Onderwijsraad pleit voor moderne middenschool
Een brede brugklas om selectie uit te stellen en meer onderwijs op maat. Deze ingrijpende stelselwijziging is volgens de Onderwijsraad nodig om de toenemende kansenongelijkheid tegen te gaan. "Die kan ook met minder zware middelen worden bestreden", reageert AOb-voorzitter Tamar van Gelder.
Het lijkt wel een een-tweetje: riep de Onderwijsinspectie gister in de 'Staat van het Onderwijs' om een grootschalige reparatie, vandaag presenteert de Onderwijsraad in zijn advies ‘Later selecteren, beter differentiëren’ de manier waarop dat zou moeten. De raad pleit allereerst voor een brede brugperiode van drie jaar op elke onderwijslocatie. Hierin is geen sprake meer van vmbo, havo, vwo, maar zitten net als op de basisschool alle leerlingen van alle niveaus bij elkaar.
Om ontwikkelkansen te kunnen realiseren, is op elke school een breed aanbod nodig van vakken op meerdere cognitieve niveaus
In het derde jaar krijgen leerlingen een doorstroomadvies voor de bovenbouw op basis van hun uitkomsten op landelijke toetsen. Binnen deze brugperiode moeten leerlingen onderwijs op maat krijgen, zodat elke leerling voldoende uitgedaagd wordt. ‘Om ontwikkelkansen te kunnen realiseren, is op elke school een breed aanbod nodig van vakken op meerdere cognitieve niveaus. Nu is het bijvoorbeeld voor een leerling op een vmbo-school niet altijd mogelijk te groeien tot wiskunde op havo-niveau, omdat de eigen school dit niet aanbiedt’, schrijft de raad.
Flexibel programma
Leerlingen krijgen in de onderbouw net als nu basisvakken als Nederlands, Engels, rekenen en wiskunde en mens en maatschappij. Daarnaast vindt de raad dat het aanbod breder moet zijn. Voor alle leerlingen moet het mogelijk zijn om theoriegerichte vakken zoals filosofie en oude talen en praktijkgerichte vakken zoals techniek, verzorging en kunsten, te volgen.
Naast de gedeelde basis hebben scholen een flexibel programma om leerlingen onderwijs te bieden dat aansluit bij hun ontwikkeling en bij wat ze kunnen. De invulling kan per school verschillen, aldus de raad. ‘Zo kan de ene school werken met stamgroepen van honderd leerlingen, die per vak of per project in kleinere groepen actief zijn, terwijl de andere school werkt met vaste klassen van 25 tot 30 leerlingen.’
Naast de gedeelde basis hebben scholen een flexibel programma om leerlingen onderwijs te bieden dat aansluit bij hun ontwikkeling
Voor de bovenbouw is het advies om door te borduren op de aanpassingen in de onderbouw en het flexibel onderwijs voort te zetten en het aantal schoolsoorten te verminderen. Elk diploma moet volgens de raad gelden als een startkwalificatie, die toegang geeft tot de arbeidsmarkt en tot vervolgonderwijs. Nu is dat voor het vmbo niet het geval. Na de driejarige brugperiode moeten leerlingen de mogelijkheid krijgen om een mbo-diploma te halen. De bestaande samenwerking in de doorlopende leerlijnen vmbo-mbo moet daarvoor worden voortgezet.
Primair onderwijs
Het schooladvies in groep 8 wordt vervangen door een onderwijskundig rapport, zodat de leraar van de middelbare school weet hoe elke leerling het op de basisschool heeft gedaan en wat hij nodig heeft aan ondersteuning. In het primair onderwijs moeten leraren ook meer gaan differentiëren. Dat betekent dat leerlingen onderwijs kunnen volgen op verschillende niveaus in wisselende groepen, met de verrijking, verdieping en extra begeleiding die zij nodig hebben. De raad vraagt daarbij net als in het voortgezet onderwijs aandacht voor de cognitief sterke leerlingen, die nu vaak te weinig uitdaging krijgen.
Het loont om leerlingen langer met en van elkaar te laten leren, zolang elke leerling zich vanuit zijn of haar capaciteiten kan ontwikkelen
Deze maatregelen moeten de onderwijskansen voor alle leerlingen vergroten. Het geldt volgens de raad voor zowel de meer begaafde, vroegrijpe en snel lerende kinderen, als de minder snel of goed lerende jongeren en laatbloeiers. ‘Het loont om leerlingen langer met en van elkaar te laten leren, zolang elke leerling zich vanuit zijn of haar capaciteiten kan ontwikkelen.’
Stapelen
Waar leerlingen in het voortgezet onderwijs starten, bepaalt volgens de raad steeds meer
de verdere schoolloopbaan. ‘Stapelen van diploma’s en tussentijds veranderen van schoolsoort zijn lastig en steeds afhankelijker geworden van het opleidingsniveau van
de ouders van leerlingen.’
Vroege selectie is namelijk met name nadelig voor kinderen uit lagere sociale milieus. Zij hebben vaak meer tijd nodig om de achterstanden waarmee ze op school komen, in te lopen en als ze die tijd krijgen, komen ze uiteindelijk vaak hoger uit. Dat blijkt in ons omringende landen waar die selectie op latere leeftijd wel plaatsvindt.
Nederland doet al jaren leerlingen tekort en de economie en samenleving lopen talent mis
De raad constateert dat het onderwijssysteem op een belangrijk punt faalt. ‘Leerlingen krijgen onvoldoende kans op onderwijs dat recht doet aan hun capaciteiten en ontwikkeling’, schrijft de raad. ‘De coronacrisis versterkt dit. Nederland doet hiermee al jaren leerlingen tekort en de economie en samenleving lopen talent mis.’
Voorwaarden
De Onderwijsraad komt met harde voorwaarden: een succesvolle realisatie is alleen mogelijk als scholen toegerust worden met voldoende personeel, geld, tijd en kennis en vaardigheden. Leraren moeten tijd en ruimte krijgen hun kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen om flexibel te kunnen differentiëren in de klas.
‘Buiten kijf staat dat later selecteren en beter differentiëren veel van leraren en schoolleiders in het basis- en voortgezet onderwijs vragen en dat de voorgestelde wijzigingen in de structuur van het voortgezet onderwijs een majeure operatie vergen’, aldus de raad in zijn advies. Dat vraagt volgens het adviesorgaan om adequate wettelijke kaders.
Niet nieuw
Het idee om het selectiemoment uit te stellen, is niet nieuw. Al in de jaren zeventig experimenteerden scholen met de middenschool, een geesteskind van PvdA-minister Jos van Kemenade, waarbij leerlingen tot hun zestiende jaar bij elkaar in de klas bleven. Het kwam niet van de grond. CDA en VVD waren er tegen, omdat het de keuzevrijheid zou beperken. Ook nu zal het de vraag zijn of de politiek dit ingrijpende advies van de raad ziet zitten.
We vragen ons af of het haalbaar en verstandig is om op dit moment het hele onderwijsstelsel op de schop te nemen
De AOb is kritisch. “We delen de zorgen van de Onderwijsraad over de toenemende kansenongelijkheid, maar we vragen ons af of het haalbaar en verstandig is om op dit moment het hele onderwijsstelsel op de schop te nemen”, zegt AOb-voorzitter Tamar van Gelder.
“Kansenongelijkheid kan ook met minder zware middelen worden bestreden. Zoals door het terugdringen van het lerarentekort, het verminderen van de hoge werkdruk en het verminderen van het aantal leerlingen per klas. Als docenten tijd hebben om extra aandacht aan leerlingen te besteden, stijgen de kansen van die leerlingen om op te stromen naar hogere onderwijssoorten. Ook krijgen leraren dan meer tijd om na te denken over hoe het huidige stelsel verbeterd kan worden.”
Lees ook 'De brugklas wordt steeds smaller' over het rapport 'Samen of gescheiden naar school' van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Vanavond, donderdag 15 april, houdt de AOb voor zijn leden om 19:30 uur een webinar over brede brugklassen met de Amsterdamse onderwijswethouder Marjolein Moorman. Meer informatie en inschrijven