Onderbouw voortgezet onderwijs kan moeilijk bevoegde leraren vinden
Eén op de vijf scholen in het Nederlandse voortgezet onderwijs kan nauwelijks bevoegde leraren vinden voor de onderbouw. Dat blijkt uit het internationale Talis-onderzoek naar onderwijspersoneel van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso).
Nederland is daarmee binnen Europa een middenmoter. In België kost het tweemaal zo veel moeite leraren met de juiste papieren te vinden. In de Scandinavische landen is dat juist weer veel minder. In Finland komt onbevoegdheid nauwelijks voor. Daar rapporteert slechts 2 procent van de scholen problemen met het vinden van bevoegde leraren, en dat terwijl alle docenten in Finland een masteropleiding hebben.
Tabel: Tekort aan bevoegde docenten onderbouw per land
België | 46% |
Engeland | 38% |
Frankrijk | 36% |
EU gemiddeld | 25% |
Verenigde Staten | 24% |
Oeso gemiddeld | 21% |
Nederland | 21% |
Zweden | 13% |
Noorwegen | 4% |
Finland | 2% |
Alternatieve routes
Vanwege de wereldwijde tekorten aan bevoegde leraren, zijn in veel landen fast-tracks gemaakt: zijwegen en slingerpaden naar het beroep van leraar. De Oeso vindt dat aan zulke alternatieve routes strenge eisen gesteld moeten worden, zodat de kwaliteit van zij-instromers net zo hoog is als van docenten die de gebruikelijke route van lerarenopleidingen hebben gevolgd. De controle op de kwaliteit en de eisen moet bijvoorbeeld in handen zijn van dezelfde accreditatieorganisaties als van de gewone lerarenopleidingen.
Vanwege wereldwijde tekorten aan bevoegde leraren, zijn in veel landen zijwegen gemaakt naar het beroep van leraar
"De Oeso stelt daarmee een harde norm aan het behalen van een bevoegdheid en terecht", zegt Henrik de Moel, dagelijks bestuurder voortgezet onderwijs van de AOb. "Bevoegde leraren geven aantoonbaar beter onderwijs dus moeten we waken voor de kwaliteit van de opleiding. Er gaan geluiden, bijvoorbeeld van uit de werkgeversorganisatie VO-raad, om scholen zelf een veel grotere rol te laten spelen in het beoordelen of iemand geschikt is om voor de klas te staan. Dat lijkt ons geen goed idee, zeker omdat er dan een risico is dat andere belangen dan kwaliteit een rol gaan spelen."
Startersbegeleiding
Nederlandse schoolleiders zien juist geen tekorten aan ondersteunend personeel (5 procent) terwijl in Europa meer dan een derde van de scholen (36 procent) daar mee worstelt. Aan het Talis-onderzoek over werkbeleving, tekorten, opleiding en arbeidsomstandigheden deden in de onderbouw van het voortgezet onderwijs 50 landen mee, in het basisonderwijs 15. Het aantal deelnemende basisscholen in Nederland was te laag voor de rapportage. Wel blijkt dat negen van de tien leraren in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo) zeer tevreden zijn met hun werk.
Problematischer is de situatie van starters. Slechts 31 procent in het voortgezet onderwijs wordt bij de eerste baan in het onderwijs begeleid, in het basisonderwijs is dat nog slechter en ligt het percentage op 15 procent.
AOb-bestuurder Henrik de Moel: 'Onbegrijpelijk dat niet alle starters begeleiding krijgen'
"Onbegrijpelijk dat dat niet in beide sectoren op 100 procent ligt", vindt AOb-bestuurder De Moel. "In de cao’s voor po en vo zijn hele duidelijke afspraken gemaakt over urenreductie voor starters en begeleiding. Uit de wetenschappelijke literatuur weten we dat juist die begeleiding essentieel is om starters door de zware eerste jaren heen te helpen en te behouden voor het onderwijs. Op dit moment stopt 30 procent van de starters in het voortgezet onderwijs binnen 5 jaar. Als we het lerarentekort willen terugdringen dan moet dat percentage naar beneden. Vandaar dat we er in de nieuwe cao extra aandacht voor willen. Als AOb zullen we hier bovendien extra op gaan letten en actie ondernemen als starters bij ons melden dat de begeleiding ontbreekt of tekortschiet."