PO

Thematisch leesonderwijs met het hele team

Leescrisis? Niet op De Akker in Hengelo. De basisschool gooide drie jaar geleden het roer om en koos voor thematisch leesonderwijs. Hierin is ruim aandacht voor voorlezen, vrij lezen en kennisopbouw rondom wereldoriëntatie. “Kinderen vinden lezen weer leuk.”

 

Tekst Bea Ros - redactie Onderwijsblad - - 8 Minuten om te lezen

Herman Engbers IKC De Akker 2

Beeld: Herman Engbers

“Gisteren hebben we een moord opgelost”, frist leerkracht Maarten Adolfsen het geheugen van zijn leerlingen even op. O ja, klinkt het van diverse kanten: ‘Giftige paddenstoelen gegeten!’ Groep 7 van IKC De Akker zit midden in het thema ‘Op leven en dood’. De vier rijken van leven zijn al gepasseerd - schimmels, bacteriën, dieren en planten - en uit de monden van leerlingen rollen moeiteloos woorden als ‘micro-organisme’ en ‘bladgroenkorrels’. En ze weten nog wat die betekenen ook.

Vandaag zoomen ze verder in op schimmels. Met enig afgrijzen bekijken ze een filmpje over rottend fruit, maar leren ze ook dat sommige schimmels best lekker (blauwschimmelkaas) of nuttig (medicijnen) zijn. Er ontspint zich naderhand een levendig gesprek. “Meneer, zitten er ook schimmels in dit lokaal?”

Een kleine drie jaar geleden koos De Akker voor Focus op begrip, een aanpak waarbij leesonderwijs en wereldoriëntatie geïntegreerd worden (zie kader). De school was al langer ontevreden over de begrijpend lezen methode Nieuwsbegrip, vanwege al die losse leestekstjes, en dubde over het apart of juist samen aanbieden van de diverse wereldoriëntatievakken. “Bovendien hadden we slechte resultaten voor begrijpend lezen”, vertelt leerkracht en bovenbouwcoördinator Rian de Brouwer. “We wisten: het roer moet om, want zoals we het nu doen, werkt het niet. Toen we kennismaakten met Focus op begrip, viel alles op de plek.”

Op veel scholen is voorlezen een ondergeschoven kindje

Met begeleiding van Mariëtte Konink van IJsselgroep Educatieve Dienstverlening begon het team stap voor stap aan een metamorfose. Als eerste kwam er dagelijks een half uur voorlezen en een half uur vrij lezen op het programma, voor de groepen 3 tot en met 8. “Op veel scholen is voorlezen een ondergeschoven kindje”, vertelt Debbie Nijhof, leerkracht groep 5 en intern begeleider. “Het is iets wat je even snel tussendoor doet of tijdens het eten en drinken. Wij hebben geleerd om daar echt de tijd voor te nemen en het veel bewuster in te zetten.”  

Annerie Hofstede leest Kinderen van het drijfzand van Efua Traoré voor. Best een pittig boek voor groep 5, met exotische woorden als ‘frangipane’ en ‘python’. Maar dat, zo vertelt Nijhof, is het grote voordeel van voorlezen: je kunt leerlingen in contact brengen met teksten die ze zelf nog niet aankunnen en zo hun woordenschat en verhaalbegrip verrijken.

Na het voorlezen maakt Hofstede samen met de klas een samenvatting. Ze geeft willekeurig beurten - “zo houd je iedereen actief” - en laat leerlingen in één zin iets vertellen over de voorgelezen passage. Hofstede noteert de zinnen op het digibord. Ze verbetert niets, vraagt hooguit door en als kinderen alleen een woord zeggen, vraagt ze: Maak er eens een zin van? “Met zo’n opdracht blijft het verhaal levend”, licht ze naderhand toe. “Bovendien zorg je ervoor dat iedereen meepraat over wat er voorgelezen is.” En veel samen praten over teksten is, zo weten we uit leesonderzoek, een van de pijlers onder effectief leesonderwijs.  

Voorlezen aan de labradoodle

Met het dagelijkse half uur vrij lezen vergroten leerlingen niet alleen hun woordenschat en kennis van de wereld, maar leren ze ook om zich te concentreren op en op te gaan in een langere tekst. Dat was in het begin echt wennen, ook voor de leerkrachten. Een half uur lezen?!, dacht Sjoerd Weijers, leerkracht groep 6. “Dat leek me echt niet te doen voor kinderen. Maar nu zeggen ze vaak: Is het alweer tijd?”

Dit artikel komt uit het Onderwijsblad. Wil jij het blad ontvangen? Word lid!

Denk dus niet te snel: Dit kunnen onze leerlingen niet. Ook niet als je, zoals op de Akker, veel leerlingen hebt met een geringe (Nederlandse) woordenschat. Waar de leerkrachten voorheen leerlingen eerder afremden om te dikke of moeilijke boeken te pakken, zeggen ze nu: Probeer maar. “En als het niet lukt, mag je stoppen en een ander boek zoeken”, zegt Hofstede. “Maar geef hen om te beginnen het gevoel: dit kun je wel.” Nijhof vult aan: “Voordeel is dat ze zo mooiere verhalen lezen dan die avi-boekjes. En als ze dat eenmaal geproefd hebben, willen ze meer en gaan ze lezen leuk vinden.”

Waar het voorleesboek aansluit bij het thema, mogen kinderen tijdens het vrij lezen dus zelf weten welk boek ze kiezen. Doordat de school meedoet aan de ‘Bibliotheek op school’, is er een aantrekkelijke boekencollectie op school. Bovendien helpen biebouders op school leerlingen om een boek uit te kiezen dat past bij hun interesses. Zo krijg je, is de ervaring van het team, kinderen echt aan het lezen.  

Voor kinderen die echt moeite met lezen hebben, bieden luisterboeken of Makkelijk Lezen-boeken (inhoud op eigen niveau maar met eenvoudige taal) uitkomst. Of ze laten hen prentenboeken voorlezen aan kleuters (tutorlezen). En heel soms zetten de leerkrachten de schoolhond in als wapen (kwispellezen). “Dan mag een kind onze labradoodle voorlezen. Die hond vindt alles prima en heeft geen oordeel als het kind fouten maakt. Dat versterkt het zelfvertrouwen.”  

Eigen woordenlijsten maken

In groep 6 stoot een woest uitziende man klanken uit. De klas moet erom lachen. Maar ze raken al snel gefascineerd door het filmpje over hoe oermensen communiceerden. De stembanden van ijsmummie Ötzi en de grottekeningen van Lascaux komen langs als ‘bronnen’ om iets over vroeger te weten te komen. “Bronnen?”, vraagt Weijers. Daar kun je water uit halen, weet een leerling. Of olie, zegt een ander. Maar hoe past dat in het verhaal, vraagt Weijers. Hij kijkt hulpzoekend de klas rond: “We hebben een probleem, we weten niet wat bronnen zijn.”

Niet zelf het antwoord geven, maar kinderen stimuleren dat zelf te vinden, door er samen over te praten. Dus als leraar op je handen zitten en het antwoord uit de groep laten komen, ook als de vraag van leerlingen zelf komt. De eigen inbreng van leerlingen geldt ook voor de woordmuur, die tijdens het werken aan een thema steeds verder groeit. “In het begin volgden we de woorden uit de lesmethode, maar gaandeweg zijn we eigen woordenlijsten gaan maken”, vertelt Weijers.

Aan de klas vraagt hij welke woorden bij het onderdeel ‘Communiceren van oermensen’ horen. Samen komt de klas tot acht kernwoorden, van grottekening tot en met bronnen. In kleine groepjes zoeken ze de betekenis op, noteren die kort op een vel papier samen met een tekening. Na de les lamineert Weijers hun werk en komen ze op de woordmuur te hangen. In de lessen erna kunnen ze er steeds naar teruggrijpen. “Doordat leerlingen zelf actief met die woorden bezig zijn, beklijven de woorden beter en verwerven ze diep tekstbegrip.” Zeker omdat die woorden telkens weer, in wisselende contexten terugkomen.

Het werk wordt er leuker van

Het team gebruikt per bouw (groep 3/4, 5/6 en 7/8) de thema’s uit de wereldoriëntatiemethode Blink, maar zoekt en maakt daar zelf lesmateriaal bij. Per bouw steken ze eens in de drie weken op woensdagmiddag de koppen bij elkaar om leesteksten en filmpjes te verzamelen en opdrachten te bedenken.

In het begin kostte dat veel tijd. Bij elke les moeten ze bijvoorbeeld drie rijke teksten over het thema vinden die bovendien oplopen in moeilijkheidsgraad. Want dat is een belangrijke kern van thematisch leesonderwijs: doordat leerlingen steeds meer kennis opdoen over een thema kunnen ze steeds complexere teksten daarover lezen en worden ze allengs leesvaardiger. “In het begin weet je nog niet hoe je moet zoeken en waar”, vertelt Weijers. “Had je eindelijk een mooie tekst gevonden en kon je geen daarop volgende tekst vinden. Maar op een gegeven moment krijg je er handigheid in.”

Bovendien bouwen ze als team samen een archief op van geschikte teksten en opdrachten. En, nog belangrijker, zien ze wat hun inspanningen opleveren. Vroeger begonnen leerlingen al te zuchten als er begrijpend lezen op het rooster stond, nu werken ze enthousiast aan de thema’s.

Nijhof droomt al over een volgende stap: ook de taal- en spellinglessen integreren in het thematisch werken. “We zijn bezig om kritisch te kijken naar hoe we de leerdoelen van SLO - zoals verwijswoorden, herkennen van de persoonsvorm of oorzaak-gevolgrelaties - kunnen inpassen in onze themalessen. Daar heb je eigenlijk geen aparte taalmethode voor nodig.” De Brouwer vult aan: “Ik had gisteren een taalles over het verschil tussen ‘als’ en ‘dan’ in vergelijkingen. Hoe mooi zou het zijn als je dat kunt uitleggen met een tekst die we toch al gebruiken rondom het thema?”

Er zit groei in het technisch lezen en vooral in begrijpend lezen. En kennis beklijft beter

De teamleden zijn het erover eens: hun werk is leuker en creatiever geworden sinds hun nieuwe aanpak voor leesonderwijs. En niet onbelangrijk: ze zien het ook terug in de leesscores. Er zit groei in het technisch lezen en vooral in begrijpend lezen. En kennis beklijft beter. “Ik gaf laatst een les over slavernij en toen zei een leerling: Ja, dat was ook bij Anton de Kom, he?”, vertelt De Brouwer. “Terwijl die les over De Kom maanden geleden was. Dan word ik heel trots als juf.”

Een van de sleutels tot succes is de verbinding in het team, stelt De Brouwer. “We hebben samen gekozen voor de nieuwe aanpak en zijn er samen voor gegaan. We wisselen heel veel uit en delen voortdurend ideeën en tips. Er is dus niet alleen meer samenhang in onze lessen gekomen, maar ook in ons team.” 

Focus op begrip

Focus op begrip is ontwikkeld door taalspecialisten Anneke Smits en Erna van Koeven (Hogeschool Windesheim) en gebaseerd op hun eerdere boek Rijke taal. In deze aanpak integreer je wereldoriëntatie met het leesonderwijs, vanuit de wetenschap dat tekstbegrip steunt op twee belangrijke pijlers: kennis en woordenschat. Door enkele weken te werken met rijke teksten over een thema doen leerlingen steeds meer kennis en woorden op over dat thema en kunnen ze steeds complexere teksten aan. Focus op begrip is gratis te downloaden via researchgate.net.

AOb-leden ontvangen tien keer per jaar het Onderwijsblad. Blijf je op de hoogte? Word lid!