Normaliseren bovenwettelijke regelingen is vaag verhaal
Het kabinet koppelt een hoger loon aan ‘normalisering van de bovenwettelijke regelingen’. Maar waar gaat het dan om? En valt er te schuiven? Nee, zegt de AOb. Want het onderwijs heeft structureel geld te weinig: voor gebouwen, lesmateriaal en personeel.
Minister van onderwijs Arie Slob heeft geen extra geld. Dus kijkt hij naar de afspraken die er al in het onderwijs gemaakt zijn. In het Algemeen Dagblad zei hij daarover: ‘het onderwijs kan zelf nog in de eigen bovenwettelijke regels snijden om extra te besteden te hebben.’ Normaliseren, zoals Slob het noemt, betekent in politiek jargon gewoon bezuinigen. Bovenwettelijke regels, wat is dat precies? Want eigenlijk zijn álle afspraken die in de cao staan bovenwettelijk.
Bonden maken cao-afspraken
Die lijn stond in de onderhandelingen over het regeerakkoord recht tegenover de miljardenclaim van D66. Zij hadden 3,8 miljard euro extra voor onderwijs in het verkiezingsprogramma staan. Dat is in het regeerakkoord 1,4 miljard euro geworden, plus de opmerking dat het onderwijs zelf maar met geld moet gaan schuiven binnen de subsidies die zij van de overheid krijgen. Een opmerking, want daar gaat naar de mening van de AOb de minister eigenlijk helemaal niet over. Cao-afspraken zijn het werk van de bonden.
Zo bestaat er een Arbeidstijdenwet, waar iedereen zich aan moet houden, maar waarover in cao’s van bedrijven, overheid en onderwijs veel betere afspraken voor worden gemaakt die boven deze wet uitgaan. Er is een wettelijk minimumloon, en in cao’s zijn salarisafspraken gemaakt die hoger liggen dan dat minimumloon. Wil de minister dan wat doen aan deze bovenwettelijke lonen in het onderwijs, door ze te verlagen naar het minimumloon? Vast niet. Maar wat dan wel?
Bestaand budget
De gedachte om geld te zoeken binnen het bestaande budget van scholen is niet nieuw. Premier Mark Rutte (VVD) zei bij de start van de verkiezingscampagne over investeren in onderwijs in het blad Schooljournaal het volgende: ‘Er zijn geen miljarden extra nodig. Al het extra geld dat er in het verleden is bijgekomen heeft het aantal klachten niet doen afnemen.’
In het primair onderwijs is het de vraag of er posten te vinden zijn, waardoor er substantiële bedragen naar salaris (hoger) en werkdruk (meer mensen) geschoven kunnen worden. Het primair onderwijs komt op alle punten tekort. De subsidie voor materiaal is te laag, waardoor besturen voor miljoenen euro's een greep doen in de personeelspot. De personeelspot is te klein, wat zichtbaar wordt in lage salarissen en volle klassen. Dus waar valt dan eigenlijk geld te halen? Dat wordt kruimelwerk.
Dat het kabinet aanstuurt op salarisverhoging door de uitkeringen aan te pakken, vindt de AOb onverteerbaar als we naar de arbeidsmarkt kijken.
Werkloosheid
Een van die kruimels waar de politiek met argusogen naar kijkt is de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering in het onderwijs. In het primair onderwijs ging het in 2016 om 74 miljoen euro. Dat is het totaal van verschillende maatregelen, zoals een derde jaar ww waar veel meer cao’s voor hebben getekend. Daarnaast een hoger uitkeringspercentage in het eerste half jaar – belangrijk voor starters - en langere duur voor mensen met veel dienstjaren, die na ontslag minder snel kans op een baan hebben.
Zo ontstaat een goede mix voor jong en oud bij werkloosheid. Het gaat bijna altijd om een ontslag waar niemand op zit te wachten en die je zoals bijvoorbeeld bij krimp niet kan beïnvloeden. Dat het kabinet aanstuurt op salarisverhoging door de uitkeringen aan te pakken, vindt de AOb onverteerbaar als we naar de arbeidsmarkt kijken.
De werkloosheid daalt, keihard, zeker in het primair onderwijs. Ja, in de Randstad is de werkloosheid nu rond de 2 procent. Arbeidsmarktdeskundigen noemen dat de frictiewerkloosheid, bijna een evenwicht, en daalt de werkloosheid verder dan voelen scholen dat als een tekort. Overigens zijn bonden en werkgevers in het Participatiefonds, dat de werkloosheidsregeling in het primair onderwijs uitvoert, al in de uitvoering bezig om meer mensen sneller aan werk te helpen, nu dat door het lerarentekort ook kan. De verwachting is dat het aantal werklozen de komende jaren hard zal dalen.
Vangnet
Maar in krimpgebieden is dat totaal anders. In Limburg en Friesland ligt de werkloosheid tussen de 4 tot 6 procent. Krimp zet buiten de Randstad zeker nog door tot 2023. Daar raken mensen hun baan kwijt en dat vraagt om een behoorlijk vangnet, totdat er weer werk is. Hoe hard dat nodig was, werd de afgelopen jaren wel duidelijk.
Vanaf 2010 begon de werkloosheid in het onderwijs flink op te lopen. Tussen 2010 en 2016 is die meer dan verdubbeld. Vooral door krimp in het primair onderwijs. De verwachting is dat er in 2023 zo’n 170 duizend leerlingen minder zijn dan vijftien jaar eerder. Dat zijn bijna zevenduizend klassen minder en even zoveel voltijdbanen. Tegelijkertijd schoof de AOW-leeftijd op, waardoor ouderen langer bleven werken en starters niet aan het werk kwamen. Mooie beloften van Rutte II om drieduizend startersbanen te financieren werden niet in daden omgezet. Voor mensen in krimpgebieden was er ook geen ander werk in de regio, dus alle reden om – als dat nodig is – een goed vangnet te hebben.