Juf, mag ik naar de wc?
Als de closetrollen in de pot verdwijnen en de bril steeds nat is, wordt het tijd voor een duidelijker toiletbeleid in de groep.
Een leerling die ‘Yolo’ in een wc-deur krast, poep op de muur: voormalig leerkracht Marije Molenkamp heeft de toilet-ellende nog helder op het netvlies staan. “Ik had een groep 6 waar ik met moeite grip op kreeg. Regelmatig zat ik aan het einde van mijn energie. Daardoor gaf ik leerlingen ongewild te veel ruimte. Dat zorgde voor allerlei problemen, ook op het toilet. En ik kwam er maar niet achter wie er een bende van maakte.”
Gerotzooi op het toilet, ook Greta Kramer, leerkracht van een van de twee groepen 4 van basisschool Et Buut in Zaandam, heeft het meegemaakt. “Als er één naar de wc moest, dan moesten ze ineens allemaal.”
Wc-eend
Uitkomst in Kramers groep biedt tegenwoordig de wc-eend, een rubberen badeendje op de kast bij haar bureau. Het gebruik is simpel: staat de eend in de decembermaand een rubberen rendier met rode neus op de kast, dan is het toilet vrij. Wie nodig moet, pakt de eend, zet hem op zijn tafel en schrijft zijn naam op een lijst die op dezelfde kast ligt. De groep weet dan dat het toilet bezet is.
“De namenlijst hebben mijn collega van de andere groep 4 en ik ingesteld omdat de wc’s steeds vies waren. Kinderen controleren vooraf of het toilet schoon is. Is het er vies, dan betekent dat dat de vorige gebruiker bijvoorbeeld heeft vergeten door te trekken of een papieren handdoekje op de grond heeft laten vallen.” Groter dan dat zijn de problemen sinds de invoering van deze afspraken niet. “Op de muren wordt niet meer geschreven.”
“Als er één naar de wc moest, dan moesten ze ineens allemaal”, zegt leerkracht Greta Kramer
Ontvluchten
Ongewenst wc-gedrag is volgens Lisa Jansen, leerkracht op een kleine basisschool in Zuid-Limburg, vooral het gevolg van de behoefte van kinderen om aan de les te ontvluchten. “Mijn ervaring is dat kinderen soms gewoon een pauze nodig hebben van hun werk. En dat zijn echt niet alleen de leerlingen met concentratieproblemen of kinderen die de stof niet aankunnen. Als een gang naar het toilet het enige ommetje is dat ze mogen maken, dan wordt plassen als excuus aangegrepen.”
Op haar eigen school, een dorpsschool met slechts één onderbouw- en één bovenbouwgroep, wordt het probleem ondervangen met het lesprogramma. Instructie- en zelfstandig werk-momenten vinden in verschillende lokalen plaats. Bij wisseling van die momenten lopen de kinderen van het ene naar het andere lokaal. En dat scheelt volgens Jansen onnodig wc-verkeer.
Verder hanteert ze liever zo min mogelijk regels. De kleuters mogen gaan wanneer ze moeten.
Daarbij draaien ze een kaartje van de groene kant om naar de rode kant, zodat iedereen kan zien dat het toilet bezet is. Vanaf groep 4 geldt de afspraak dat kinderen alleen gaan als ze echt moeten. Jansen: “Op een andere school waar ik heb gewerkt, bedacht een collega dat kinderen maar twee keer per dag naar het toilet mochten. Ieder kind had daarvoor twee wc-briefjes per dag te besteden. Vervolgens maakten ook de kinderen die normaal gesproken buiten de pauzes om niet naar de wc gingen er een sport van om die briefjes op te maken.”
Als een gang naar het toilet het enige ommetje is dat ze mogen maken, dan wordt plassen als excuus aangegrepen.
Aansturen
Een uitgekiend systeem met allerhande regels en afspraken is inderdaad geen garantie voor een probleemloze toiletgang, meent ook Molenkamp. Als leerkrachtcoach en trainer voor haar bureau Wenk heeft ze inmiddels in genoeg klassen meegekeken om te weten dat de staat van het toilet samenhangt met hoe de leerkracht de groep aanstuurt. “Kijk maar eens wat er gebeurt als er een invaller voor de groep staat die de afspraken nog onvoldoende kent. Het eerste wat leerlingen doen is rondhangen op het toilet”, vertelt ze. “Leerkrachten van wie kinderen het idee hebben dat ze ogen in hun rug hebben, hebben het minste last van wc-problemen. Zij vragen: ‘Wat ga je doen? Naar de wc? Dat kan niet, want er zit al iemand op de wc.’ Als ze vermoeden dat er meerdere kinderen bij de wc’s zijn, stappen ze hun lokaal uit, en spreken leerlingen aan op hun gedrag. ‘Wat doe je bij de wc? Jij hoort daar niet te zijn. Kom maar weer terug.’ Het is simpel: leerlingen die weten dat ze op hun falie krijgen als het wordt ontdekt, doen het gewoon niet.”
Leerkrachten van wie kinderen het idee hebben dat ze ogen in hun rug hebben, hebben het minste last van wc-problemen.
Door middel van coaching on the job laat Molenkamp leerkrachten ervaren hoe dat werkt. Ze staat naast de leerkracht voor de groep en legt de les soms stil om te laten zien wat er gebeurt en om aanwijzingen te geven voor een andere aanpak. “Dat doe ik ook als ik zie dat er wel erg veel leerlingen naar de wc gaan. ‘Let op, er gaat weer een naar de wc’, zeg ik dan. En vaak zegt een leerkracht dan: ‘Ja, maar ze moeten naar de wc.’
Controle
Als je even meeloopt kun je laten merken dat je het doorhebt als een kind helemaal niet naar de wc moet. “De lol is er dan snel vanaf”, zegt Molenkamp. “Het is een simpele en doeltreffende manier om de controle terug te pakken in de groep: laten merken dat je alles ziet.”
Een systeem zoals de wc-eend helpt vervolgens om afspraken over wanneer leerlingen mogen gaan en hoeveel leerlingen per keer, inzichtelijk te maken. “Helemaal effectief is het wanneer kinderen de eend van jouw tafel moeten pakken, zodat je oogcontact met ze kunt maken en bij twijfel kunt vragen of een kind daadwerkelijk moet. Heb je als leerkracht de touwtjes goed in handen, dan is jou teleurstellen het laatste wat een leerling wil.”
Dit artikel komt uit het Onderwijsblad. Het tijdschrift van de Algemene Onderwijsbond dat alle leden maandelijks ontvangen. Wil jij lid worden? Meer informatie vind je via deze link.