'Mondelinge taalvaardigheden verdienen meer aandacht'
Basisschoolleerlingen in groep acht die op het punt staan naar het voortgezet onderwijs te gaan, bezitten vaak niet het gewenste streefniveau voor mondelinge taalvaardigheden. Hoe alledaags spreken, luisteren en gesprekken voeren ook zijn, op veel basisscholen zijn deze drie expliciete vaardigheden amper in het lesprogramma verankerd.
Dat beeld rijst op uit een representatieve peiling van de Onderwijsinspectie, waaraan 2324 leerlingen uit groep 8 op 121 basisscholen meededen. In het onderzoek, uitgevoerd in schooljaar 2016/2017, is onder meer gekeken naar de zogenoemde referentieniveaus voor spreken, luisteren en gesprekken voeren.
Bij het opstellen van die referentieniveaus in 2008 formuleerde de commissie-Meijerink de ambitie dat 85 procent van de leerlingen aan het eind van de basisschool het fundamentele basisniveau 1F haalt en 65 procent het streefniveau 2F. De inspectie constateert dat het basale niveau 1F ruimschoots wordt gehaald. Maar te weinig leerlingen verlaten de basisschool met het streefniveau 2F: respectievelijk 40, 62 en 49 procent voor luisteren, spreken en gesprekken voeren.
Beau van Erven Dorens
De luistervaardigheden zijn volgens de inspectie licht verslechterd ten opzichte van 2007. Toen werd 71 procent van de vragen correct beantwoord, in 2017 was dat 64 procent. Opvallend is daarbij wel dat het verschil in scores geheel wordt toegeschreven aan één van de twee gebruikte testfragmenten (dat ging over tv-presentator Beau van Erven Dorens). Een duidelijke verklaring hiervoor geeft het rapport niet. De spreekvaardigheden zijn in de tijd niet noemenswaardig veranderd.
Ruim veertig procent van de onderzochte scholen heeft geen doelen vastgelegd voor mondelinge vaardigheden
De verankering van mondelinge vaardigheden in het lesprogramma verdient meer aandacht. Ruim veertig procent van de scholen in het onderzoek heeft erover geen doelen vastgelegd. Een op de vijf scholen noemt de referentieniveaus als basis voor hun leerdoelen. Wat ook meespeelt, is dat mondelinge taalvaardigheden een stuk moeilijker te objectiveren en beoordelen zijn dan andere taalvaardigheden zoals spelling. Overigens is vanzelfsprekend ook de 'taalrijkheid' van de thuisomgeving van invloed op leerlingen.
Niet doelgericht
‘Van spreken, luisteren en gesprekken voeren is op school de hele dag sprake: kinderen praten met elkaar, luisteren naar de leerkracht of stellen een vraag. Lang niet altijd zijn dit echter doelgerichte activiteiten om mondelinge taalvaardigheden te ontwikkelen’, merkt inspecteur-generaal Monique Vogelzang op in het voorwoord van het vandaag gepubliceerde rapport.
‘Een van de mogelijke oorzaken hiervan lijkt de relatieve onbekendheid van de leerdoelen voor mondelinge taalvaardigheid. Het is voor scholen vaak niet duidelijk wat leerlingen moeten kunnen aan het einde van groep 8, hoe je hier als school naartoe werkt en hoe je de vaardigheid van leerlingen, met name op het gebied van spreken en gesprekken voeren, goed kunt beoordelen.’