Jasper Rijpma wil dat leraren zelf het onderwijs verbeteren
Geschiedenisleraar Jasper Rijpma sleepte afgelopen voorjaar, met anderen, 300 miljoen euro binnen voor het onderwijs, uit de pot van het Nationaal Groeifonds. Wat dit geld teweegbrengt maakt hij mogelijk zelf niet meer mee. “Dit project mag niet het zoveelste dingetje uit Den Haag worden.”
Vijf dagen voor de afspraak stuurt Jasper Rijpma een appje: “Ik merk dat ik wat kriebels krijg bij het idee van het interview en dan vooral bij de gedachte om in de publiciteit te komen met mijn ziekte.” Op de vraag waar hij bang voor is, antwoordt hij: “Twee dingen denk ik. Ik wil er absoluut niet mee te koop lopen dat ik ziek ben. En ik wil ook niet dat Ontwikkelkracht te sterk wordt gekoppeld aan dat ik er straks wellicht niet meer ben.”
Dit voorjaar stipt Rijpma voor het eerst zijn gezondheidssituatie aan in een podcast met onderwijscollega Jan van de Ven. Het is vlak nadat ruim 300 miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds is toegekend aan Ontwikkelkracht, Rijpma’s idee om leraren samen en op basis van onderzoek aan onderwijsverbetering te laten werken. Het Nationaal Groeifonds is een initiatief van kabinet Rutte IV dat 20 miljard euro investeert in het ‘duurzaam verdienvermogen van Nederland’. Rijpma heeft ongeveer anderhalf jaar aan zijn plannen gewerkt en een imposante lijst*Met onder andere het Leraren Ontwikkelfonds (LOF), NRO, Education Lab, Groeikracht, OCW, CAOP, Stichting Leerkracht en Meesters met Dromen bedacht Jasper Rijpma vier doelen voor het Ontwikkelkrachtgeld: 1. Op elke school een kennis(deel)cultuur ontwikkelen. 2. Leidraden van het Nationaal Regieorgaan Onderwijs (NRO) over wat werkt in de klas. Geïnspireerd op de guidance reports uit Engeland. 3. Education Lab, het werkterrein van hoogleraar onderwijssystemen Inge de Wolf, waar onderzoekers met leraren en schoolleiders antwoorden zoeken op onderwijskundige vragen. 4. Het vormen van een aantal opleidings- en ontwikkelscholen, geïnspireerd door de Engelse researchschools. partners aan Ontwikkelkracht weten te verbinden (zie kader).
In de podcast noemt Van de Ven hem gekscherend ‘de man van 300 miljoen’. Maar de presentator weet ook van de schaduw over Rijpma’s leven die begon in de vorm van een melanoom dat ongeveer twee jaar geleden in zijn hals werd gevonden. De tumor werd verwijderd, maar behandelingen stopten de uitzaaiingen niet. Sinds dik een jaar leeft Rijpma ‘van verlenging naar verlenging’ zoals hij dat zelf zegt. Elke drie maanden een scan. En medicijnen die de kanker remmen, maar niet genezen.
Prikkels
Tijdens ons gesprek in de bloemrijke tuin van zijn benedenwoning in Amsterdam-Oost schraapt hij geregeld zijn keel. Of dat hem zorgen baart? “Dat is lastig, ja. Bij ieder hoestje denk ik: oh shit.”
Het interview is ochtends, wanneer Rijpma de meeste energie heeft. “Met mijn medicijnen valt heel goed te leven. Ik voel me goed. Alleen heb ik naarmate de dag vordert meer last van vermoeidheid en kan ik prikkels minder goed verwerken.” Rijpma vertelt over het bizarre schooljaar 2020-2021 waarin hij ziek werd, ‘gewoon’ lesgaf en startte met Ontwikkelkracht. “Ik heb lesgegeven vanuit het ziekenhuis, terwijl ik aan het infuus lag en op weg naar het ziekenhuis. Echt waar, haha. Het was natuurlijk afstandsonderwijs, door corona. Maar nul uitval, dat is achteraf wel gestoord.”
Wanneer rond de meivakantie van 2021 duidelijk wordt dat behandelingen niet aanslaan, stopt hij met het werken op school. “Volledige verantwoordelijkheid nemen voor een klas lukte niet meer. Ik heb me gericht op gezond leven. Keihard sporten, eiwitten eten, veel slapen.” Deze stap deed ook de wil groeien om op een andere manier impact te maken, via Ontwikkelkracht. “Ik vond het lastig om met die situatie om te gaan, van officieel ziek zijn en hoe verhoud ik me dan tot mijn professionele zelf, tot het leraarschap?”
Dit artikel komt uit het Onderwijsblad van september. Wil je op de hoogte blijven van alles wat er in het onderwijs speelt? Word lid van de AOb en ontvang elke maand het Onderwijsblad.
CHECK ALLE VOORDELEN VAN HET LIDMAATSCHAP
Rijpma besloot overigens dit schooljaar weer voor de klas te gaan. Het is een uitzondering op het ‘geen langere termijnplannen maken’. Met zijn werkgever, het Hyperion Lyceum in Amsterdam, is een constructie bedacht en bij het ter perse gaan van het Onderwijsblad geeft hij als het goed is weer geregeld geschiedenislessen. “Officieel zijn de uren van een collega. Ik word niet meegenomen in de formatie.” Ook oudercontact, toetsen en de lessen in de middag doet zijn collega: “Eigenlijk ben ik weer terug bij af, als een soort stagiair.”
Waar een ander wellicht de werkdeur permanent zou dichttrekken, glimlacht Rijpma breed bij het idee. “Ik bén leraar. Dat is inmiddels een deel van mijn identiteit. Natuurlijk ben ik ook vader, en surfer. Maar het lesgeven, de gesprekken met de leerlingen over de wereld om ons heen, dat blijft fantastisch.”
Jeugdzorg
Rijpma’s weg richting het docentschap is niet doorsnee. Het ontstond vanuit liefde voor geschiedenis, maar ook vanuit een lastige jeugd. “Denk aan foute vrienden, hangen op straat en in de verkeerde lade van bureau Jeugdzorg belanden.” De reguliere opvang kent ook destijds ruimtegebrek, waardoor op een uithuisplaatsing de jeugdgevangenis volgt. Rijpma verblijft er als puber 2,5 jaar. Deze ervaring verandert zijn blik op middelbare scholieren. “Als leraar bereik je degenen die graag opletten wel. Maar hoe krijg je de jongen mee die eigenlijk helemaal geen affiniteit meer heeft met school?”
De weg van de minste weerstand is dat je die leerling isoleert, weet Rijpma. “Je hoort geregeld: ‘Ik heb er nog 28. Als ik al mijn aandacht aan Pietje geef…’ En dat is ook legitiem hè, want werkdruk, enzovoorts. Maar het is ook een van de redenen waarom ik destijds mijn school niet heb afgemaakt. Hoe krijg je als gewone leraar zicht op de Jaspers van vijftien? Die vraag fascineert me.”
Hij beschrijft zichzelf als ambitieus, maar niet op de klassieke manier. “Ambitie wordt soms verkeerd uitgelegd: als hogerop komen. Maar wat is dat? Ik heb bijvoorbeeld nooit de wens gehad om schoolleider te worden, bestuurder en dan bij de VO-raad. Maar ik wil wel heel graag een veelzijdig en interessant beroep uitoefenen. Een deel daarvan, de kern, blijft lesgeven. En een deel daarvan is mezelf professioneel ontwikkelen.” En dan komt Ontwikkelkracht weer om de hoek. Want het geld uit het Nationaal Groeifonds moet daarvoor ruimte bieden, voor veel meer onderwijscollega’s.
Een voorbeeld. Op Rijpma’s school worden de mens- en maatschappijvakken samengevoegd: dat zijn, aardrijkskunde, geschiedenis, economie en burgerschapsvorming. “De verleiding is groot om dan het wiel opnieuw uit te vinden. Om te denken: dat wat wij gaan doen is zo uniek, dat moet from scratch. Maar het bespaart veel pijn om te verkennen wat op andere scholen gebeurt en te kijken wat de wetenschap erover te zeggen heeft.”
Hoe bedoel je pijn?
“Pijn in die zin dat leraren in de weekenden, ‘s avonds en in vakanties dat werk zitten te doen. Of dat ze iets uitproberen in de les om er vervolgens achter te komen dat het niet werkt. Terwijl je dat van te voren had kunnen weten.” Rijpma klopte aan bij een school die dezelfde keuzes maakte met de vraag of zij materialen en kennis wilden delen. “En toen zeiden ze ‘nee’.”
Huh?
“Ja, jij zegt huh, maar er valt nog zoveel te leren tussen scholen.”
Waarom zeiden ze ‘nee’?
“Dat is een interessante vraag. Het zal ongetwijfeld met werkdruk te maken hebben. Maar dan vul ik het in. Ze mailden gewoon terug: we hebben het besproken met de sectie en we gaan het niet doen. Ontwikkelkracht wil juist die kennisdeling aanjagen. Maar het mag niet het zoveelste dingetje uit Den Haag worden. Het kan alleen gaan vliegen als leraren zeggen: dit is van ons. Dit móet bottum-up. Het zijn middelen voor leraren, voor schoolleiders, voor het klaslokaal. Ontwikkelkracht wil jou en je hele team faciliteren, je een netwerk bieden. Dat wil ik wel van de daken schreeuwen.”
Rijpma vervolgt: “Hoe vaak ik wel niet heb meegemaakt dat een collega aan het eind van het jaar zegt: ja, maar wat we hier doen werkt ook niet. Veel leraren weten precies waar het knelt: waarom iets wel of niet goed gaat bij bepaalde leerlingen. Alleen ontbreekt op veel scholen een verbetercultuur. Het systeem is zo dat docenten niet de tijd en positie hebben om het onderwijs te verbeteren.”
Het gros van het Ontwikkelkrachtgeld gaat naar leraren vrij roosteren voor onderwijsontwikkeling. Is dat wel realistisch ten tijde van een lerarentekort?
“Op langere termijn kan Ontwikkelkracht een deel van de oplossing zijn. Het leraarschap is te lang een einzelgänger-beroep geweest. De manier van werken zoals we die voorstaan, betekent dat leraren veel meer samen doen. Ik geloof dat dat uiteindelijk helpt om uitval te voorkomen en het beroep aantrekkelijker te maken.”
En jouw rol?
“Als mij de tijd en energie wordt gegund wil ik de politiek oproepen om de klassen kleiner te maken en de normjaartaak omlaag te brengen. Nu wordt te vaak kostbare onderwijstijd verspild, omdat je niet alle leerlingen bereikt. En lessen kunnen naar een hoger niveau. Ontwikkelkracht biedt tools - in de vorm van tijd, vaardigheden en een netwerk - om precies dat voor elkaar te krijgen.”
Meer weten of meedoen met Ontwikkelkracht? Meld je aan bij de LinkedIn-groep