Lichtpuntjes rond het lerarentekort?
Met de verkiezingen voor de deur strooien politici in debatten, interviews en andere optredens graag met claims, wapenfeiten en andere weetjes. Het Onderwijsblad houdt twee hete hangijzers tegen het licht: de structurele investeringen en het lerarentekort.
Eén claim stak al de kop op voordat de inkt van het regeerakkoord was opgedroogd, najaar 2017. Het huidige kabinet investeert beduidend meer in onderwijs dan het vorige. Dat klopt ook. Maar hoeveel precies structureel? Destijds klonk in ronkende persberichten nog het bedrag van 1,8 miljard. Begin februari kwam D66-lijsttrekker Sigrid Kaag in een interview met het Onderwijsblad uit op twee miljard euro, alleen liet ze daarbij het woord ‘structureel’ weg.
Dat maakt nogal uit, natuurlijk. Veruit de meeste structurele onderwijsinvesteringen van dit kabinet komen voort uit het regeerakkoord van drieënhalf jaar geleden. Waar hebben we het dan zoal over? Extra geld voor onder meer de voor- en vroegschoolse educatie, werkdrukverlichting, salarisverbetering in het primair onderwijs, de kwaliteit van het technisch vmbo, verlaging van het collegegeld voor eerstejaars in het hoger onderwijs. Daarnaast staat er jaarlijks 250 miljoen extra voor toegepast en fundamenteel onderzoek op de onderwijsbegroting. Al met al een pakket van netto zo’n anderhalf miljard aan structurele investeringen in onderwijs & onderzoek.
Eenmalig
In de strijd tegen het lerarentekort, kansenongelijkheid en later de gevolgen van de corona-pandemie trok het kabinet de afgelopen jaren opnieuw de portemonnee. Maar dat nieuwe geld was nagenoeg allemaal eenmalig. Tot twee keer toe toverde Den Haag extra geld uit de hoge hoed om de impact van de coronacrisis op te vangen, 495 miljoen euro in mei en 210 miljoen in november 2020. Een deel daarvan is bedoeld als compensatie voor studenten in het mbo en hoger onderwijs, maar het grootste deel komt - als het goed is - terecht bij de scholen.
Daarnaast was er de 300 miljoen euro die eind 2019 naar het primair en voortgezet onderwijs ging via het najaarsconvenant voor meer ontwikkeltijd en verlaging van de werkdruk. De AOb zette er uiteindelijk geen handtekening onder, omdat er nagenoeg alleen eenmalig geld in zat. Op 16,5 miljoen voor salarisverbetering in het voortgezet speciaal onderwijs na. Voor de aanpak van het lerarentekort in grote steden kwam er 32 miljoen per jaar bij.
Verder zegde het kabinet vorig jaar toe om toekomstige tegenvallers op de begroting door hogere student- en leerlingaantallen voortaan op te zullen vangen. Volgens die ramingen loopt dat bedrag de komende jaren op tot jaarlijks 450 miljoen euro. Als je die die bij de ruim anderhalf miljard optelt, kom je inderdaad uit op een structureel bedrag van twee miljard euro voor onderwijs en onderzoek. Maar eigenlijk is het opvangen van tegenvallers geen echte investering te noemen, het is eerder het voorkomen van een verslechtering.
Corona-herstelprogramma
In wezen geldt dat ook voor het Nationaal Programma Onderwijs ('steunprogramma voor herstel en perspectief'), dat precies een maand voor de verkiezingen is gelanceerd door het demissionaire kabinet. Extra geld bedoeld om de gevolgen van corona voor leerlingen en studenten op te vangen. Opgeteld komt er de komende tweeënhalf jaar eenmalig 8,5 miljard euro extra vrij voor het hele onderwijs. Daarvan is ongeveer 5,8 miljard gericht op het primair en voortgezet onderwijs en 2,7 miljard gaat naar het mbo en het hoger onderwijs. Dat geld gaat niet alleen naar schoolbesturen, maar ook naar gemeenten en naar compensatie voor studenten. Daarnaast zullen instellingen gecompenseerd worden met structureel € 645 miljoen voor de grotere instroom van studenten - de groeistuip in het hoger onderwijs is ook een gevolg van de pandemie.
Hoewel het veelomvattende plan moet op veel punten verder worden uitgewerkt - zo blijft vooralsnog onduidelijk hoe die 5,8 en 2,7 miljard precies zijn opgebouwd - is dit natuurlijk een grote smak (eenmalig) geld. Een deltaplan tegen de impact van de coronacrisis. Tegelijkertijd blijft die andere crisis, het lerarentekort, ook nog altijd zorgwekkend en actueel. Want wie gaat al die extra begeleiding geven? Vandaar dat de AOb ook steeds aandacht vraagt voor 'onderwijs na corona'.
Zo blijkt dat de rijksoverheid tussen 2009 en 2019 ongeveer 1,7 miljard méér heeft geïnvesteerd in het funderend onderwijs, maar dat andere overheden daar juist 1,9 miljard minder aan uitgaven
En bovendien: het geld uit Den Haag is maar een deel van het hele verhaal. Vorig jaar verscheen een rapport van onderzoeksbureau McKinsey, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van onderwijs. Daaruit komt naar voren dat de rijksoverheid tussen 2009 en 2019 ongeveer 1,7 miljard méér heeft geïnvesteerd in het funderend onderwijs, maar dat tegelijkertijd andere overheden daar juist 1,9 miljard minder aan uitgaven. Met name gemeenten hielden de hand op de knip, onder meer omdat ze geld tekort kwamen op de jeugdzorg.
De huidige financiering volstaat voor scholen om te kunnen voldoen aan een minimale basiskwaliteit, zo concludeert McKinsey. Maar voor de politieke ambities, de aanpak van het lerarentekort en de bestrijding van kansenongelijkheid is alleen al in deze twee sectoren tot zo’n 1,5 miljard per jaar méér nodig. Politici die graag fraaie ambities in de mond nemen, weten nu dus ook hoeveel geld ze daarvoor op tafel moeten leggen.
Vruchten
In de nadagen van zijn ministerschap benadrukt onderwijsminister Arie Slob met enige regelmaat dat er lichtpuntjes schitteren in de strijd tegen het lerarentekort. De aanpak van het kabinet begint voorzichtig vruchten af te werpen, betoogde hij in de Tweede Kamer. Om eraan toe te voegen: maar we zijn er natuurlijk nog niet. Dat laatste is natuurlijk feitelijk juist. Maar hoe zit het met die positieve signalen?
Om te beginnen: de landelijke omvang van het lerarentekort is onbekend. Het wordt namelijk niet geregistreerd door het ministerie van onderwijs, ondanks een vurige wens van een meerderheid in de Tweede Kamer. Een aangenomen motie van SP, GroenLinks en de PvdA die Slob twee jaar geleden daartoe opriep, is nog altijd niet uitgevoerd.
Er kan helaas niet de conclusie aan verbonden worden dat het lerarentekort in een half jaar structureel verminderd is, aldus de onderzoekers
Slob verwijst zelf naar hoopgevende signalen uit een aantal grote steden. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere zijn wel cijfers gaan bijhouden. En volgens de recente Trendrapportage arbeidsmarkt leraren van eind vorig jaar zijn de tekorten daar tussen februari en oktober 2020 afgenomen.
Maar daar plaatsen de onderzoekers gelijk een paar belangrijke kanttekeningen bij. ‘Hier kan helaas niet de conclusie aan verbonden worden dat het lerarentekort in een half jaar structureel verminderd is’, schrijven ze. Het ís mogelijk dat er een positief effect uitgaat van de noodplannen die de steden hebben gemaakt om het lerarentekort aan te pakken. Maar twee metingen zijn te weinig om conclusies op te baseren. Wat de onderzoekers wel signaleren, is de invloed van de corona-pandemie. ‘Een belangrijk effect lijkt te wijten aan de coronacrisis. Schoolbesturen melden in gesprekken met OCW dat momenteel minder leraren vertrekken naar een andere school of naar een baan buiten het onderwijs dan voorheen. Als deze mobiliteit nu door corona verminderd is, valt te vrezen dat dit effect tijdelijk is.’
Invloed van coronacrisis
Ook bij de ramingen van de landelijke tekorten geldt de invloed van de coronacrisis. Volgens dezelfde trendrapportage is de onvervulde werkgelegenheid in het primair onderwijs de komende jaren weliswaar naar beneden bijgesteld. In 2025 verwacht het primair onderwijs zo’n 1500 fte aan leraren en directeuren tekort te komen, bovenop het bestaande tekort. Eerder kwam die raming op zo'n drieduizend fte uit. De onderzoekers schrijven die gunstige ontwikkeling onder meer toe aan een toename van het aantal zij-instromers, maar ook aan de verslechterde economische vooruitzichten. Die dempen traditiegetrouw de personeelstekorten in het onderwijs. De onderzoekers zijn uiterst voorzichtig en benadrukken dat het lerarentekort nog altijd oploopt. ‘De afname van de groei van de tekorten ziet er hoopvol uit’, schrijven ze. ‘Echter, het gaat nog steeds om een toename van de tekorten ten opzichte van de huidige situatie. Wat dat betreft is er nog steeds reden voor zorg.’
De afname van de groei van de tekorten ziet er hoopvol uit. Echter, het gaat nog steeds om een toename van de tekorten ten opzichte van de huidige situatie.
Een ander lichtpunt volgens Slob is de toename van de instroom op de pabo’s. En het klopt: die zit de laatste jaren in de lift met steeds zo’n tien procent. Dit collegejaar is de instroom ineens spectaculair gestegen, bleek vorige maand uit nieuwe cijfers: een toename van 32 procent. Maar ook hierbij spelen een aantal corona-factoren een rol. Doordat middelbare scholieren afgelopen jaar geen centraal eindexamen deden en veel minder voor een tussenjaar kozen, is de instroom in het hbo flink gestegen.
Juist de pabo-cijfers geven een vertekend beeld doordat de toelatingseisen tijdelijk zijn versoepeld en de vereiste toets later gemaakt kon worden. Daardoor verwacht de Vereniging Hogescholen dat er alsnog ingestroomde studenten zullen afvallen. Te vroeg om te juichen, en dat geldt ook voor de flinke aanwas van zij-instromers. Grote vraag is en blijft hoeveel nieuwe leraren langdurig voor het onderwijs gevonden zijn, en hoeveel er na een paar jaar - als ook de economie weer aantrekt en de werkdruk zijn tol eist - helaas weer zullen afhaken.
Dit artikel verscheen in het maartnummer van het Onderwijsblad. AOb-leden ontvangen het blad elf keer per jaar in de bus.