Alle

Politici goochelen graag met onderwijsgeld

Het politieke debat over de bezuinigingen op onderwijs wordt geplaagd door hele misvattingen en halve waarheden. Een kleine poging tot nuance in twee grafieken.

Tekst Arno Kersten - Redactie Onderwijsblad - - 3 Minuten om te lezen

Goochelen arm header

Typetank

1. Er gaat verhoudingsgewijs steeds minder geld naar onderwijs

Politici goochelen graag met getallen. Om de bezuinigingen op het onderwijs te relativeren, schermen de coalitiepartijen met alle miljarden euro’s die het onderwijs er de afgelopen jaren bij heeft gekregen.

Het klopt dat het onderwijsbudget van de rijksoverheid aanzienlijk is toegenomen in de loop der jaren. Van 39 miljard in 2018 naar 52 miljard euro in 2023, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek. Wie goed naar de cijfers kijkt, ziet dat die groei zich vooral de laatste drie tot vier jaar aftekent. Een deel daarvan komt op het conto van het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), de incidentele geldpot van 8,5 miljard euro om de gevolgen van de coronapandemie aan te pakken. Extra geld is er ook bij gekomen voor het gelijktrekken van de lerarensalarissen in het primair onderwijs met het voortgezet onderwijs - een verlate inhaalslag. Het waren ook de jaren van extreme inflatie. Daarom waren er algemene cao-loonstijgingen om die inflatie te compenseren en de koopkracht te herstellen, net als in andere sectoren.

Want het hele verhaal is dat niet alleen het onderwijsbudget toenam. De totale overheidsuitgaven stegen in dezelfde periode van 334 naar 461 miljard euro. De relatieve onderwijsuitgaven, als percentage van het bruto binnenlands product, nemen juist af. Van 5,5 procent in 2014 naar 4,9 procent in 2028, zo berekende het Centraal Planbureau met Prinsjesdag. Eind februari komt het CPB met een nieuwe, geactualiseerde berekening.

Beeld: Typetank

Dit artikel stond in het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!

2. Er liggen geen miljarden op de plank in het onderwijs

Er liggen vele miljarden euro’s nodeloos op de plank in het onderwijs. Die bewering steekt bij tijd en wijle nog steeds de kop op, mede gevoed door een verhaal dat Follow the Money in oktober 2023 publiceerde over het basis- en voortgezet onderwijs. De strekking luidde: 8 miljard euro belandt niet in de klas, maar op de bank.  Maar die conclusie slaat de plank nogal mis. Het gaat namelijk niet om 8 miljard aan overtollige reserves, maar simpelweg om alle banktegoeden bij elkaar opgeteld. Dat is niet alleen spaargeld, maar ook geld voor het uitbetalen van salarissen en geld om rekeningen te betalen.

Hoe groot zijn de overtollige reserves dan wel? Om dat te becijferen heeft de Onderwijsinspectie een signaleringswaarde ingevoerd voor ‘mogelijk bovenmatig publiek eigen vermogen’. Al valt er op elke formule best wat af te dingen, dit geldt sinds jaren als een politiek aanvaarde maatstaf. Het primair en voortgezet onderwijs had volgens deze ‘norm’ eind 2020 iets minder dan 1,1 miljard euro te veel op de plank liggen. Met name dankzij het NPO - en de schaarste op de arbeidsmarkt - groeide dat bedrag naar 1,6 miljard eind 2022. Om in 2023 weer wat af te nemen tot 1,4 miljard euro. Geld dat natuurlijk naar de klas moet, geld dat onderwijsinstellingen maar één keer kunnen uitgeven. In het hoger onderwijs zijn er volgens de inspectie amper overtollige reserves.

Beeld: Typetank