PO
VO

Ondersteuner brengt wat teweeg in de mr

Medezeggenschapsraden tellen relatief weinig onderwijsondersteuners. Drie van hen vertellen waarom zij juist wel meepraten én beslissen over de koers van hun school.

Tekst anka van voorthuijsen - redactie onderwijsblad - - 7 Minuten om te lezen

oopers_indemr_header

Beeld: Fred van Diem

Er zijn steeds meer onderwijsondersteuners (oop’ers) aan het werk in het onderwijs, maar er is te weinig aandacht voor hun rol en hun arbeidsomstandigheden vindt Rosalinde Stins, hoofdbestuurder bij de AOb: “Je kunt het zo gek niet bedenken of ondersteuners doen het. Ze werken in het primair onderwijs als onderwijsassistent, als leraarondersteuner of conciërge. In het voortgezet onderwijs als technisch onderwijsassistent of roostermaker, of wat dan ook. En ze staan vaak ook voor de klas als ergens onverwacht een gat valt.”

Dat laatste is nadrukkelijk niet de taak van een oop’er, zegt Stins, maar het gebeurt wel. “Je mag opdraven en inspringen als het nodig is, maar daarna sta je weer aan de zijlijn. Als een collega ziek is, sta je voor de klas, maar daarna weer bij het kopieerapparaat.” Onderwijsondersteuners horen er soms niet helemaal bij in het team, merkt zij. “Maar we draaien het onderwijs samen. Een oop’er is ook een specialist in zijn of haar vak.”

Je mag opdraven en inspringen als het nodig is, maar daarna sta je weer aan de zijlijn. Als een collega ziek is, sta je voor de klas, maar daarna weer bij het kopieerapparaat

Waar het functiebouwwerk voor docenten duidelijkheid biedt, ligt dat bij onderwijsondersteuners anders. “Het gaat om de taken die je uitvoert en je moet vaak zelf aan de bel trekken. Leraren schuiven gewoon automatisch een schaal op, oop’ers moeten dat zelf regelen, maar soms weten ze dat niet eens.”

Docenten zijn vaak meer aanwezig in debatten over onderwijs. “Ze zijn beter georganiseerd en trekken vaak samen op. Als oop’er is het soms moeilijk om in je eentje aandacht te vragen voor jouw positie.”

Harde cijfers zijn er niet, maar er zitten relatief weinig onderwijsondersteuners in een medezeggenschapsraad, weet Rosalinde Stins. Drie van hen vertellen hier waarom ze wel actief zijn in de medezeggenschapsraad op hun school.

Een stap naar voren zetten

Petra Hof werkt 26 uur per week als onderwijsondersteuner op basisschool Don Bosco in Steenwijkerwold.

Beeld: Fred van Diem

Hof werkt nu vijf jaar op deze dorpsschool en geeft ondersteuning aan leerlingen met een arrangement. Ze doet ‘tien keer meer’ dan in de functie-omschrijving van een onderwijsassistent staat, realiseert ze zich. “Dat zou natuurlijk in salaris gewaardeerd moeten worden. Bij onze stichting hadden we alleen schaal 4, nu worden het schaal 4 en 6, maar welke functie-eisen daarbij horen, is nog niet bekend. Ik hoop dat we hier snel meer over horen.”

Ze zit nu voor het vierde jaar in de medezeggenschapsraad. “Ik hoor om me heen dat niet veel onderwijsassistenten in de mr zitten.” Ze is zowel in de mr als op school een volwaardige collega, zegt ze. “Ik zat in de sollicitatiecommissie voor een nieuwe directeur. Je zit bovenop het reilen en zeilen van de school. Als mr-lid beslis je nu mee over bijvoorbeeld de NPO-gelden, dat zorgt ook voor meer betrokkenheid. Dat vind ik belangrijk.”

Je zit bovenop het reilen en zeilen van de school. Als mr-lid beslis je nu mee over bijvoorbeeld de NPO-gelden, dat zorgt ook voor meer betrokkenheid. Dat vind ik belangrijk

“Ik heb het op andere scholen wel anders meegemaakt. Dat je op een studiedag niet meegaat, maar de magazijnen opruimt en schoonmaakt. Dat voelt niet leuk. Daar deden we als onderwijsassistenten kopieerwerk voor docenten, we haalden koffie. Daar was ik het manusje-van-alles. Het werk van een onderwijsassistent is erg afhankelijk van de school waar je werkt. Ik zou echt niet anders meer willen dan wat ik nu doe.”

Hof: “Ik kan me wel voorstellen dat oop’ers zich soms enigszins overruled voelen door leerkrachten.” Juist daarom moet je als oop’er soms bewust een stap naar voren zetten, vindt Hof. “Ik ben nu 48, ik heb veel ervaring, ik heb een mening. Maar zo ben ik natuurlijk ook niet altijd geweest. Ik denk dat jonge docenten dat wel meer hebben, die kunnen beter hun plek opeisen.”

Steeds mondiger

Ain Wijting werkt 40 uur per week als onderwijsondersteuner in de ict op het Teylingen College Leeuwenhorst in Noordwijkerhout.

Beeld: Fred van Diem

Op zijn locatie is een flinke groep onderwijsondersteuners in dienst, in behoorlijk uiteenlopende functies. “Schoonmaak, administratie, conciërges, toa’s, ik als ict’er. We zijn niet echt één team omdat we qua werk allemaal ons eigen eilandje hebben.” Maar ze voelen zich zeker wel een volwaardig lid van het schoolteam, zegt Wijting. “We hebben samen met de docenten één doel: zorgen dat de leerlingen hier weggaan met een diploma.”

Maar waar de docenten zich meer bezighouden met het beleid, zitten de oop’ers vooral op de organisatie, zegt Wijting. “Hoe kunnen wij het uitvoeren, waar lopen we tegenaan? Dat is toch een heel andere invalshoek. In coronatijd was dat bijvoorbeeld duidelijk. De schoolleiding beslist dat de lokalen aangepast moeten worden, dat leerlingen een mondkapje op moeten en hun handen moeten desinfecteren. Dat controleren, dat doen de conciërges. Dan moet je wel aan de bel trekken, dat er misschien ook wat docenten mee kunnen helpen.”

In de mr kun je je laten horen. Ik weet wat er speelt op de werkvloer en als er veranderingen nodig zijn, dan kun je die in de medezeggenschapsraad teweegbrengen

In de medezeggenschapsraad is bij zijn organisatie een vaste plek voor een oop’er gereserveerd en sinds een jaar zit Wijting daar. “In de mr kun je je laten horen. Ik weet wat er speelt op de werkvloer en als er veranderingen nodig zijn, dan kun je die in de medezeggenschapsraad teweegbrengen.”

Dat de onderwijsondersteuners altijd vertegenwoordigd zijn in de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad, vindt hij belangrijk. “Oop’ers treden niet allemaal even makkelijk op de voorgrond. Mensen van de administratie of schoonmaak zitten niet zo in de flow van vergaderen en overleggen en zichzelf nadrukkelijk laten horen. Gelukkig merk ik wel dat oop’ers steeds mondiger worden.”

Een ander geluid

Ronald Berghuis werkt 40 uur per week als onderwijsassistent op kindercampus TrioMundo in Zwolle. Hij is coach, cultuurcoördinator en kindertalentfluisteraar.

Beeld: Fred van Diem

Je moet als onderwijsondersteuner wel zelf je kansen pakken, zegt Ronald Berghuis. Toen de herwaardering van zijn functie ter sprake kwam met de schoolleiding, gaf hij zelf aan dat zijn werk als cultuurcoördinator extra beloning verdiende. “Daardoor zit ik nu in schaal 6 en krijg ik nog een aanvulling vanwege de cultuurcoördinatie.”

Hij is er niet het type naar om dingen ‘maar over zich heen te laten komen’, zegt Berghuis. “Dat zie ik bij oop’ers wel vaak gebeuren, al is iedereen natuurlijk anders. Bij leerkrachten is het zelfbewustzijn groter. Zij hebben een belangrijke positie binnen de school. Iedereen weet hoe lastig het is om de juiste leerkrachten op de goede plek te krijgen. Terwijl oop’ers vaak een minder stevige baangarantie hebben.”

Ik merk dat sommige zaken mij makkelijk afgaan: ik kan goed plannen, heb mijn mailbox onder controle en neem de tijd voor de dingen die ik doe

Na een mbo-opleiding als onderwijsassistent ging Berghuis aanvankelijk in het bedrijfsleven aan de slag, nu twintig jaar geleden. “Bij een bedrijf is het altijd belangrijk welke ruimte je pakt. Dat heb ik denk ik wel meegenomen toen ik weer op een school aan het werk ging. Ik merk ook dat sommige zaken mij makkelijk afgaan: ik kan goed plannen, heb mijn mailbox onder controle en neem de tijd voor de dingen die ik doe.”

Sinds eind vorig jaar zit hij in de medezeggenschapsraad en dat zouden meer oop’ers moeten doen, vindt Berghuis. “Als oop’er kom je in veel groepen, heb je met veel verschillende leerkrachten, ouders en kinderen te maken. Je krijgt je informatie uit de hele school. Dat is anders dan een leerkracht die op één groep staat. Ik denk wel dat mijn geluid in de mr wat toevoegt, ja. Bovendien ben ik zelf wel nieuwsgierig. ‘Ik heb dit of dat gehoord’, daar vraag ik dan wel naar en daarmee heb je een betere onderbouwing voor een advies of instemming.”

Dit artikel verscheen in het septembernummer van het Onderwijsblad, dat elf keer per jaar in de bus valt bij AOb-leden. Meer weten over alle voordelen van het AOb-lidmaatschap? Klik hier.