Onderwijsraad: ‘Terug naar tekentafel met wet internationalisering’
Als het aan de Onderwijsraad ligt, gaat minister Robbert Dijkgraaf langer nadenken over zijn wetsvoorstel dat de internationalisering van het hoger onderwijs in goede banen moet leiden. Dit voorstel schept te veel onzekerheid, zegt voorzitter Edith Hooge.
De raad adviseert demissionair minister Dijkgraaf vandaag om het wetsvoorstel ‘nader te doordenken en op onderdelen verder uit te werken’, zo staat in het advies.
Afgelopen januari zei Dijkgraaf nog dat hij wachtte op een advies van de Onderwijsraad, toen kritische Tweede Kamerleden hem tot spoed maanden om de instroom van buitenlandse studenten te beperken.
Dijkgraaf werkt al twee jaar aan zijn wetsvoorstel ‘Internationalisering in balans’, een verzameling maatregelen die het Nederlands in het hoger onderwijs moeten beschermen en die binnen opleidingen een instroombeperking voor de Engelstalige trajecten mogelijk moeten maken. Hierover wilde hij de visie van de Onderwijsraad horen.
Onderbouwing
Dus ligt er nu een nieuw advies, en het komt hierop neer: denk er beter over na, want de gevolgen zijn niet goed onderzocht en de onderbouwing schiet tekort. Bovendien zijn er meer mogelijkheden om de doelen te bereiken. Eigenlijk staat er maar één ding in het wetsvoorstel dat de goedkeuring van de Onderwijsraad kan wegdragen: de numerus fixus voor Engelstalige (of anderstalige) trajecten. Dat kan de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandstalige studenten ten goede komen, meent de raad.
Denk er beter over na, want de gevolgen zijn niet goed onderzocht en de onderbouwing schiet tekort
De VVD is daar ook voorstander van en heeft vorige maand zelfs een amendement ingediend om die maatregelen rond de numerus fixus alvast in de wet te zetten. Dijkgraaf wilde dat nog niet. Het moet in samenhang met de rest gebeuren, vond hij, en hij heeft zijn wetsvoorstel nog niet ingediend.
Prikkels
In het wetsvoorstel stelt Dijkgraaf ook maatregelen voor die gaan over de voertaal van de opleidingen en het voeren van een andere taal dan het Nederlands. De wet stelt hiervoor een ‘toets anderstalig onderwijs voor’. Wil een instelling een opleiding voor meer dan een derde in een andere taal dan het Nederlands aanbieden dan moet de minister ermee instemmen. Ook moet de Nederlandse taalvaardigheid van alle studenten verplicht verbeterd worden. De raad vindt dit deel van de wet nog niet goed uitgewerkt. Ook is niet duidelijk wat de gevolgen en effecten zijn voor bijvoorbeeld kleine instellingen of instellingen in de grensregio’s.
De raad oppert ook te kijken naar een andere bekostiging voor Nederlandstalige en Engelstalige opleidingen. De huidige manier van bekostigen zorgt voor prikkels waardoor instellingen juist internationale studenten willen aantrekken. Hooge zegt daarover: “Het zou goed zijn om naar de bekostiging te kijken als je wilt dat instellingen anders gaan handelen. Het doel van de wet en de gekozen maatregelen moeten op elkaar aansluiten.”
Het zou goed zijn om naar de bekostiging te kijken als je wilt dat instellingen anders gaan handelen
Tijdsdruk
Het kan haast niet anders of het advies om langer na te denken gaat in de Tweede Kamer op scepsis stuiten. “De zorgvuldigheid van wetgeving mag niet lijden onder de tijdsdruk”, vindt Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad.
Minister Dijkgraaf bedankt de raad, maar geeft nog geen inhoudelijke reactie. Wel hoopt hij dat het hoger onderwijs alvast aan de slag gaat. “Ik heb de hogescholen en universiteiten gevraagd om naast het wetsvoorstel te kijken wat er al gedaan kan worden, vooruitlopend op dat wetsvoorstel.” Daar heeft de Tweede Kamer hem ook om gevraagd.
Nuance
AOb-bestuurder Douwe van der Zweep vindt dat het debat over internationalisering “met nuance” gevoerd moet worden. “Dat ben ik met de raad eens, deze taalwet is een te bot middel. Het is verder goed dat de raad wijst dat de taalkeuze beter onderbouwd moet worden, ook richting het personeel.” Van der Zweep vindt het sterk dat de raad ook wijst naar de bekostiging. “Dit debat kun je niet los zien daarvan, want de concurrentie om de bekostiging is groot en de instellingen willen een zo groot mogelijk deel van de koek. Je moet ook naar die prikkels kijken.”