreven wat het terrein van hbo of universiteit is?”
Concurreren
Thijs Simons is programmamanager bij Regieorgaan Sia, dat praktijkgericht onderzoek financiert. Hij maakt onderscheid tussen praktijkgericht, toepassingsgericht en fundamenteel onderzoek. “Een hogeschool doet praktijkgericht onderzoek. Die gaat bijvoorbeeld naast een ondernemer staan, bestudeert diens probleem, brengt de aanwezige kennis samen en komt in samenwerking tot een oplossing. Een universiteit doet fundamenteel wetenschappelijk onderzoek en eventueel toepassingsgericht onderzoek. Bij die laatste vorm kijkt ze wat ze in de praktijk kan met de conclusies uit het wetenschappelijk onderzoek.”
Simons ziet een ‘kennislandschap’, waarin deze drie vormen van onderzoek elk hun eigen waarde hebben. “Ze bestaan naast elkaar in vreedzame co-existentie. Aan de hand van kennisvragen ga je van praktijkgericht naar fundamenteel en dan weer naar de andere kant. Daarbij wordt er ook steeds meer samengewerkt. Je kan ook beter samenwerken dan elkaar beconcurreren. Het Regieorgaan Sia stimuleert dat ook zoveel mogelijk. Ook andere subsidieverstrekkers, zoals de Nationale Wetenschapsagenda, zijn uit op kenniscoalities, van fundamenteel tot en met praktijkgericht onderzoek.” Daarbij is ook het mbo een mogelijke partner. “Deze studenten doen ook kleine onderzoeken, kort op de markt, zodat ook zij onderzoeksscholing meekrijgen. Het mbo heeft practoraten in het leven geroepen, de mbo-versie van lectoraten. Ook die horen bij het kennislandschap.”
Ook de practoraten, de mbo-versie van lectoraten, horen bij het kennislandschap
De overheid ‘stuurt met geld’ om de samenwerking tussen universiteit, hogeschool en roc op het terrein van onderzoek te stimuleren. Simons: “Dat doet de overheid door regels te verbinden aan subsidie. Zo kan ze concurrentie voorkomen en aansturen op een meerwaarde door samenwerking.”
Open science
Frank Miedema, immunoloog, specialist infectieziekten en voormalig decaan en bestuurslid van UMC Utrecht, schreef het boek Open science, the very idea. Bij open science doen onderzoekers samen met partijen van buiten de wetenschap onderzoek. Die non-academische partners kunnen de onderzoeksagenda beïnvloeden met vragen en ideeën en onderzoeksgegevens helpen verzamelen. Onderzoek dat met publieke middelen is gefinancierd, komt zo nog meer ten goede aan de samenleving. Ook Miedema ziet het hbo en het mbo als belangrijke partners. “Je moet niet denken in termen van competitie, maar synergie. Binnen de medische wereld zijn er tal van voorbeelden. Wij werken als UMCU veel samen met de Hogeschool Utrecht en het roc, bijvoorbeeld op het gebied van verpleegkunde, fysiotherapie, verloskunde en diëtiek. Je bent anders opgeleid, maar als je samenwerkt, zoals dat in de dagelijkse zorg gebeurt, heeft dat heel veel waarde.”
Het moet geen competitie zijn, maar synergie
Natuurlijk speelt geld een rol. Hogescholen hebben veel minder geld beschikbaar voor onderzoek. Simons: “Maar universiteiten hebben ook een veel grotere onderzoekscomponent. De universiteiten doen al sinds de middeleeuwen onderzoek, de hogescholen pas sinds 1986. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek (NWO) wijst veel meer onderzoeken af dan het Regieorgaan Sia, dat zich op het hbo richt. Je kans op geld moet ongeveer twee derde zijn. Dat is bij het hbo op dit moment nog wel het geval, maar de schaarste neemt toe doordat de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen erg omhooggaat. Men leert hoe het werkt.” Er komt echter meer geld aan: in het nieuwe coalitieakkoord is vastgelegd dat er de komende tien jaar 5 miljard euro beschikbaar komt. Simons: “Dat staat voor een deel in de begroting voor de komende regeerperiode en het is bedoeld voor fundamenteel tot en met praktijkgericht onderzoek.”
De universiteiten doen al sinds de middeleeuwen onderzoek, de hogescholen pas sinds 1986
Publicaties
Miedema hoopt dat hogescholen vasthouden aan hun mooie praktijkgerichte onderzoek. “Er is een tijd geweest dat hogescholen dachten dat ze ook een soort universiteit moesten worden. Ze gingen het soort onderzoek van UMC’s doen, publicaties maken en wilden ook promoties hebben.” Doodzonde, vindt hij. “UMC’s hebben zich juist gerealiseerd dat ze ver van de praktijk af stonden.” Om zijn punt uit te leggen deelt hij een anekdote uit begin jaren negentig, toen hij aids-onderzoek deed. “In debatcentrum de Rode Hoed vertelde ik eens enthousiast over immunologisch onderzoek waar ik mee bezig was. Een jongen liep na afloop naar de microfoon en zei: ‘Ik snap er geen reet van, maar ik heb wel een echt probleem. Mijn vriend en ik zijn seropositief, moeten we condooms gebruiken als we vrijen?’ Een voor hem belangrijke vraag, maar die was bij ons in het lab niet opgekomen.”
Laten hogescholen alsjeblieft niet het veld betreden dat wij juist hebben verlaten
Toen Miedema in 2004 naar het UMC kwam, vertelt hij, was daar bijna geen relatie met regio, stad en gemeente. “Je moest gewoon zorgen voor internationale toppublicaties. Wetenschappers publiceren veel, maar vrijwel niemand leest het. Wat hebben al die publicaties opgeleverd? Laten hogescholen alsjeblieft niet het veld betreden dat wij juist hebben verlaten. Dan verliezen ze het contact met de praktijk. Ik kijk juist met veel bewondering toe hoe zij inspelen op de maatschappij. Wij denken in de universiteiten en UMC's nu veel beter na over hoe we de wetenschap kunnen laten aansluiten bij de problemen van mensen: armoede, gezondheid en leefstijl, toegang tot onderwijs, noem maar op. Laten we dat samen doen, elk vanuit onze eigen competenties en maatschappelijke netwerken.”
Dit artikel stond in het maart-nummer van het Onderwijsblad. Word lid van de AOb en ontvang elke maand het blad bij jou in de brievenbus.