Lesgeven op leerpleinen: breek uit de klas
Scholen die het klassikale onderwijs doorbreken en overstappen op groepsoverstijgende units en leerpleinen, zien veel voordelen. Maar bedenk vooraf heel goed waar je aan begint, zeggen ervaringsdeskundigen. Zonder samenwerking, structuur en draagvlak wordt het een fiasco.
Vale strepen op de vloer herinneren aan het debacle. “Hier stond een balie, bemand door leerlingen. De ruimtes eromheen hadden verschillende functies, zoals instructie of zelfstandig werken.” Judith Haak, een van de docenten van het eerste uur die het leerplein-concept van de grond trok in de Haarlemse vmbo-school Sterrencollege, vertelt er gloedvol over. Alle vmbo-sectoren, zoals zorg & welzijn of economie, hadden een eigen plek in het gebouw. Leerlingen werden ingedeeld in basisgroepen, die bij elkaar kwamen op het leerplein. Twee of drie vaste docenten verzorgden alle vakken. Een weekplanner gaf aan welke stof er per vak afgerond moet zijn. “We wilden meer uit de leerlingen halen dan in het klassikale onderwijs gebeurde”, vertelt collega-docent Artur Hollander.
In klein comité timmerden Haak en Hollander aan het concept. Terwijl ze met een paar groepen in een verouderd pand de eerste ervaringen opdeden, verrees een eindje verderop een spiksplinternieuw gebouw. Helemaal ontworpen voor het leerplein-onderwijs, met dank aan het vermaarde architectenbureau Mecanoo en een miljoenenbijdrage van de gemeente. Het leverde het Sterrencollege een landelijke innovatieprijs voor scholenbouw op, maar de leerpleinen zijn dan al weer aan de straat gezet. Alle drie de vmbo-afdelingen waren twee jaar na de feestelijke opening zwak verklaard door de Onderwijsinspectie.
“Er was niet genoeg draagvlak”, blikt Haak terug. “Daar komt het uiteindelijk op neer. We waren in het begin met een klein groepje enthousiastelingen. Veel andere docenten dachten in het begin waarschijnlijk: laat ze maar. Met het nieuwe gebouw kon je er niet meer onderuit. Toen gingen de hakken in het zand. Met name in de bovenbouw werd er vaak gezegd: voor deze jongeren werkt het niet.”
Er was niet genoeg draagvlak. Daar komt het uiteindelijk op neer.
Het Sterrencollege keerde terug naar het klassikale onderwijs. “De vertrouwde busopstelling, homogene groepen en een leraar die zijn vak geeft”, vertelt directeur Wim Huiberts, die in 2014 het roer overnam nadat de vernieuwing al was teruggedraaid. Inmiddels hebben twee afdelingen het basisarrangement terug, de derde staat op de drempel ervan. “Wat ik ervan gehoord heb, zijn de leerpleinen nooit geland. Het waren eilanden zonder verbinding, schooltjes in de school. Er was geen consistente leerlijn tussen onder- en bovenbouw. En er waren ook gewoon te veel prikkels. Ruimtes die met een glaswand waren gescheiden. Leerlingen gingen naar elkaar zitten zwaaien. Leraren stonden voor een onmogelijke taak.”
Wens
Veruit de meeste scholen die het klassikale onderwijs doorbreken, starten vanuit dezelfde wens: meer uit leerlingen halen. In de meeste gevallen borrelen de ideeën op uit het team, vaak in samenspraak met de team- of schoolleiding. In het primair onderwijs geeft bijna een op de tien respondenten aan dat ze al werken met een leerpleinconcept, blijkt uit een enquête van de AOb; 13 procent zegt erover te denken. De enquête laat een opvallend verschil zien met het voortgezet onderwijs: in het basisonderwijs wordt er minder met leerpleinen gewerkt en zijn de ervaringen positiever. In het primair onderwijs zou een meerderheid van de ervaringsdeskundigen het andere scholen aanraden, in het voortgezet onderwijs is dat een minderheid. Toeval of niet: het initiatief op middelbare scholen komt vaker van hogerop dan in het basisonderwijs.
Hoe ‘anders’ het onderwijs wordt vormgeven, verschilt enorm. Tussen de sectoren en tussen scholen onderling. Leerpleinen zijn een containerbegrip. Kenmerkend zijn groeps- of leerjaaroverstijgende vormen van onderwijs in grotere ruimtes of units, gecombineerd met meer individuele begeleiding of extra instructies in kleinere niveaugroepjes. Anders dan op het Sterrencollege, specialiseren leerkrachten in het basisonderwijs zich juist in een vakgebied dat ze op een leerplein aan alle leerlingen geven, zoals rekenen of spelling. Leerkrachten werken per unit samen, liefst aangevuld met een onderwijsassistent of andere ondersteuners voor leerlingbegeleiding.
Andere boeg
De opmars van veelgebezigde termen ‘gepersonaliseerd leren’ en ‘individueel maatwerk’ signaleert waar de schoen wringt. Waren er altijd al veel niveauverschillen in een basisschoolklas, de invoering van passend onderwijs heeft de contrasten versterkt. Er is meer behoefte om te differentiëren, zegt Moniek Slaats, onderbouwcoördinator van basisschool Tijl Uilenspiegel in Deurne. Na vijftig jaar klassikaal onderwijs besloot de school het over een andere boeg te gooien.
Anderhalf jaar geleden zijn ze overgestapt op units voor de onder- en bovenbouw. Leerlingen zitten naar leeftijd in basisgroepen waarin het accent ligt op sociaal-emotionele ontwikkeling. Het onderwijs wordt gegeven op vakgerichte leerpleinen – rekenen, lezen en ontdek de wereld – door een gespecialiseerde leerkracht. Slaats: “Als basisschoolleraar moet je van alles weten en kunnen. Daardoor mis je de focus. Als je je bijvoorbeeld specialiseert in rekenen, dan kun je daar meer verdieping uit halen. Omdat je de leerlijnen goed in beeld hebt, kun je de leerling beter afgestemde leerstof aanbieden.”
Als basisschoolleraar moet je van alles weten en kunnen. Daardoor mis je de focus. Als je je bijvoorbeeld specialiseert in rekenen, dan kun je daar meer verdieping uit halen.
De zorg voor leerlingen wordt in teamverband gedragen. “Er zijn verschillende collega’s die een leerling regelmatig zien”, vertelt bovenbouwcoördinator Mieke Luijten. “Daardoor kun je even met elkaar overleggen als je ergens tegenaan loopt of iets signaleert. Je ziet ook wat een collega anders doet. Daardoor sta je vaker stil bij de vraag: waarom doe ik eigenlijk zoals ik het doe?”
In de school zijn de leerpleinen duidelijk te herkennen. Maatbekers, linialen, foto’s van dagelijkse voorwerpen waarmee leerlingen breuken visualiseren: hier wordt onmiskenbaar gerekend. Hoewel, eigenlijk is ‘plein’ niet het goed woord. “We moeten het nog doen met de lokalen die we hadden”, zegt Luijten. De deuren tussen de lokalen zijn open en in sommige ruimtes zijn aparte hoekjes gemaakt. “Het is nog niet zoals we willen. Maar we hopen dat we snel kunnen verbouwen."
Lerarentekort
Scholen die afstappen van het klassikale onderwijs zijn geen noviteit. Elementen ervan zijn bovendien al zo oud als sommige traditionele vernieuwingsscholen. Maar het afgelopen jaar zijn units en leerpleinen opnieuw in de belangstelling gekomen bij het ministerie van Onderwijs. Daar zien ze ‘anders organiseren’ als een manier om het lerarentekort het hoofd te bieden. In 2017 bracht het Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (Caop) in opdracht van het ministerie in kaart hoe scholen dat in de praktijk aanpakken. Voor het Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs leverde het Caop afgelopen najaar nog een nieuwe rapportage over de personele gevolgen van leerpleinconcepten.
Het lerarentekort vormt voor scholen geen doorslaggevende reden om het traditionele klassysteem open te breken. Scholen die werken met leerpleinconcepten en grotere groepen of units zijn vaak wel flexibeler met hun personele bezetting. “Zo kunnen ze bijvoorbeeld makkelijker tijdelijk een zieke collega opvangen”, aldus Jo Scheeren, een onderzoeker bij het Caop die aan beide verkenningen meewerkte.
Ik hoor nergens dat leerpleinen worden ingevoerd om te bezuinigen. Wat ik wel merk, is dat scholen zoeken naar een manier om meer handen op de groep te krijgen.
Hoewel er geen landelijke cijfers worden bijgehouden, heeft Scheeren wel de indruk dat de belangstelling toeneemt. “De belangrijkste motivatie van scholen komt uit een onderwijskundige visie”, zegt Scheeren. “Ik hoor nergens dat leerpleinen worden ingevoerd om te bezuinigen. Wat ik wel merk, is dat scholen zoeken naar een manier om meer handen op de groep te krijgen. Passend onderwijs wordt geregeld genoemd. Er is behoefte om leerlingen op meer individuele basis te begeleiden.”
Bloei
Het helpt erg als het schoolgebouw het concept letterlijk de ruimte biedt. Maar een leerplein ontstaat niet vanzelf door een paar muren weg te halen. Structuur, leertijd, methodiek en samenwerking vragen niet minder, maar vaak meer aandacht. Pas in de praktijk ervaar je hoe dat uitpakt.
Dok12, in de Amersfoortse vinex-wijk Vathorst, staat te boek als een succesvolle naam in het unit-onderwijs. Van heinde en verre komen teams een kijkje nemen. Ouders kiezen vaak welbewust voor de school. Onder de leerlingen bevinden zich relatief veel ‘zij-instromers’. “Dat zijn vaak kinderen die op een andere school niet tot bloei kwamen”, vertelt schoolleider Desiree Sorgedrager.
Het onderwijskundig fundament is onveranderd sinds de start in 2008. Aan de invulling en uitvoering is gaandeweg wel gesleuteld. Neem het leeshalfuurtje, na de lunchpauze. Alle leerlingen in de hele school lezen in een boek. “Het is een mooie overgang, een rustpunt in de dag”, aldus Sorgedrager. Maar het is om nog een reden ingevlochten in het dagprogramma: de leesresultaten vielen tegen. “Niet alle kinderen krijgen lezen van thuis uit mee, de verschillen zijn groot. Het komt toch ook gewoon neer op kilometers maken.”
Leertijd
Met haar basisarrangement heeft de school de onderwijskwaliteit op orde. Toch was de inspectie een aantal jaren terug kritisch over de effectieve leertijd. Het motto ‘binnen is beginnen’ is daarom ook niet alleen maar bedacht omdat het leuk klinkt. Sorgedrager: “Tijd is echt een ding. Je bent ervan afhankelijk dat je collega de tijd goed in de gaten houdt. Je kan niet even rekken als je dreigt uit te lopen. Iedereen moet zich daarvan bewust zijn.”
Je bent ervan afhankelijk dat je collega de tijd goed in de gaten houdt. Je kan niet even rekken als je dreigt uit te lopen. Iedereen moet zich daarvan bewust zijn.
Voor de bovenbouw heeft de school besloten om alleen nog leerkrachten in te zetten. “Pedagogisch medewerkers van de bso werden onder schooltijd ingezet voor begeleiding van leerlingen tijdens het zelfstandig werken. Dat zijn voor leerlingen al vertrouwde gezichten. Financieel is dat aantrekkelijk voor de organisatie: meer handen op de werkvloer voor hetzelfde geld. In de praktijk bemerkten we echter tekortkomingen op het didactische vlak, waardoor de werkdruk juist weer toenam voor leraren omdat die het toch weer naar zich toe trokken.” Om een goede balans met ondersteuners te creëren, moet de school liefst een bepaalde omvang hebben.
Zo ontdekte het team gaandeweg steeds beter wat werkt, en wat bijgesteld moest worden. Een tijdje terug kwam er een andere school op bezoek, die Dok12 minder vernieuwend vonden dan verwacht. Sorgedrager, verbonden aan de school vanaf het begin en sinds tweeënhalf jaar directeur, glimlacht. “Toen de resultaten tegenvielen, was het wel eens moeilijk. Maar we hebben altijd het doel voor ogen gehouden. Dat doel is niet de meest vernieuwende school te zijn, maar de beste school voor onze leerlingen.”
* De los weergegeven citaten in dit verhaal komen uit een peiling die onderzoeksbureau Regioplan van eind november tot begin december 2018 hield onder AOb-leden.
Dit verhaal verscheen in het Onderwijsblad van januari 2019.