Kamer wil 'indien nodig' meer tijd voor uitvoering NPO
Scholen moeten meer tijd krijgen om de corona-achterstanden weg te werken als dat nodig blijkt. Twee voorzichtige moties met die strekking heeft de Tweede Kamer vanmiddag aangenomen, precies binnen de speelruimte die onderwijsminister Arie Slob vorige week bood tijdens het debat over het Nationaal Programma Onderwijs.
Veel critici uit onderwijs, wetenschap en politiek wijzen er al een poos op dat twee schooljaren te kort zijn om de 8,5 miljard euro uit het steunprogramma zinvol uit te geven, helemaal in een tijd van oplopende lerarentekorten. Vier jaar wordt gezien als een redelijke periode, een termijn die het ministerie van Onderwijs onder druk van andere ministeries op de valreep losliet.
Tijdens het Tweede Kamer-debat over het primair en voortgezet onderwijs leek vorige week maandag een meerderheid te ontstaan om scholen alsnog meer tijd te geven. Maar Slob dreigde dat hij dan terug zou moeten naar het kabinet en dat alles weer op losse schroeven zou komen te staan. Zoveel onzekerheid voor het onderwijs wilde geen van de partijen op zijn geweten hebben. De minister opperde zijn opvolger voorjaar 2022 bij een tussenbalans te laten bezien of het programma wellicht bijgesteld zou moeten worden.
Ironisch
Een met algemene stemmen aangenomen motie van regeringspartijen D66 en ChristenUnie roept het kabinet nu precies daartoe op: om volgend voorjaar te bekijken of scholen misschien drie jaar de tijd zouden moeten krijgen. Ironisch is dat bij dezelfde stemming vanmiddag ook een motie van het CDA en SGP werd aangenomen om scholen vier jaar te gunnen, ‘als dat tussentijds nodig blijkt’. Die laatste toevoeging achtte CDA-Kamerlid René Peters nodig om een meerderheid te krijgen, zo bekende hij tijdens het debat. Liever had hij de termijn direct opgerekt.
Opmerkelijk is dat de Tweede Kamer ook heeft uitgesproken dat het geld op dezelfde manier over de scholen moet worden verdeeld als bij de werkdrukmiddelen in het primair onderwijs. D66 en PvdA kregen een meerderheid achter hun motie, bedoeld om leraren en schoolleiders meer zeggenschap te geven over de besteding van de miljarden. Uit een AOb-enquête in het primair onderwijs bleek onlangs dat nog altijd een flink deel van de leraren aangeeft dat het bestuur een bepalende rol heeft. Ook bereiken de vakbond signalen dat sommige schoolbesturen een deel van het geld bovenschools afromen.
Meetbare doelen
Een andere D66-motie, om ‘pabostudenten als deel van het Nationaal Programma Onderwijs de mogelijkheid te bieden om als keuzevak of extra-curriculaire activiteit kinderen te tutoren’, werd met algemene stemmen aangenomen. Verder werden twee moties aangenomen van de VVD en CDA om ‘in samenspraak met het onderwijsveld op korte termijn te komen tot heldere meetbare doelen’ voor de inzet van het geld uit het Nationaal Programma Onderwijs en om de Algemene Rekenkamer te vragen na afloop te onderzoeken of de doelen zijn gehaald.
Check ook de NPO-pagina.