Alle

'Oh nee, niet weer een subsidie'

Met steeds meer subsidies probeert de politiek grip te krijgen op het onderwijs. Maar op tijdelijk geld valt niet te plannen, zeggen schoolleiders. Het tij moet gekeerd. En dat is niet eenvoudig.

Tekst Joëlle Poortvliet - Redactie Onderwijsblad - - 6 Minuten om te lezen

Onderwijssubsidies Rosa Snijders Onderwijsblad september 2024

Wat er met subsidie voor de basisvaardigheden gebeurt is nog onduidelijk. De subsidie voor schoolmaaltijden wordt omgezet naar een structurele bijdrage - Beeld Rosa Snijders

“Als ik ’s ochtends op Radio 1 hoor: in het onderwijs is onderzoek gedaan naar…, dan denk ik: oh nee, straks gooien ze er weer een subsidie tegenaan.” Dick Middelhoek is bestuurder en rector van het Laurens Lyceum, een eenpitter in Rotterdam. Hij draait al decennia mee in het onderwijs en kent het politieke spel: “Het is telkens weer hetzelfde riedeltje.”

Nieuws over leerlingen die slecht lezen en rekenen? Dat leidt tot Kamervragen, voorstellen aan de minister en jawel: een zak tijdelijk geld. In dit voorbeeld overigens een enorme zak. Met de subsidie voor het opkrikken van de basisvaardigheden is maar liefst 1,5 miljard euro gemoeid. Een schoolbestuur zegt, in het begin dit jaar gepubliceerde onderzoek Geld onder voorwaarden: ‘Het is absurd dat doelfinanciering wordt ingesteld voor zoiets basaals als basisvaardigheden.’ 

Toch dong ook Middelhoek er naar mee. Want als er fors extra euro’s beschikbaar zijn, wil je die graag aan jouw leerlingen uitgeven, vertelt hij op zijn Rotterdamse werkkamer. Daar schuift ook Erik van Hoogteijlingen aan, financieel bestuurder. De school kwam uiteindelijk in aanmerking. Van Hoogteijlingen legt uit dat alleen al de subsidie voor basisvaardigheden ongeveer 10 procent van de begroting van het Laurens Lyceum beslaat. 

Incidenteel geld, vanuit het Rijk richting primair-, voortgezet en speciaal onderwijs, is tussen 2018 en 2022 meer dan verdubbeld, concludeerde de Onderwijsinspectie dit voorjaar in de Staat van het Onderwijs. Ook de jaarrekeningen van de 1085 schoolbesturen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs werden bekeken. De inspectie concludeert dat sommige schoolbesturen 'erg afhankelijk' zijn van subsidies.

Incidentele middelen beslaan bij deze groep meer dan 30 procent van de inkomsten. De forse, tijdelijke bijdragen uit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO-geld, n.a.v. corona-achterstanden) zijn grotendeels niet meegerekend door de inspectie.

Bron: de Staat van het onderwijs 2024

Het percentage subsidiegeld dat schoolbesturen ontvangen t.o.v. de lumpsum, per sector en volgens de jaarcijfers over 2022. De meeste NPO-gelden zijn hierin niet meegenomen. Bron: de Staat van het Onderwijs 2024

Het Onderwijsblad telde al eerder maar liefst 57 verschillende subsidieregelingen voor het primair en voortgezet onderwijs. Het Rijk geeft hier dit jaar 1,36 miljard euro aan uit, aldus de onderwijsbegroting van 2024. In 2023 was dat 994 miljoen euro: een stijging van 37 procent, vooral veroorzaakt door de eerdergenoemde subsidie voor de basisvaardigheden. 

Geldstroom moet voorspelbaar zijn

Korte termijn impulsen, duwen met subsidies, Middelhoek vindt het ‘vrij vermoeiend’. “Dat je met tijdelijke middelen binnen een korte periode een probleem in het onderwijs kan oplossen, is wensdenken. Zo werkt het niet, want je kunt er niet op plannen. Onderwijs is dieselen. Om goed beleid te kunnen maken en goede mensen aan je te kunnen binden, moet de geldstroom voorspelbaar zijn. Het middel subsidies past daar niet bij. Voorspelbaarheid en structureel geld, daar vaart het onderwijs wel bij.” 

Een ander belangrijk punt van kritiek: subsidies zorgen voor ongelijkheid tussen scholen, vinden de schoolleiders. De basisvaardighedeneuro’s werden in de eerste ronde zelfs random uitgedeeld. Middelhoek: “Een loterij! De ene school kreeg het niet, de andere wel. Dat is toch niet uit te leggen.” 

Inmiddels kent ook deze subsidie criteria, maar die zijn niet zaligmakend. In het onderzoek onder werkgevers schrijft een schoolbestuurder: ‘Sommige scholen die aan de juiste kenmerken voldoen, krijgen het geld nauwelijks op. Maar scholen die hier (net) buiten vallen, moeten juist elke euro omkeren. Dat heeft gevolgen voor hun leerlingen.’ 

En een ander groot pijnpunt: op tijdelijk geld kun je geen mensen vast in dienst nemen. “Als wij ons personeel geen zekerheid kunnen bieden, gaan ze voor een uitzendbureau werken”, zegt Van Hoogteijlingen. “En dan kan ik ze daarna, als ik ze toch weer even kan betalen, voor veel meer geld via zo’n uitzendbureau inhuren. Dat wil toch niemand.”

Buddy-systeem

Niet alleen landelijke politici willen invloed op het onderwijs. Ook gemeentes keren subsidies uit, zoals Rotterdam bijvoorbeeld doet in het kader van kansengelijkheid. Al een paar jaar ontvangt het Laurens Lyceum jaarlijks enkele tienduizenden euro’s vanuit deze lokale pot geld. Van dat geld doet de school onder andere mee aan een buddy-systeem, waarbij oudere leerlingen als een betaald bijbaantje de jongere garde bijstaan.

Zo gaat er jaarlijks een ton naar de accountantskantoren

Goed bestede middelen, vindt Middelhoek. Minder enthousiast is hij over de kostbare, administratieve cyclus. “Elk jaar moeten we opnieuw een plan inleveren en een accountantsverklaring regelen. Dat laatste kost ongeveer 5000 euro. Doe dat keer de grofweg 20 schoolbesturen die Rotterdam kent en zo gaat er jaarlijks een ton naar de accountantskantoren.”  

Dilemma

Dit voorjaar legde onderwijsminister Mariëlle Paul, inmiddels staatssecretaris, nog maar eens het dilemma van de overheid bloot. Ze wil meer grip, maar krijgt dat via de lumpsum - letterlijk: de zak geld, die Nederlandse schoolbesturen vrij mogen besteden - niet voor elkaar. Paul schrijft in een Kamerbrief, over de sturing en bekostiging van het funderend onderwijs, dat de politiek op dit moment alleen met subsidies gemeenschapsgeld aan bepaald doel kan verbinden.* 

Haar voorganger Dennis Wiersma zette dit gevoelige proces in gang: moet de onderwijsbekostiging op de schop? Inmiddels liggen er drie scenario’s voor de toekomst, die Paul in haar brief beschrijft. Eentje (A) waarin de financiële situatie grofweg hetzelfde blijft. Schoolbesturen krijgen de lumpsum en mogen dit naar eigen inzicht uitgeven. Wel gaat men ‘zorgvuldig afwegen’ welke subsidies worden afgebouwd, welke kunnen ‘landen in de lumpsum’ en welke gehandhaafd blijven, aldus de Kamerbrief. 

In het tweede scenario (B) komt een einde aan de lumpsum. De overheid gaat meer gericht bekostigen. Bijvoorbeeld door afspraken te maken over hoeveel geld schoolbesturen aan loon moeten uitgeven. De vrijblijvendheid gaat er af en er wordt ‘zo nodig gehandhaafd’, aldus de minister. Door vaker landelijk te bepalen waar onderwijsgeld naar toe moet, kan het aantal subsidies omlaag, redeneert ze.  

Tot slot het derde, meest radicale scenario (C), waarbij alle onderwijseuro’s direct naar de scholen worden overgemaakt. Schoolbesturen zijn dan geen verdelers van het geld meer. Zij worden een soort ondersteunende stafbureaus, die bijvoorbeeld de personeelszaken voor meerdere scholen tegelijk doen en ict groot inkopen. De meeste schoolbestuurders zien dit absoluut niet zitten. Zij willen de vrijheid om zelf het onderwijs op hun scholen te kunnen inrichten. Middelhoek: “Daar hoort de financiële ruimte ook bij.” 

Landelijke regie

De AOb is wel voorstander van meer landelijke sturing. De verschillen tussen scholen in Nederland zijn te groot geworden, ziet de bond, en over het geheel neemt de onderwijskwaliteit af. De overheid moet daarom de regie pakken om het lerarentekort terug te dringen en de kwaliteit te waarborgen. Afspraken over bijvoorbeeld klassengrootte en het aantal bevoegde leraren moeten landelijk gelden, vindt de vakbond. En de financiering moet structureel zijn. 

Tamar van Gelder, voorzitter van de AOb: “Onderwijs is een publieke taak. De overheid moet kunnen garanderen dat iedereen in Nederland goed onderwijs krijgt. In de huidige situatie lukt dat niet.”

*Voor de NPO- en de werkdrukgelden is een manier bedacht om geld binnen de lumpsum te oormerken, 'gericht bekostigen' heet dat. Daar is nu nog geen wettelijke basis voor. Den Haag werkt daar wel aan.