Nederlandse Pisa-scores zakken weg
De schoolprestaties van vijftienjarigen zakken in Nederland steeds verder weg. De leesvaardigheid van middelbare scholieren in ons land is met een flinke klap gedaald tot onder het gemiddelde van de 37 rijke landen die meedoen aan het driejaarlijkse Pisa-onderzoek, waarvan de resultaten vanochtend zijn gepresenteerd.
“Zeer zorgwekkend”, noemt Henrik de Moel – dagelijks bestuurder voortgezet onderwijs bij de AOb - de nieuwe Pisa-resultaten. “Het is een schande dat wij er in een rijk land als Nederland niet in slagen om ons onderwijs op peil te houden.”
Nederlandse leerlingen behalen in het jongste Pisa-onderzoek op leesvaardigheid een score van 485 punten. Dat is achttien punten lager dan in 2015. Daarmee zit Nederland nu iets onder het gemiddelde van de 37 rijke landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso). Daarnaast is deze score lager dan ooit sinds de eerste Pisa-onderzoeken van begin deze eeuw.
AOb-bestuurder Henrik de Moel: 'Het is een schande dat wij er in een rijk land als Nederland niet in slagen om ons onderwijs op peil te houden'
Hardst achteruit
De enige troost kan zijn dat méér landen inleveren bij lezen, maar die troost is beperkt. Nederland gaat met min achttien punten het allerhardst onderuit bij lezen. Daar komt nog bij dat de ongelijkheid in het Nederlandse onderwijssysteem toeneemt. De achteruitgang is het sterkst bij de groep zwakste lezers.
Op het vlak van de natuurwetenschappen zet de dalende trend van de afgelopen decennia ook door: vanaf een score boven 520 in de eerste drie rapporten tot 503 nu. Wel zijn de Nederlandse prestaties op dit punt nog bovengemiddeld.
Op het eerste oog zijn de Nederlandse wiskundeprestaties een lichtpuntje. Die laten een toename zien van 512 in 2015 tot 519 in 2018, maar die score ligt nog altijd beneden alle resultaten die Nederland behaalde voor 2015. ‘Wanneer we alle scores in aanmerking nemen, is de trend op lange termijn overduidelijk negatief’, concludeert de Oeso in het landenrapport over Nederland. ‘Ook op het gebied van wiskunde en natuurwetenschappen.’
Oeso: ‘Nederlandse trend overduidelijk negatief’
Bron: Pisa-rapport 2019
Nederland behoort door deze cijfers tot de treurige groep van zeven landen, waar sinds de deelname in 2003, de schoolprestaties in alle vakken voortdurend een dalende trend vertonen.
Gemiddelde
Nog net iets meer dan driekwart van de middelbare scholieren in Nederland (76 procent) is in staat om het belangrijkste idee te halen uit een tekst van gemiddeld niveau met een gemiddelde lengte (niveau 2 in de tests). In het gemiddelde Oeso-land lukt dat 77 procent van de leerlingen. In wiskunde en natuurwetenschappen ligt het percentage scholieren dat niveau 2 haalt nog iets boven het Oeso-gemiddelde.
Nederland behoort tot de treurige groep waar sinds de deelname in 2003 de schoolprestaties in alle vakken voortdurend een dalende trend vertonen
Onderwijsongelijkheid
De onderwijsprestaties van leerlingen met een lagere sociaal-economische status blijven in Nederland intussen net zo veel achter als in andere Oeso-landen. Tot en met het vorige Pisa-rapport van 2015 scoorde Nederland qua onderwijsgelijkheid nog bovengemiddeld.
De achterstand van kinderen met een migratie-achtergrond is in Nederland inmiddels zorgwekkend. Gemiddeld scoort in Oeso-landen 17 procent van de kinderen met een migratie-achtergrond qua leesprestaties in het bovenste kwart. In Nederland slaagt slechts 9 procent van de kinderen met een migratie-achtergrond daarin. Scholen met achterstandsleerlingen hebben in Nederland vaker te maken met een tekort aan leraren en onbevoegde docenten dan het Oeso-gemiddelde.
Dat de onderwijsongelijkheid in Nederland toeneemt, is volgens De Moel wrang: “Hoogopgeleide ouders en ouders met een hoger inkomen investeren tegenwoordig al vanaf de brugklas in bijlessen of zelfs al daarvoor. Voor kinderen van die ouders valt de schade nog mee, maar voor kinderen van ouders met een lagere sociaal-economische status zijn de problemen niet te overzien.”
Erger
Bij gelijkblijvend beleid, zullen de problemen van het Nederlandse onderwijssysteem de komende jaren alleen maar erger worden, voorspelt De Moel. “De vijftienjarigen die nu deze matige scores laten zien, zijn gemiddeld drie jaar geleden begonnen op een middelbare school. De lerarentekorten in het basisonderwijs waren toen nog niet zo ernstig als vandaag. Ook in natuurkunde, scheikunde en wiskunde -vakken die direct gerelateerd zijn aan de Pisa-resultaten-krijgen middelbare scholieren de komende jaren minder les, of ze krijgen les van onbevoegde leerkrachten. We mogen dus verwachten dat de problemen in ons onderwijssysteem alleen maar groter zullen worden. Nederlands is nu nog geen tekortvak, maar het is voor scholen toch al niet makkelijk om voor dit vak goede docenten te vinden. Ook hier zullen de problemen toenemen, gezien de dalende interesse voor lerarenopleidingen en voor de studie Nederlands op universiteiten.”
Bij gelijkblijvend beleid, zullen de problemen van het Nederlandse onderwijssysteem de komende jaren alleen maar erger worden
Investeringsplan
Een breed investeringsplan zoals de AOb bepleit, is volgens De Moel nodig om het onderwijs aantrekkelijker te maken als loopbaan. Daarvoor is niet alleen een verbetering van de salarissen nodig, maar ook het terugdringen van de werkdruk. “Uit eerdere Oeso-cijfers weten we dat Nederlandse leraren bovengemiddeld veel uren maken en vollere klassen hebben, zowel in het basis- als in het voortgezet onderwijs. We moeten naast het salaris de werkdruk aanpakken om meer mensen te verleiden aan dit vak te beginnen en om ervoor te zorgen dat minder mensen afhaken.”
Ook hiermee zullen de problemen in het Nederlands onderwijs niet onmiddellijk zijn opgelost, erkent De Moel. “Gezien de jarenlange verwaarlozing kun je niet verwachten dat dit probleem morgen verdwijnt, maar elke dag niets doen, maakt het probleem groter. Onze kinderen hebben recht op goed onderwijs en dat staat en valt met onze leraren.”