Oeso: 'Handen af van lerarensalarissen'
De corona-pandemie zet de economieën van veel landen onder druk. Maar beleidsmakers moeten niet te snel beslissen om te bezuinigen op lerarensalarissen. Dat stelt de Oeso, de club van rijke industrielanden, in het jaarlijkse Education at a glance dat vandaag is verschenen.
‘Lerarensalarissen hebben een directe invloed op de aantrekkelijkheid van het beroep. Ze beïnvloeden de beslissing om leraar te worden, de beslissing om terug te keren naar het leraarschap en de beslissing om al dan niet leraar te blijven’, schrijft de Oeso. ‘Hoe hoger het salaris, hoe minder mensen het beroep verlaten.’
In tijden van economische crises staan in alle landen de salarissen in de publieke sector onder druk. Ook door de corona-pandemie dreigt er op die salarissen bezuinigd te worden. Het wordt voor beleidsmakers een uitdaging om de lerarensalarissen – en dus de aantrekkelijkheid van het leraarsvak én de kwaliteit van het onderwijs – in overeenstemming te houden met het budget. De altijd voorzichtige Oeso schrijft dat in Education at a Glance 2020 in een omhaal van woorden die niet anders uitgelegd kan worden dan: bezuinig niet te snel op de lerarensalarissen.
Een Nederlandse leraar basisonderwijs verdient slechts 77 procent van het salaris van een werknemer buiten het onderwijs
Wat die salarissen betreft zit Nederland internationaal toch al onder de middenmoot. In de meeste landen die de Oeso onder de loep nam, verdienen leraren minder dan andere hoger opgeleiden. Internationaal krijgt een leraar zo’n 89 procent van wat werknemers met een vergelijkbaar opleidingsniveau buiten het onderwijs verdienen. Nederlandse leraren (en schoolleiders) in het basisonderwijs zitten daar met 77 procent ruim onder. Hun collega’s in het voortgezet onderwijs scoren met 89 procent – en dus een salarisachterstand van 11 procent op werknemers buiten het onderwijs – internationaal precies gemiddeld.
Klassengrootte
Ook op het gebied van de klassengrootte steekt Nederland negatief af ten opzichte van andere Europese landen. In het Nederlandse basisonderwijs is de groepsgrootte gemiddeld 23 leerlingen, tegen een EU-gemiddelde van 20. En in het voortgezet onderwijs geven leraren meer les dan in veel andere landen: 720 uur tegen een internationaal gemiddelde van 663 uur.