'Hiërarchie zit gezonde werkomgeving op universiteit in de weg'
Wetenschappers zien congressen als vakantie en borrels met de faculteit als een sociale leven, zegt bestuurskundige Yarin Eski. Ongezonde werkdruk is de norm op universiteiten. Dat kan anders.
Een beter salaris, maar twee treden omlaag op de academische ladder. Bestuurskundige en criminoloog Yarin Eski (1985) kende de consequenties toen hij in 2018 wegens de Brexit uit Liverpool terugkeerde naar Nederland. “Ik was bereid een stap terug te doen zodat ik mijn werk kon voortzetten. Ik was daar senior lecturer, zeg maar UD1, met een vast contract en ik begeleidde dagelijks PhD-studenten. Gelukkig kon ik bij de VU beginnen, maar wel als postdoc op een jaarcontract.”
Hoe kom je dan de academische ladder weer op?
“Ik was mondig genoeg om na zes maanden te vragen of de universiteit van plan was om me te houden, of dat ze me gingen helpen bij sollicitaties. Toevallig kwam er toen een UD2-positie vrij.”
Ben je vijf jaar later weer op het Britse niveau?
“Sinds vorig jaar pas, toen ik van UD2 naar UD1 ging. Maar als assistant professor kun je hier formeel niet de verantwoordelijkheid dragen voor promovendi, dat mag alleen de hoogleraar of een UHD met ius promovendi. Dat frustreert, want in het Britse systeem kon ik promotierecht krijgen na drie PhD-studenten te hebben begeleid tot en met de verdediging. Ik had er nog één te gaan. Maar dat telt in Nederland niet. Gek genoeg werd mijn Britse onderwijsbevoegdheid wel meteen geaccepteerd als de hier vereiste basiskwalificatie.”
Is er samenhang tussen promotierecht en hiërarchie?
“De functie van hiërarchie is motivatie oproepen om goed te presteren en te groeien. Respect van bovenaf helpt degenen onderaan. Maar als dat niet goed verloopt, ga je de hiërarchie op een meer negatieve manier voelen. In het Nederlandse systeem is je positie enorm afhankelijk van hoeveel onderzoeksgeld je kunt binnenhalen. Wij universitair docenten zijn in feite kleine zelfstandigen die in onze eigen onderzoeksopdrachten moeten voorzien, gelukkig wel met een vast contract. Lukt dat niet, dan is bevordering vrijwel onmogelijk.”
Nog een lange weg te gaan voor je hoogleraar bent dus?
“Ik ben daar nog niet helemaal klaar voor, vooral omdat ik dat in het huidige systeem niet wil.”
Hoe ben je wel betrokken bij promoties?
“Ik haal subsidies binnen, ik heb eerder PhD’s begeleid en werk in teamverband aan opdrachtonderzoek als projectleider. En toch moet ik voor een promotietraject altijd een hoogleraar of UHD met ius promovendi vragen hoofdpromotor te worden, ook als die minder thuis zijn in het onderwerp. Momenteel doe ik in Nederland als enige onderzoek naar ruimtevaartcriminaliteit. Stel ik haal op dat onderwerp geld binnen, dan ben ik alsnog afhankelijk van een hoogleraar die gespecialiseerd is in een ander onderwerp.”
Welke begeleiding kregen PhD’s van jou?
“De redenering van universiteiten lijkt te zijn: een promovendus krijgt een salaris, als er maar een hoogleraar bij betrokken is met het ius promovendi dan komt het wel goed. Nee, er is iemand nodig die een promovendus structureel begeleidt in het doen van onderzoek en daar ook tijd voor krijgt. Dat laatste is nog niet vanzelfsprekend. Binnen een komend project heb ik daarom geld gereserveerd zodat ik mezelf deels vrij kan kopen van andere onderwijstaken. En ook voor begeleiding, want dat ga ik niet in mijn vrije tijd doen.”
Een stapje extra doen is toch heel gebruikelijk op de universiteit?
“Die druk bestaat en het is begrijpelijk dat we daaraan toegeven. Wij wetenschappers zien congressen als vakantie, borrels met de faculteit als ons sociale leven en we verwaarlozen ons gezin. Het is inmiddels normaal dat mensen een burn-out krijgen en ‘even’ weg zijn. Ik vraag me dan af: wat voor kennis leveren we als we zo ongezond bezig zijn? Wat zouden we kunnen bereiken in een gezonde werkomgeving, zonder die machtspelletjes?”
Ben jij als begeleider coauteur van een PhD-student?
“In Nederland lijken promovendi er zo aan gewend het auteurschap te moeten delen dat ze je soms aanbieden om als auteur op hun artikel te staan. Dat deugt niet, je kunt het zelfs plagiaat noemen. Toen ik in het VK promoveerde claimden mijn begeleiders geen auteurschap als ik vrijwel al het werk had verricht. Ik houd me aan dat goede voorbeeld: mijn studenten en voorgaande promovendi zijn in principe single author. Voor mij geldt: je naam staat alleen op een artikel als je iets inhoudelijks hebt bijgedragen. Feedback gegeven hoort gewoon bij je taak als begeleider. Bij een substantiële bijdrage aan het artikel zelf wil ik er wel op. Maar de eerste auteur is degene die data heeft verzameld, de analyses heeft gedraaid en het artikel heeft uitgeschreven. Niet degene die geld voor het onderzoek heeft binnengehaald. Best wrang dat ik bij mijn terugkeer in Nederland weleens te horen kreeg dat ik veel single author-publicaties had, want blijkbaar kon ik niet samenwerken! Maar ja, soms worden promovendi gebruikt als een soort ChatGPT: gooi er ideetjes in, dan komt er wel wat uit. Vervolgens kraakt de begeleider dat af en volgt het herschrijven, zonder stevige bijdragen door diezelfde begeleider. Je kunt ook anders helpen, suggesties doen en assisteren bij het schrijven, maar dan blijft de promovendus de auteur. Vreemd dat dat in Nederland abnormaal lijkt te zijn.”
Onnodige hiërarchie
Thijs Bol (1985), vicevoorzitter van de Jonge Akademie, is ervan overtuigd dat het breder toekennen van het ius promovendi voor iedereen gunstig is. “Universitair docenten hebben vaak al laten zien dat ze geschikt zijn om promovendi te begeleiden, maar ze krijgen het promotierecht niet door hun plek in het functiehuis. Ons systeem creëert een onnodige hiërarchie omdat het promotierecht gekoppeld is aan het hoogleraarschap en de daarbij horende managementtaken. Dit leidt tot kunstmatige schaarste. De wens om promotiecommissies diverser samen te stellen verhoogt ook nog eens de druk op vrouwelijke hoogleraren.”
“In ons advies Iedereen professor stellen we niet dat iedereen hoogleraar moet worden, maar wel dat kennis leidend wordt bij het samenstellen van promotiecommissies. Daar is veel steun voor. Het is onlogisch en onnodig dat universitair docenten met veel specifieke wetenschappelijke kennis de doctorstitel niet mogen toekennen aan hun eigen promovendi. Daardoor ontbreekt expertise bij sommige promoties.”