Alle

○◦ Kerstverhaal ◦○ De leraar maakt het verschil

Een teruggetrokken docent wordt tijdens een kerstbijeenkomst onveilig gedrag verweten. Schrijver Asis Aynan verlost hem in een hartverwarmend kerstverhaal.

Tekst Asis Aynan - - 11 Minuten om te lezen

kerstverhaal asis aynan beeld typetank3

Beeld: Typetank

En toen begon het ook nog eens te sneeuwen. Flink. Van dat dons dat zwierig richting de grond wiegt. De straat was koud genoeg om het te laten liggen en al snel vormde zich een wit dek. Hoe lang zou het duren voordat het glanzende wit een vieze donkere brij werd, zoals mijn leven op dit moment was.   

Later was het jaarlijkse kerstfeest. Honderden leraren, roostermakers en managers gingen zich tegoed doen aan de open bar en de gangen amuses die op grote aluminiumschalen voortdurend langs vlogen. Na de hapjes ging het drinken door totdat iedereen op de beats meedeinde. Na het feest ging een deel naar huis, anderen trokken dieper het nachtleven in en affaires vertrokken apart om elkaar op de afgesproken plek te beminnen.    

Op mijn dertigste begon mijn werkzame leven op deze school. Vijfentwintig jaar en verschillende fusies verder waren we de kolossaalste onderwijsinstelling van het land en voelden we ons net zo groots als de gevoerde slogan.

Ik dacht aan een voorstelling die ik jaren geleden alleen bezocht, zoals ik alles in mijn eentje deed, waar het op het podium onophoudelijk sneeuwde. Na vier uur spelen liet de hoofdrolspeler zich met een plof achterover in de synthetische sneeuw vallen. Ik had nog nooit iemand zo langzaam zien vallen. Het personage vertolkte de rol van mensenhater en was in zijn eigen val gelopen. Was ik vandaag ook mijn ondergang tegemoet gegaan?

Coaches en buddy’s  

Ik had ’s ochtends al de zijden kerstdas voor het avondfeest omgeknoopt. De arrenslee op de stropdas stond niet knullig bij het zachtblauwe getailleerde pak, dat ik dankzij mijn regelmatige sporten als gegoten paste. Na mijn espresso en yoghurt met vers fruit liep ik naar het werk waar we later die dag in een van de aula’s met onze afdeling een verbroederingsbijeenkomst zouden hebben.   

Anderhalf jaar geleden was na lange voorbereiding een ander, een nieuw onderwijs ingevoerd. Een decadente wind had alles wat naar les, toets of trimester riekte naar het donkere gat van de geschiedenis geblazen. Een tentamen of een verslag waren verleden tijd. Hoorcolleges en werkgroepen hadden plaatsgemaakt voor dynamische landschappen en vitale krachtvelden. Kennis en kunde waren ingeruild voor onbruikbare termen als reason en reflection.

De docenten, die nu coaches werden genoemd en studenten buddy’s, waren elkaars gelijken. Als een buddy vond dat zijn coach bepaalde vaardigheden ontbeerde, dan moest die binnen een vastgestelde periode aantonen inmiddels competent genoeg te zijn. Zolang de coach zich niet had ontwikkeld, kon zijn buddy niet verder.    

Je bracht vier jaar door op het instituut en was daarna hoogopgeleid. Had je na een opleiding niets geleerd, dan kon de studie je blijkbaar niets bijbrengen; het diploma lag hoe dan ook in het verschiet.     

De leraren (ik ga de oude benamingen gebruiken hoor) die in de frontlinie stonden (zoals ze dat noemen) klaagden voortdurend over de grote veranderingen, meldden zich ziek of namen ontslag. Het management wilde met de bijeenkomst van vandaag, geleid door externen, een sfeer creëren die de zorgen voor het nieuwe onderwijs zou wegnemen. Misschien waren het de donkere dagen, de werkdruk of de oefening die we moesten doen, waardoor het auditorium een heksenketel werd, waar ik niet veel later in werd gekookt.     

Spil van het kwaad

De twee workshopbegeleiders waren net als ik ooit leraar geweest. Aan hun gekapte haar, gladde huid en geklede mode was te zien hoe de winst en het verlies op de jaarrekening van hun workshopbureau was verdeeld.

Voor de oefening, met de naam deep democracy, van start ging werd medegedeeld dat de aula van af nu een safe space was. Het was duidelijk dat de snelle jongens niet begrepen dat een safe space inhield dat er niemand gekrenkt mag worden, maar in plaats daarvan zeiden ze dat alles in alle veiligheid gezegd mocht worden, en na die middag daar in de ruimte achter zou blijven; een soort what happens in Vegas, stays in Vegas.

Eén van de workshopbegeleiders vertelde dat we nú, als was het een startschot in een schaatshal, alles mochten zeggen over het hernieuwde onderwijsprogramma. Wie het met de stelling eens was, schaarde zich letterlijk achter de persoon en diens stelling. Wie het ermee oneens was, ging tegenover de collega staan en formuleerde een diametraal ander standpunt. Was je het er een beetje mee eens, dan ging je er naast staan en poneerde je gedachte. 

De één wilde terug naar de verplichte aanwezigheid van studenten, de herintroductie van het lesboek, het afschaffen van de digitale awards die studenten in plaats van cijfers ontvingen, lokalen moesten weer bedoeld zijn voor lessen en geen ruimtes van nietsdoenerij waar studenten hun tijd doorbrachten om spullen online te bestellen. 

“Ik wil terug naar ons óude onderwijs”, snikte een collega, die stelling was de schep om naar een diepere onvrede te geraken, want daarna volgden de stellingen dat het management weg moest, de student zo goed als dood was, een dagelijkse gratis lunch en de mobiele telefoon was de spil van het kwaad.

Ontevredenheid gesmoord

Terwijl de witte vlokken zich op mijn zwarte pet ophoopten, was het mij inmiddels wel duidelijk dat het management door de zogenaamde verzoeningsmiddag zijn gelijk over het nieuwe onderwijs had gehaald, want dat had meer toekomst dan de onbezonnenheid die er door het docentenkorps was tentoongespreid. Het bezinksel in de vorm van schaamte dat bij iedereen aan het eind van de dag overbleef kon ’s avonds weggevroten en -gezopen worden om na de kerstvakantie verder te gaan waar we gebleven waren. Zo was wel vaker ontevredenheid onder het personeel gesmoord; laat ze hysterisch leeglopen en daarna koninklijk vollopen.

Dit artikel lees je gratis uit het Onderwijsblad. Vaker het blad lezen? Sluit je aan bij de AOb!

Ik wist dus hoe het in zijn werk ging, maar toch had ik mij die middag laten verleiden door een standpunt van een collega, die vond de klim naar een hogere salarisschaal maar een dubieuze tocht. Ik nam stelling tegenover de collega en zei dat dit geen mening was, maar een beschuldiging van vriendjespolitiek. Ik wist dat ik moest stoppen met praten, maar de zindering van mijn lijf was degene die het woord voerde. Iedereen kon groeien, financieel, maar ook geestelijk, het was allemaal een kwestie van hard werken en hard werken wordt altijd beloond.  

De docent die haar ongenoegen over de schalen formuleerde had veel studentcontact. Ik niet. Mijn dienstjaren en gestapelde schalen gaven mij de luxe om ver van het onderwijs te blijven en druk te zijn met projecten. De ene keer duurzaamheid, dan diversiteit en daarna misschien wel weer een keer digitalisering. Ik schaam mij niet om het een comfortabele positie te noemen.

Het is misschien wel het grootste publieke geheim van het onderwijs; hoe minder contact met de leerlingen, hoe beter de schaal én hoe groter het respect. Iedereen die in het onderwijs komt werken, probeert zich zo snel mogelijk andere taken dan onderwijsgeven toe te eigenen.    

Een aantal jaar geleden waren de wanden van de aula door een van Neerlands bekendste kunstenaars beschilderd. In een van de wandtekeningen jaagt iemand van een vervlogen volk met pijl en boog op iets. Dat iets bleek ik te zijn. Ik voelde hoe de pijlpunt zich als volgt in mij zij boorde: “Ik voel me nou dus onveilig als jij dat zegt”, riep iemand vanaf de andere kant van de zaal. Ik verstijfde, maar van binnen kromp ik ineen om de pijn te verzachten.   

Hoe lang ik daar als een pilaar heb gestaan weet ik niet, wel dat de oefening met die belachelijke naam deep democracy om mij heen gewoon doorging, alsof het de normaalste zaak van de wereld was wat er zich zojuist tussen die muren van het vertrek voltrok.    

We are tomorrow, was het enige waar ik aan dacht, de verdomde slogan van onze school. Mijn integriteit was net voor tientallen collega’s te grabbel gegooid en ik dacht aan de reclameleus van onze instelling…

Ze zag dat ik loog

Een paar meeuwen staarden mij vanaf een wit grasveldje aan, terwijl ze ondertussen op de plaats marcheerden. Wat was ik graag zo een vogel geweest. Dan had ik tussen die meeuwen gestaan en vlak voordat de grond bevroor nog een paar regenwurmen naar boven getrappeld om vervolgens naar een nergens te vliegen.

Verdwijnen naar een nergens was wat ik wilde, want nog nooit had iemand tegen mij gezegd dat ik een onveilig persoon was geweest. Ik wist niet eens van wie de woorden afkomstig waren, omdat ik mij niet durfde om te draaien. 

Ik zal nooit weten of ik het daadwerkelijk had gedaan, maar vlak voordat ik net als die meeuwen mee wilde gaan trappelen, riep een stem vragend: Meneer?! 

Natuurlijk herkende ik haar direct. Marjolein stond iets verder in de deuropening van een café een sigaret te roken. Ik denk dat er weinig mooiere plaatjes zijn dan iemand die ’s avonds in het licht van een deuropening rookt als het vriest.

Ze zag dat mijn reactie op zich liet wachten en zei met haar handen in de lucht een beetje ongemakkelijk: Marjolein? Ik zette een lach op en liep zonder afscheid te nemen van de marcherende meeuwen naar haar toe.   

“Wat doe u hier?”   

Ik vertelde een sneeuwwandeling te maken. Ze zag dat ik loog, omdat ik daar niet op gekleed was. “We zijn hier vandaag met heel 1C.” Die zin ontroerde mij. Hoe lang was ze afgestudeerd? Tien, twaalf jaar geleden? Het was nog altijd haar 1C. Ik was destijds hun mentor. “Komt u anders even binnen?” Voor ik kon antwoorden liep ze voor mij uit en hield het deurgordijn voor mij open.

“Wat!” schreeuwde Quilermo als eerste. Een veelkoppig gezelschap draaide vervolgens mijn kant op. “Kijk, meneer is hier”, zei hij verbaasd. Ik zag Sofia en Nadia, net als destijds altijd in de klas, naast elkaar zitten. Jibril had toen een baard en was nu gladgeschoren. Ilmas en Lina waren zo te zien nog steeds een stel. De drie M’s Mandy, Marion en Manny waren alle drie zwanger. De introverte Bilal was aan zijn kleding te zien dat stadium ontgroeid.

Naast hem stonden Beau en Abigail die tijdens de lessen tot vervelens toe hun poederspiegeltje openklapten om te controleren of hun tanden nog net zo wit als zojuist waren. Wat ergerde ik mij aan dat gedrag! Azra leek nog langer dan ze was geweest. Mo en Mo mochten elkaar blijkbaar nog steeds niet, want ze stonden zo ver mogelijk van elkaar af. Halima en Ilma liepen naar me toe en omhelsden mij; de twee waren mij zo te zien nog altijd dankbaar.

Ik kende alle achttien namen nog uit het hoofd.   

Daarna volgde een roes van gesprekken die begon met de wat-doe-je-nu? vraag en ging over in anekdotes over hoe Ilmas en Lina tijdens de introductieweken, die zij hun wittebroodsweken noemden, verliefd op elkaar werden, dat Beau de vloer van de mensa na een avondje stappen onder kotste en hoe ik Ilma tijdens een herkansingstentamen snapte op een oortje onder haar hoofddoek omdat ze veel te hard aanwijzingen kreeg van Halima van buiten de tentamenzaal en ik de fraude niet aan de examencommissie doorgaf. 

Blossen van lachen en geluk

Op een gegeven moment excuseerde ik mij en liep naar het toilet. Ik waste mijn handen. Het koude water liet mijn handen tintelen. In de spiegel zag ik de blossen van lachen en geluk die de oud-1C’ers op mijn wangen hadden laten verschijnen. Ik zag ook een man van een zekere leeftijd, zekere kleur en zekere status, die in deze tijd zonder iets terug te kunnen doen blootgesteld werd aan de emancipatoire grillen van de ander. Ik hoefde daar niet meer over na te denken, want iets veel essentiëlers, groters had zich aangediend.

Ik had voor een leven zonder partner, geen kinderen en een klein groepje vrienden gekozen, omdat ik de volheid ervan niet aan kon. Heel soms werd ik door een knal uit het heelal overvallen dat ik noch levensgezel, noch kroost had. En dan vroeg ik mij af of ik misschien tegen mijn eigen natuur in had moeten handelen? De laatste tijd kon ik steeds slechter antwoord geven op die beklemmende vraag.

Hoe anders was dat voorheen. Ik pareerde dan met gemak die oervraag, want ik was niet gemaakt voor de norm en in het onderwijs vond ik een plek waar ik met hulp van de lesroosters, de leerstof en alle andere regels die bij het onderwijs passen, iemand werd die iets betekende. Maar nu was ik een persoon ver van de linoleumvloer verwijderd, die de functies met bijhorende promoties aaneenreeg.

Ik was slaaf van veel hoofdzondes geworden, terwijl ik net had gezien wie ik echt was; iemand die jaren deel uitmaakte van een klas studenten en in de rest van hun leven meer was dan een herinnering, maar een verhaal dat een plek innam in hun identiteit.

Als ik een vogel was, wist ik waar ik naartoe zou vliegen; terug naar mijn oude vak. Ik liep naar mijn 1C en hoe morgen eruit zou zien, wist ik niet, wel anders dan vandaag. Heel anders.